Euthanasie in Nederland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Klaas1978 (overleg | bijdragen) op 25 mrt 2009 om 00:29. (gesproken versie)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Klik op de afspeelknop om dit artikel te beluisteren. De ingesproken tekst kan verouderd zijn. Download deze opname. Info over deze opname. Meer over Gesproken Wikipedia.

Euthanasie in Nederland is geregeld in de wet Toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. De wet is met een parlementaire meerderheid van D66, VVD en PvdA, vastgesteld op 12 april 2001. Een jaar later traden de wetsregels in werking, op 1 april 2002. De wet geldt uitsluitend voor gevallen van actieve euthanasie, dus levensbeëindigend handelen en hulp bij zelfdoding - op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt zélf.

Iedereen van 16 jaar en ouder kan een euthanasieverklaring opstellen, voor het geval hij wilsonbekwaam wordt (dat wil zeggen: niet langer in staat is een verzoek om bijvoorbeeld euthanasie te uiten). Hierover zegt de wet: "Indien de patiënt van zestien jaren of ouder niet langer in staat is zijn wil te uiten, maar voordat hij in die staat geraakte tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat werd geacht, en een schriftelijke verklaring, inhoudende een verzoek om levensbeëindiging, heeft afgelegd, dan kan de arts aan dit verzoek gevolg geven."

In Nederland is actieve euthanasie - bij uitzondering - dus niet strafbaar; mits de arts de euthanasie meldt en voldoet aan een aantal zorgvuldigheidseisen (artikel 293, tweede lid, Wetboek van Strafrecht). Deze zorgvuldigheidseisen zijn gespecificeerd in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (artikel 2) en houden in dat de arts:

  1. de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt,
  2. de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt,
  3. de patiënt heeft voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten,
  4. met de patiënt tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was,
  5. ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 5, en
  6. de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd.


Minderjarigen

Een minderjarige vanaf twaalf jaar kan een verzoek om euthanasie of hulp bij zelfdoding doen. Maar een beslissing wordt niet buiten de ouders om genomen. De euthanasiewet onderscheidt twee leeftijdscategorieën:

  • bij minderjarige patiënten van 12 tot 16 jaar is instemming van de ouders of voogd vereist;
  • 16- en 17-jarigen nemen de beslissing in beginsel zelfstandig, maar hun ouders of voogd moeten wel in de besluitvorming worden betrokken.

Passief

Passieve euthanasie is:

  • het staken of niet instellen van een medische behandeling op verzoek van de patiënt. Een arts moet deze weigering tot verdere behandeling respecteren;
  • het afzien door een arts van een zinloze medische behandeling; dit behoort tot normaal medisch handelen.

Indirect

Indirecte euthanasie is:

  • het proberen te verlichten van de pijn van een patiënt door een arts met steeds zwaardere medicijnen die als neveneffect hebben dat ze het leven bekorten. Zodat ze zonder pijn hun leven waardig kunnen beëindigen.

Euthanasieverzoek door de patiënt

De meeste verzoeken om euthanasie zijn afkomstig van mensen die ondraaglijk en uitzichtloos lijden en die een zelfgekozen dood als de enige uitweg beschouwen. Het lijden zal vrijwel altijd lichamelijk van aard zijn. In meer dan 80% gaat het om kankerpatiënten die in de laatste fase van hun ziekte om hulp vragen. Het verzoek om euthanasie mag niet onder druk of invloed van anderen worden gedaan of het gevolg zijn van een psychische stoornis. De patiënt moet volledig inzicht hebben in zijn ziekte, het vermoedelijk verloop ervan en de behandelingsmogelijkheden.

Toekomstgerichte euthanasiewens

Ook zijn euthanasieverzoeken afkomstig van een groep mensen met een toekomstgerichte euthanasiewens. Voor het geval dat zij om een of andere reden in een situatie komen die zij nu als ondraaglijk en uitzichtloos bestempelen. Bijvoorbeeld verlamd en van hun spraak beroofd na een hersenbloeding. Omdat ze dan niet meer in de gelegenheid zijn daar bewust om te vragen, praten ze er alvast met hun huisarts over of zetten ze hun euthanasieverzoek op schrift. Zo'n schriftelijke wilsverklaring, ook wel euthanasieverklaring genoemd, wordt in de wet erkend als legitiem verzoek om euthanasie. Dat is met name van belang in die situaties waarin patiënten hun verzoek niet meer mondeling kenbaar kunnen maken. De huisarts moet, mocht de situatie zich voordoen, zich ervan op de hoogte stellen dat deze schriftelijke wens nog steeds geldt. Ook is hij, net als bij een mondeling verzoek, verplicht zich te houden aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen. Bovenstaande is niet van toepassing wanneer de patiënt volledig niet meer kenbaar kan maken dat het verzoek nog steeds geldig is, de patiënt heet dan wilsonbekwaam te zijn, ingevulde wilsverklaringen hebben in deze situatie geen enkele wettelijke waarde meer.

