Naar inhoud springen

Klemens Delbrück

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Clemens von Delbruck)
Klemens Delbrück

Klemens (of Clemens) Gottlieb Ernst (sinds 1916 von) Delbrück (Halle (Saale), 19 januari 1856 - Jena, 17 december 1921) was een Duits jurist en staatsman.

Hij studeerde rechten in Halle en Berlijn en maakte vervolgens snel carrière in Pruisische overheidsdienst. Hij werd in 1892 Regierungsrat in het Regierungsbezirk Danzig en was van 1896 tot 1902 burgemeester van de stad Danzig. Dit ambt verruilde hij in 1902 voor dat van eerste president van de provincie West-Pruisen.

In 1905 werd hij Pruisisch minister van Handel en Nijverheid en vervolgens in 1909 secretaris-generaal (staatssecretaris) van Binnenlandse Zaken van het Duitse Keizerrijk en vicekanselier. Hij organiseerde de Duitse oorlogseconomie in het begin van de Eerste Wereldoorlog en was in de regering van rijkskanselier Bethmann Hollweg de feitelijke leider van de Duitse binnenlandse politiek. Hij was van 1914 tot 1916 tevens vicepremier van Pruisen. Zijn aftreden als minister in 1916 leidde tot een kabinetswijziging.

In oktober en november 1918 was hij hoofd van de civiele kamer en in laatstgenoemde maand medeoprichter van de Deutschnationale Volkspartei. Hij was in 1919 lid van de Nationale Vergadering te Weimar en in 1920 lid van de Rijksdag. Hij stierf in 1921 op 65-jarige leeftijd.

Voorganger:
Karl Adolf von Baumbach
Burgemeester van Danzig
1896-1902
Opvolger:
Heinrich Otto Ehlers
Voorganger:
Gustav Heinrich Konrad von Goßler
Eerste president van West-Pruisen
1902-1905
Opvolger:
Ernst Ludwig von Jagow
Voorganger:
Theodor Möller
Minister van Handel van Pruisen
1905-1909
Opvolger:
Reinhold von Sydow
Voorganger:
Theobald von Bethmann Hollweg
Secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken
Regering-Bethmann Hollweg
1909-1916
Opvolger:
Karl Helfferich
Voorganger:
Theobald von Bethmann Hollweg
Vicekanselier
1909-1916
Opvolger:
Karl Helfferich
Voorganger:
Theobald von Bethmann Hollweg
Vicepremier van Pruisen
1914-1916
Opvolger:
Paul von Breitenbach