Duitse Democratische Republiek

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jcb (overleg | bijdragen) op 6 okt 2010 om 00:13. (→‎Naam van de DDR)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Deutsche Demokratische Republik
 Sovjet-bezettingszone (Duitsland) 1949 – 1990 Duitsland 
Vlag van Oost-Duitsland Wapen
(Details) (Details)
Kaart
1957-1990
1957-1990
Algemene gegevens
Hoofdstad Oost-Berlijn
Oppervlakte 108.178 km²
Bevolking 17 miljoen (1989)
Talen Duits
Religie(s) De jure: Atheïsme
De facto: Protestant, Katholiek
Nat. feestdag 7 oktober (Dag van de Republiek)
Volkslied Auferstanden aus Ruinen
Munteenheid Mark der DDR
Regering
Regeringsvorm Volksrepubliek
Staatshoofd Voorzitter van de Staatsraad
Geschiedenis
- Ontstaan DDR 7 oktober 1949
- Duitse Hereniging 3 oktober 1990
Staatkundige geschiedenis van Duitsland

Kelten
Germanen
Grote Volksverhuizing (4e-6e eeuw)


Frankische Rijk (5e eeuw-843)
Oost-Frankische Rijk (843-962)
Heilige Roomse Rijk (962-1806)


Rijnbond (1806-1813)
Duitse Bond (1815-1866)


Duitse Rijk
Noord-Duitse Bond (1866-1870)
Duitse Keizerrijk (1871-1918)
Weimarrepubliek (1918-1933)
Nazi-Duitsland (1933-1945)
Oostgebieden (-1945)


Naoorlogs Duitsland
geallieerde zones (1945-1949)
Saarland (1947-1956)
Verdeeld Duitsland:

Vlag van Duitsland West-Duitsland (1949-1990)
Vlag van Duitse Democratische Republiek Oost-Duitsland (1949-1990)

Duitse hereniging (1990)

Vlag van Duitsland Duitsland (1990-heden)


Portaal  Portaalicoon  Duitsland
Portaal  Portaalicoon  Geschiedenis

De Duitse Democratische Republiek (DDR), vaak ook Oost-Duitsland genoemd, was een communistische staat in Europa. Ze bestond officieel van 7 oktober 1949 tot 3 oktober 1990. Toen traden de deelstaten op het gebied van de DDR tot de Bondsrepubliek Duitsland toe, waardoor Duitsland weer herenigd werd.

De DDR was onder de Oostblok-dictaturen een van de strengste. Omdat er een democratisch Duitsland (de Bondsrepubliek) bestond, dat vluchtende DDR-bewoners als staatsburgers accepteerde, besloot de DDR-leiding de grenzen te sluiten. Ze liet DDR-bewoners maar zeer beperkt naar Westerse landen reizen. De laatste open grens, tussen Oost- en West-Berlijn, werd in 1961 afgesloten met de bouw van de Berlijnse Muur.

In de DDR was, ook grondwettelijk, bepaald dat de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (de communistische partij) de eigenlijke machthebbende was en niet de staatsorganen zoals de regering. Oppositionelen werden vervolgd. Alle grote fabrieken waren in handen van de overheid, die mocht bepalen wat er werd geproduceerd en hoeveel het in de winkel mocht kosten. Gebrek aan goederen en de slechte kwaliteit daarvan waren grote kritiekpunten onder de DDR-bevolking, die via de TV wist hoe het er in het Westen uitzag.

Voor de Sovjet-Unie, die dit gebied in 1944/1945 als bezettingszone kreeg toegewezen, was de DDR strategisch belangrijk. Een volksopstand in 1953 werd door Sovjettroepen neergeslagen. Dit ontmoedigde nieuwe pogingen, toch bestond er de gehele tijd een ondergrondse oppositie. In 1989 vluchtten veel DDR-bewoners via West-Duitse ambassades en via Hongarije (dat zijn grenzen naar Oostenrijk had geopend) naar het westen. De leiding beperkte dus reizen naar Hongarije en trad hard op tegen demonstraties, maar was politiek en vooral economisch zonder perspektief. Na een communicatiefout op 9 november 1989, waardoor de DDR-bewoners massaal naar de grens stroomden, gaf de DDR-leiding in feite op.

Geschiedenis

Zie Geschiedenis van de DDR voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Oprichting 1949

De Sovjet-Unie werkte vanaf 1945 doelgericht naar de oprichting van een communistische dictatuur in Duitsland. De sociaaldemocraten werden in 1946 in één partij met de communisten gedwongen (Sozialistische Einheitspartei Deutschlands, SED), de christendemocraten en liberalen moesten hun politiek volledig aan die leidinggevende partij aanpassen. Bij de enige vrije verkiezingen die op het grondgebied van de latere DDR zijn gehouden (de verkiezingen voor de Stadtverordnetenversammlung van Berlijn in 1946) kreeg de SED nog geen 20% van de stemmen. Op 7 oktober 1949 nam het door communisten gedomineerde Deutscher Volkskongress in Oost-Berlijn de grondwet van de nieuwe staat DDR aan.