Het 'recht' om te sterven

In Nederland bestaat geen "recht" op euthanasie. De beslissing om aan een euthanasieverzoek te voldoen is aan de behandelende arts. Een arts heeft tegenover zijn patiënt twee verplichtingen:

  • zijn lijden te verlichten of weg te nemen;
  • zijn leven te behouden.

De tweede verplichting staat tegenover de wens om euthanasie van de patiënt. Artsen mogen daarom weigeren een euthanasieverzoek in te willigen. Ook verpleegkundigen of apothekers mogen weigeren mee te werken aan (de voorbereidingen van) euthanasie. Deze zorgverleners kunnen wegens hun weigering niet worden vervolgd. De wet wil juist waarborgen dat een arts niet in strijd met zijn eigen geweten hoeft te handelen. Wel zal een afwijzende arts de patiënt doorverwijzen naar een collega die het aan het verzoek mogelijk wel gehoor zal geven.

Tegenstand

Circa driekwart van de Nederlanders is, volgens diverse opinie-onderzoeken de afgelopen decennia, voorstander van euthanasie. Ruim vijftien procent van de bevolking twijfelt, weet het niet of verzet zich tegen een euthanasieregeling in Nederland. [1] Een deel van deze groep ziet de euthanasiepraktijk als een immorele daad, waarbij de mens zichzelf van het leven berooft of laat beroven. Na de legalisering van abortus in 1981 beschouwen deze tegenstanders actieve euthanasie als een van de grootste gruwelijkheden in de huidige maatschappij.

Naast voornamelijk religieuze bezwaren is er een groep mensen die vindt dat euthanasie een stap is in de richting van wat zij beschouwen als een nieuwe vorm van eugenetica. De samenleving is volgens deze groep mensen steeds meer gericht op productiviteit en economisch nut. De samenleving zou volgens hen productieve mensen eisen en minder "nuttigen", zoals ouderen en gehandicapten, steeds meer als last beschouwen. De critici van de Nederlandse euthanasieregelgeving wijzen daarbij op overeenkomsten die er volgens hen bestaan met het uitroeiings- en T-4-euthanasieprogramma van het Derde Rijk tijdens het Duitse nazi-bewind (1933-1945).

De Italiaanse minister Carlo Giovanardi wees in maart 2006 op een ander kritiekpunt van de Nederlandse euthanasiepraktijk. Giovanardi wees op het Groningen-protocol, waarin wordt bepaald aan welke regels kinderartsen zich moeten houden wanneer ze het leven van (volgens hen ernstig) gehandicapte pasgeborenen willen beëindigen. Giovanardi verklaarde: „Vorig jaar zijn er in Nederland duizend kleine kinderen overleden. Zeshonderd daarvan zijn gedood door middel van euthanasie. Volgens de artsen waren die kinderen het niet waard te leven. Ik vind dat zo verkeerd, dat ik het mijn plicht vind om daar iets van te zeggen.” De beschuldigingen van de Italiaanse minister over "nazi-praktijken" en "kinder-euthanasie" in Nederland leidde tot internationale politieke opschudding. De Nederlandse regering reageerde ontstemd op Giovanardi's uitlatingen en minister van Buitenlandse Zaken Bot riep de Italiaanse ambassadeur in Nederland op het matje. Giovanardi zag geen redenen om zijn excuses aan te bieden. Hij zou alleen ten persoonlijke titel hebben gesproken en niet namens de regering Berlusconi. Premier Balkenende nam met de verklaring van premier Berlusconi genoegen en beschouwde de kwestie daarmee als afgedaan.

[bron?]

Zie ook

Externe links

  1. zie voor aantallen voor-tegenstanders o.a. Herbergs, B. M. (1984) Laat me sterven voor ik wakker word. Amsterdam / Brussel: Elsevier.