Neeltgen Andries

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Neeltje Andries)
De opmaak van dit artikel is nog niet in overeenstemming met de conventies van Wikipedia. Mogelijk is ook de spelling of het taalgebruik niet in orde. Men wordt uitgenodigd deze pagina aan te passen.
Opgegeven reden: Opmaak bronnensectie nog niet in orde en de tekst spreekt vaak over Neeltje ipv Andries

Gedenktegel op de Grote markt van Schiedam voor Neeltje Andries en Marytje Arendsdr.

Neeltgen Andries (1527- Schiedam, 1603) wordt in 1587 en 1591 verdacht van toverij. In 1587 gaat Neeltgen Andries voor het eerst ter purge bij het stadsbestuur van Schiedam. Ze wordt door stadsgenoten beschuldigd van toverij. In 1591 gaat Neeltgen Andries opnieuw ter purge maar nu bij het Hof van Holland in Den Haag. De geruchten van toverij zijn zo hardnekkig, dat dit de enige kans voor Neeltgen is om haar onschuld te bewijzen en de doodstraf te ontlopen. Neeltgen Andries zal ruim 2,5 jaar gevangen zitten in de voorhove van het Hof van Holland, ook wel bekend als de Gevangenpoort. In 1593 wordt Neeltgen Andries door de Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland vrijgesproken.

Deze uitspraak van de Hoge Raad is van belang geweest bij het ontstaan van nieuwe jurisprudentie in Holland met betrekking tot het verkrijgen van bekentenissen in toverijprocessen. Tijdens (toverij)processen werd, als de verdachte niet bekende, gebruik gemaakt van de pijnbank en andere marteltechnieken. Dit omdat er zonder bekentenis juridisch gezien geen doodstraf uitgevoerd kon worden. In de periode van de procedure van Neeltgen kwam er een omslag in de denkwijze bij Hollandse rechtbanken over de bekentenissen en de inhoud van deze bekentenissen, en of deze bekentenissen tot de doodstraf mochten leiden.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Neeltgen Andries wordt rond 1537 geboren. Niet in Schiedam, maar ze zal hier wel een groot deel van haar leven wonen. Ze trouwt met Maerten Pouwels. Maerten Pouwels is stuurman maar zal later de overstap maken naar het beroep van houtkoper. Neeltgen Andries en Maerten Pouwels woonden aan de Lange Haven in Schiedam.

Neeltgen Andries en Maerten Pouwels waren poorters, een positie die extra privileges met zich meebrengt. Uit de giftboeken in het Gemeentearchief van Schiedam blijkt dat Neeltgen Andries en Maerten Pouwels welvarend zijn. Maerten Pouwels laat tussen 1567 en 1570 een aantal huizen bouwen en verkoopt deze. Maerten Pouwels is mede-eigenaar van een haringschip en hij staat garant voor de koop van verschillende andere schepen. In 1578 vinden we voor het eerst het beroep houtkoper achter zijn naam. Ook Neeltgen Andries is houtkoopster. In getuigenissen in het toverijproces van 1591 wordt regelmatig omschreven hoe het Neeltgen Andries een lading hout in ontvangst neemt of verkoopt.

De toverijprocessen[bewerken | brontekst bewerken]

In 1587 werd Neeltgen Andries verdacht van het ziek toveren van een buurmeisje. En was er het hardnekkige gerucht dat ze een miskraam/vroeggeboorte bij Maartgen Queps had veroorzaakt. Ook zou ze het schip van kapitein Willem Dircksz. hebben laten zinken. Hij had haar niet mee willen nemen in zijn kar, waarop Neeltgen Andries boos is geworden en heeft geroepen:

t zal d'r u naar vergaan.

Op 18 oktober 1587 is er een verklaring opgenomen in het certificatieboek van de baljuw en de schepenen[1] op verzoek van Neeltgen Andries. Drie vrouwen, Syburch Reyersdr. Tryntgen Aelbrechsdr en het nichtje van Neeltgen Andries, Neeltgen Ariensdr. verklaren dat er een gerucht is dat Neeltgen de kleindochter van Rochus Vriezen gekweld zou hebben. Het meisje is erg ziek en zegt dat het de schuld van Neeltgen is, alhoewel ze de persoon die haar betoverd zou hebben niet heeft gezien. De moeder van het zieke meisje zegt dat ze haar dochter eigenlijk net geloofd, want Neeltgen Andries is helemaal niet in de buurt geweest, maar haar dochter houdt voet bij stuk. In de verklaring is ook nog te lezen dat de moeder aangeeft dat haar dochter rare dingen heeft opgebraakt, waaronder twee messen. In de 16e eeuw wordt het braken van lichaamsvreemde voorwerpen gezien als een teken dat de ziekte door toverij werd veroorzaakt.