Ontwikkeling

De DDR maakte al vroeg de grenzen naar het Westen dicht, richtte een nieuw leger op (eerst onder de naam Kasernierte Volkspolizei) en voerde een centraal geleide economie in. Daardoor ging de heropbouw veel trager dan in het Westen.

Na een verhoging van arbeidsnormen (in feite een loonmindering) protesteerden eerst Oost-Berlijnse arbeiders, daarna mensen uit alle lagen van de bevolking tegen het communistische regime. Alleen Sovjet-troepen met hun tanks konden het regime nog van de Volksopstand van 17 juni 1953 redden. Vooral na het aantreden van de nieuwe leider Erich Honecker in 1971 probeerde de SED om de bevolking met hogere staatsuitgaven te winnen. De DDR leefde op té grote voet en faalde uiteindelijk ook om economische redenen, ze kon haar sociaalpolitieke beloften niet waar maken. Het consumptieniveau en überhaupt de leefbaarheid was in de Bondsrepubliek steeds hoger.

De bevolking reageerde op de politiek van de SED door een stemming met de voeten. Tussen de oprichting van de DDR in 1949 en het jaar 1961 hebben zo'n 2,6 miljoen mensen de DDR en Oost-Berlijn verlaten, meer dan tien procent van de bevolking. Dat was nog mogelijk omdat de grens tussen Oost-Berlijn en West-Berlijn nog open was. Op 13 augustus 1961 reageerde de SED door de bouw van de Berlijnse Muur, die de massale vlucht tot stilstand bracht. Het resultaat was dat de DDR-bevolking geen alternatief had en zich meer op een permanent leven in de DDR inrichtte. Toch bleef de ontevredenheid, en mensen bleven vluchten (meestal door van een reis naar het Westen niet terug te komen).

Vanwege de economische problemen en de vluchtbeweging kwam de SED in steeds grotere problemen; de macht van de oppositie wordt echter door de geschiedenisschrijving als vrij beperkt ingeschat. Michail Gorbatsjov, de Sovjetische leider sinds 1985, probeerde de communistische dictatuur in zijn land door een zekere liberalisering te redden, terwijl de SED juist hard in de leer bleef.

In 1988/1989 gaven ontwikkelingen in andere communistische landen, vooral in Polen en Hongarije, signalen voor een grotere verandering. Toch voorspelde niemand op 9 november 1989 dat op die dag de Berlijnse muur zou vallen. Door een communicatiefout van de SED, die alleen makkelijkere regelingen voor reizen naar het buitenland wilde aankondigen, stroomden DDR-bewoners massaal naar de grens.

Op 18 maart 1990 kozen de Duitsers op het grondgebied van de DDR voor het eerst sinds 1932 een parlement volgens democratische regels. De communisten kregen 16% van de stemmen; de christendemocraten kregen met ruim 40% de meeste stemmen en vormden een regering met sociaaldemocraten en liberalen. De DDR werd nooit officieel opgeheven, maar de toetreding van de nieuw gevormde Oost-Duitse deelstaten naar de Bondsrepubliek op 3 oktober 1990 kwam op hetzelfde neer.

Duitse Hereniging 1989/1990

Duitsland verdeeld (boven)
Duitsland herenigd (onder)
Zie Duitse hereniging voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Op 3 oktober 1990 hield de DDR op te bestaan en werd samengevoegd met West-Duitsland, de Bondsrepubliek Duitsland. 3 oktober is sindsdien de nationale feestdag van Duitsland (Dag van de Duitse Eenheid). West-Duitsland, dat economisch veel sterker was, investeerde honderden miljarden marken om Oost-Duitsland te helpen. De werkloosheid in de DDR steeg sinds de val van het communisme dramatisch, omdat veel staatsbedrijven verouderd waren en geen bestaansmogelijkheid op de vrije markt hadden. Tot nu toe is er te weinig vervangende werkgelegenheid ontstaan. De communisten hebben naast een economische ook een ecologische puinhoop achtergelaten.

De toenmalige bondskanselier Helmut Kohl sprak bij de hereniging wel over de 'wonden van 40 jaar SED-dictatuur, die niet licht geheeld zullen worden', maar stelde ook blühende Landschaften (bloeiende landschappen) in het vooruitzicht, en voorspelde dat de welvaart van de nieuwe deelstaten het niveau van de Westelijke deelstaten zou bereiken. Dat laatste bleek tegen te vallen. Wel is de infrastructuur op orde gebracht, veel privékapitaal is geïnvesteerd en de stadsvernieuwing is ter hand genomen. Een aanzienlijk deel van de uitgaven wordt echter nog gevormd door werkloosheidsuitkeringen.

De onvrede verklaart ook de tendens dat relatief veel mensen in de nieuwe deelstaten op radicaal rechtse of linkse partijen stemmen, vooral op Die Linke, die is voortgevloeid uit de SED. Bij de Duitse Bondsdagverkiezingen 2009 haalde ze 11,9 procent in geheel Duitsland. In de nieuwe deelstaten was dat tussen 24,5 en 32,4 (Sachsen-Anhalt) procent, in de oude tussen 14,7 en 21,2 (Saarland) procent. Sommige mensen vinden dat de innere Einheit (interne eenheid) nog steeds niet is bereikt, dat er een Mauer in den Köpfen (muur in de hoofden) blijft bestaan.

