Getijdengebed

Beluister (info)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Wouter Druwé (overleg | bijdragen) op 28 dec 2007 om 10:20. (gesproken Wikipedia)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Sjabloon:Klooster De getijden van de kerk zijn de gebeden die over de dag verspreid op een vast uur gezegd of gezongen worden door monniken, priesters en tegenwoordig soms ook door leken. Ze zijn een invulling van de bijbelse woorden: "Middernacht - tot úw lof wil ik opstaan, denkend aan uw rechtvaardig bestel." (Psalm 119, 62), "Dagelijks spreek ik uw lof - zeven malen." (Psalm 119, 164) en "Bidt zonder ophouden" (1 Tessalonicenzen 5, 17) Omdat de getijden vaak gebeden worden op het priesterkoor, worden ze ook wel koorgebed of koorofficie genoemd. Andere namen ervoor zijn ook wel Heilig Officie en Uren. Het koorgebed van priesters noemt men breviergebed. Het brevier is het boek waaruit priesters de getijden bidden. Het middeleeuwse getijdenboek was bestemd voor de persoonlijke devotie van leken.

De acht getijden zijn:

  • De Metten (ook wel Vigilie genoemd) rond 5 uur
  • De Lauden rond 6 uur
  • De Priem rond 7 uur (tegenwoordig voor de priesters en ook in de meeste kloosters afgeschaft)
  • De Terts rond 9 uur
  • De Sext rond 12 uur
  • De Noon rond 15 uur
  • De Vespers rond 17 uur
  • De Completen rond 20 uur

Het hart van het officie vormen de honderdvijftig psalmen uit de Bijbel, die verspreid over de week worden gebeden. Dit zijn geen berijmde psalmen zoals ze in de protestantse kerk gebruikelijk zijn. In sommige kloosters bidt men elke week alle 150 psalmen, in andere bidt men ze verspreid over twee weken. De priesters bidden ze tegenwoordig verspreid over vier weken.

Verder kennen alle getijden een lezing uit de Heilige Schrift (de Bijbel) en smeekgebeden.

De getijden worden traditioneel ingedeeld in grote en kleine getijden. De Metten, Lauden en Vespers zijn grote getijden, de Priem, de Terts, de Sext en de Noon zijn kleine getijden. Ook de Completen horen bij de kleine getijden.

De taal van de getijden is van oudsher het Latijn, maar tegenwoordig wordt er ook Nederlands gebruikt, en elders de daar gebruikelijke talen.

De muziek van de getijden is het Gregoriaans. Waar Nederlands wordt gezongen, heeft men nieuwe muziek gecomponeerd die vaak sterk aan het Gregoriaans doet denken. In Vlaanderen was dit grotendeels het werk van het Lemmensinstituut.
In Nederland wordt de psalmvertaling van Pater Ad Bronkhorst, O.P. uit 1969 gebruikt in de officiële vertaling van het getijdengebed. In de meeste kloosters wordt de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde (de Dames) gebruikt. Deze vertaling kenmerkt zich door haar archaïsch woordgebruik en eigenzinnige woordvolgorde. Voor deze vertaling zijn in het Abdijboek bijbehorende melodieën geschreven door verschillende monniken en zusters, zowel voor de antifonen als voor het zingen van de verzen. Deze muziek wordt in parochies ook wel uitgevoerd, maar is berucht vanwege haar moeilijkheidsgraad. Voor de officiële vertaling van Pater Bronkhorst zijn een veelvoud aan gemakkelijke psalmmelodieën verkrijgbaar.

Ter bevordering van het bidden van de getijden door leken heeft de Nationale Raad voor Liturgie in 2005 voor de Nederlandse kerkprovincie een Klein Getijdenboek gepubliceerd.

Meervoud en enkelvoud benamingen

De namen van de getijden zijn vernederlandste Latijnse termen. Als ze in het meervoud staan, komen ze niet in het enkelvoud voor en andersom; een term is ofwel een plurale tantum, ofwel een singulare tantum. Terwijl in het Latijn het enkelvoud laus evenals het meervoud laudes voorkomt, is, wordt in het Nederlands alleen de vorm Lauden gebruikt. Sommige mensen die onbekend zijn met de cultuur van de rooms katholieke kerk verhaspelen deze termen. Zij hebben het wel eens over "een vesper," of juist over "nonen," "sexten" en "primen". De Nederlandse Taalunie kent in de officiële spelling van de Nederlandse taal in de versie van 2005 het enkelvoud vesper en het meervoud vespers.