Op 26 oktober 1587 wordt er door een stadsomroeper op de markt in Schiedam met klokgelui een bericht voorgelezen opgesteld door de schout:

"De burgemeesters, schepenen en rade. Het stadsbestuur heeft gemerkt dat ongoddelijke afgoderij van toverijen of dergelijke duivelrije opnieuw in Schiedam begint op te laaien."[2]

Vrijspraak[bewerken | brontekst bewerken]

Neeltgen Andries vraagt het stadsbestuur om de roddels en achterklap te onderzoeken aangezien deze erg slecht zijn voor haar houthandel. Er worden getuigen gehoord door het stadsbestuur zowel in het bijzijn van Neeltgen Andries, maar ook zonder dat Neeltgen Andries erbij is. Het stadsbestuur komt tot de conclusie dat de getuigen die door hen zijn opgeroepen de aanklacht niet willen herhalen voor de schepenbank en dat ook niemand weet heeft van het feit dat Neeltgen Andries een toveres zou zijn. Er is dus geen bewijs en het stadsbestuur geeft aan dat Neeltgen Andries niets te maken heeft met toverij en dat dit toch echt roddels, straatmare en achterklap is. De poging van Neeltgen Andries om ter purge te gaan is geslaagd. Maar helaas is het geen garantie om niet opnieuw verdacht te worden van toverij.

Nieuwe beschuldigingen[bewerken | brontekst bewerken]

In februari 1591 leggen verschillende hooggeplaatste mensen uit Schiedam verklaringen af ten behoeve van Neeltgen Andries. Er is een gerucht dat Neeltgen Andries, Maritgen Queps heeft betoverd en dat Maritgen van twee schone kinderen was bevallen. Later in het proces is er een andere verklaring waarin Neeltgen Andries boos achter Maritgen is aangerend, omdat Maritgen roddels zou verspreiden over Neeltgen Andries. Maritgen Queps zou zwanger geweest zijn en door alle stress een week na de “aanval” van Neeltgen Andries een miskraam gehad hebben.[1]

Ook zijn er in hetzelfde tijdsbestek verklaringen te vinden ten behoeve van Marytje Arendsdr. Op het moment dat de verklaringen worden afgegeven zijn Neeltgen Andries en Marytje Arendsdr. niet meer in Schiedam, maar zitten zij al opgesloten in de Gevangenpoort in Den Haag. Ze zijn begin januari ter purge gegaan bij het Hof van Holland in Den Haag. Vlak nadat Neeltgen Andries vertrokken is uit Schiedam worden er andere mensen opgepakt op verdenking van toverij, zoals Dieuwer Deckers.

Getuigen geven aan dat er gruwelijke spokerij was geweest en dat deze spokerij was gestopt zodra Neeltgen Andries en Marytje Arendsdr. naar Den Haag waren gegaan. Verder zou Neeltgen Andries in een kamer hebben geplast van een van haar buren, waar ze ook huisraad had vernield en een schoteltje met suiker had ontvreemd. Ook had zij met de andere verdachte vrouwen gedanst op het Broertjesveld samen met duivels in mensengedaante. Tevens hebben de vrouwen op de kermis gedanst en gezongen. Neeltgen Andries is ook gezien door een getuige terwijl zij in het licht van de volle maan in een houtvoorraad aan het kijken was.

