Nederlands: Het masker wordt Kouroubla genoemd, de inheemse naam 'Kouroubla joug' betekent 'kop van Kouroubla', 'gbon joug' is 'kop van een hond'. Het masker wordt door het Kouroubla-genootschap gebruikt bij het opsporen en vervolgen van heksen. Kouroubla-genootschappen komen voor bij de volgende groepen: leerbewerkers (dijéli), smeden (founoug), edelsmeden (fabélé) en houtsnijders (koulibélé). Deze genootschappen zijn zeer oud en gevreesd, met name degene die het masker draagt. Hij gaat er in de nacht van donderdag op vrijdag op uit en houdt heksen aan die men dan kan horen schreeuwen en om vergiffenis vragen als ze niet publiekelijk hun geheimen onthuld willen zien.

De Kouroubla maskerdrager gaat er eveneens op uit bij de begrafenis van een notabele, die lid was van het genootschap. Bij deze gelegenheid zou er vuur uit zijn bek komen.

Bij de smeden en goudsmeden wordt de Kouroubla maskerdrager vergezeld van een andere gemaskerde figuur, voorstellende een zwarte panter (yébligé) die de eerste moet beschermen bij zijn heksenjacht en die in het bezit is van andere medicamenten en in elke hand een zweepje heeft.

De Kouroubla heeft geen horens en wordt tevens gebruikt in het kader van het Poro-genootschap tijdens de slotrituelen. Bij deze gelegenheid is de maskerdrager voorzien van een trom en een grote 'mantel' van vezels. Ter versterking van zijn bovennatuurlijke macht worden op het masker, bij de neuswortel en op de top, kleine hertenhorentjes met bepaalde substantie, veren van een speciale vogelsoort en stekels van het stekelvarken gestoken.

Het zien van Kouroubla maskers kan voor vrouwen en niet geïnitieerde fatale gevolgen hebben, zoals eveneens het zien van andere maskers uit deze categorie het geval is.

Het houten dubbelmasker stelt volgens Fagg vermoedelijk een hyena voor (1958: pl. 105). De naam vuurspuwer is ontleend aan het feit dat er tondel in de bek van het masker gebrand wordt, soms ook in het 'vuurpotje' boven op de schedel. Op dit exemplaar zijn echter geen brandsporen aangetroffen.