De burgemeester en schepenen nemen de ontstane situatie in Schiedam erg serieus en op 5 januari vertrekt er iemand naar Den Haag om advies in te winnen bij rechtsgeleerden van het Hof van Holland “ op ’t stuck van toverije”, zo valt te lezen in het register van certificatien en akten in het gemeentearchief Schiedam.[2]

Neeltgen Andries en Marytje Arendsdr. mogen hun purgezaak niet in vrijheid afwachten. Ongeveer een week later is er te lezen dat het ingewonnen advies uit Den Haag opgevolgd zal worden voor alle zaken van mensen die op dit moment gevangen zitten in Schiedam op verdenking van toverij. Daarnaast wordt gesteld dat “ de officier deser stede sal waernemen ende achtervolgen de rechtsvorderingen in ’t cort van de mandementen van purge bij Neeltgen Maerten Pouwels voor den Hove van Holland geimpetreert”.[2]

Op 28 maart wordt in Schiedam Anna Hondert Theunen gearresteerd op verdenking van toverij. Ze zou onder andere Marytje Arendsdr. geassisteerd hebben en samen hebben getoverd. Anna Hondert Theunen is al op hoge leeftijd als zij wordt gearresteerd. In april wordt zij van Schiedam naar Den Haag gestuurd om te getuigen in de purgezaak van Neeltgen Andries en Marytje Arendsdr. Op 4 mei vertrekt de baljuw van Schiedam naar de hofstad om een kopie van haar bekentenis op te halen ten bate van de processen in zijn eigen stad.

Naast Anna Hondert Theunen worden ook Anna Claasdr en Bay Buyes gearresteerd.

Op 24 februari 1592 is er een uitspraak van het Hof van Holland. Neeltgen Andries zit dan al ruim een jaar vrijwillig opgesloten. Het Hof van Holland is niet overtuigd van haar onschuld, ondanks de vele verklaringen van hooggeplaatste Schiedammers zoals een weesmeester en een oud-burgemeester, en zet de purge zaak om in een strafzaak. Dit houdt in dat Neeltgen Andries gemarteld mag worden om een bekentenis te krijgen en om de doodstraf uit te voeren. Neeltgen Andries heeft bijstand van een advocaat, Cornelis van der Pol. Hij gaat direct in beroep tegen de uitspraak van het Hof van Holland bij de Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland. Maar de Hoge Raad (het hoogste rechtsorgaan op dat moment) neemt niet zomaar elke zaak aan. Begin april laat de Hoge Raad weten hun zaak in behandeling te willen nemen en de uitspraak van het Hof van Holland wordt aangehouden.[3]

Opnieuw vrijspraak[bewerken | brontekst bewerken]

Op 4 juli 1592 besluit de Hoge Raad om twee raadsfunctionarissen, Diederik van Leeuwen en Johan van Banchum naar Schiedam te sturen om daar opnieuw de getuigen te horen en onderzoek te doen en alle mogelijke informatie verzamelen die van belang kan zijn bij deze zaak. De Hoge Raad doet er lang over om tot een uiteindelijke uitspraak te komen. Pas in de zomer van 1593 wordt Neeltgen Andries vrijgesproken. Helaas maakt Maerten Pouwels dit niet meer mee, hij overlijdt in het begin van 1593, waardoor Neeltgen Andries niet alleen de strafzaak moet voeren vanuit de Gevangenpoort, maar ook haar erfdeel veilig moet stellen.

Overlijden[bewerken | brontekst bewerken]

Neeltgen Andries keert na de vrijspraak terug naar Schiedam. In 1599 hertrouwt zij met Floris Eewoudsz. van Colster. Maar ook Floris sterft vroegtijdig, waardoor Neeltgen Andries opnieuw alleen achterblijft. Neeltgens woning wordt verdeeld onder de erfgenamen, maar Neeltgen Andries mag er blijven wonen. In 1599 verkopen de erfgenamen een voor een hun erfdeel in de woning aan de buurman van Neeltgen Andries, Gerrit Dirckszn. Op 7 februari 1600 koopt Gerrit Neeltgen Andries uit en zorgt dat ze haar laatste jaren in het Leprozenhuis kan wonen. Gerrit betaald de leprozenmeester 1200 gulden per jaar, voor die tijd een gigantisch bedrag. In mei 1603 overlijdt Neeltgen Andries. Ze wordt op 6 maart 1603 begraven in de Grote of St. Janskerk te Schiedam.

Neeltgen in 2023[bewerken | brontekst bewerken]

Op internationale vrouwendag is een gedenktegel onthuld voor Neeltgen Andries[4] en Marytje Arendsdr. op de Grote Markt van Schiedam. Op 13 oktober 2023 is in het Stedelijk Museum Schiedam de podcastserie "Heksen in Schiedam" gelanceerd. In de podcast wordt het verhaal van Neeltgen Andries en Marytje Arendsdr. verteld.