Politiek

Partijpolitiek

Logo van de SED. De handdruk symboliseert de fusie tussen KPD en SPD

De DDR was officieel een "socialistische" staat, geregeerd onder leiding van de communistische partij Socialistische Eenheidspartij van Duitsland. De SED kwam tot stand na een gedwongen fusie tussen de SPD (Sociaaldemocratische Partij van Duitsland) en de KPD (Communistische Partij van Duitsland). De SED werd bestuurd door een centraal comité en een politbureau. Andere politieke partijen waren toegestaan, maar hadden geen werkelijke macht.

In 1945 mochten, naast de KPD, behalve de SPD ook de CDU (Christlich Demokratische Union Deutschlands) en de LDPD (Liberaldemokratische Partei Deutschlands) opgericht worden. Na het verbod van de SPD (via de gedwongen fusie in 1946) werden CDU en LDPD ertoe gedwongen, de politiek van de SED te steunen. Verder richtte de SED twee andere partijen op, die haar moesten steunen, namelijk de DBD (Demokratische Bauernpartei Deutschlands) en de NDPD (Nationaldemokratische Partei Deutschlands). Al deze partijen waren samen met de SED en de andere massaorganisaties (vakbond, vrouwenbond, Freie Deutsche Jugend, Kulturbund) verenigd in het Nationale Front.

Bestuursstructuur

Het hoogste orgaan van de staat was de Volkskammer (volksvertegenwoordiging). De SED had 127 zetels in de Volkskammer, de overige partijen ieder 52 zetels. Het ambt van staatshoofd werd vanaf de oprichting van de DDR in 1949 tot 1960 vervuld door een president, Wilhelm Pieck. Na zijn dood fungeerde de voorzitter van de Staatsraad als staatshoofd. In april 1990 - na de eerste democratische verkiezingen (Volkskammerwahl) - werd de Staatsraad afgeschaft en de functie van president in ere hersteld. Een president werd niet meer gekozen; de taken van het staatshoofd werden tot 3 oktober 1990 waargenomen door de voorzitter van de Volkskammer. De ministerraad, voorgezeten door een minister-president, was de uitvoerende raad van de Volkskammer en de Staatsraad.

Buitenlandse betrekkingen

De DDR is tijdens zijn bestaan vrijwel onwankelbaar trouw geweest aan de Sovjet-Unie, wellicht mede omdat de staat niet alleen zijn ideologische karakter, maar ook zijn zelfstandige bestaan dankte aan steun van de Sovjet-Unie. Massaal gewapend ingrijpen, zoals in Hongarije en Tsjechoslowakije, of dreigen daarmee, zoals in Polen, is nooit nodig geweest. Wel greep het Rode Leger hard in tijdens de DDR-Volksopstand van 1953. De vriendschap tussen de DDR en de Sovjet-Unie werd dan ook standaard als 'eeuwig en onverbrekelijk' omschreven. Toen Walter Ulbricht rond 1971 een iets onafhankelijker koers ging varen, kon die zonder moeite vervangen worden door Erich Honecker. Pas toen Sovjet-leider Michail Gorbatsjov met zijn glasnost en perestrojka zelf probeerde het Sovjet-Communisme te hervormen, wenste het DDR-regime daarin niet mee te gaan. Toen bleek echter hoezeer de tijden veranderd waren. Gorbatsjov liet in 1989 weten dat ze het zelf maar moesten uitzoeken met de woorden: Трудности подстерегают тех, кто не реагирует на жизнь (onnauwkeurig vertaald bekend geworden als Wie te laat komt, wordt gestraft door het leven)[1].

Relaties met het Westen

De DDR beschouwde zichzelf als de eerste "boeren- en arbeidersstaat op Duitse bodem". Deze staat heeft echter altijd meer dan enige andere communistische staat te kampen gehad met de verlokkingen die de eigen bevolking waarnam in het kapitalistische westen. Niet alleen was er geen natuurlijke grens met de Bondsrepubliek, ook de West-Duitse media waren vrijwel overal goed te ontvangen, en natuurlijk zonder taalbarrière. In de Bondsrepubliek voltrok zich het naoorlogse Wirtschaftswunder, waarmee het zelfs veel andere West-Europese landen in de schaduw stelde. De DDR-bevolking kon zelf waarnemen dat zowel de materiële welvaart als de mensenrechten aan de andere kant van de Duits-Duitse grens op een veel hoger peil stonden. Bovendien beschouwde West-Duitsland migranten vanuit de DDR niet als buitenlanders, maar als Duitsers, die meteen een paspoort konden krijgen.

Een en ander dreigde tot grootscheepse ontvolking van de DDR te leiden, zodat aan de Duits-Duitse grens en tussen Oost- en West-Berlijn draconische maatregelen moesten worden genomen om de eigen bevolking te weerhouden van Republikflucht, zoals het in het DDR-strafrecht werd omschreven. Vanaf augustus 1961 werd de Berlijnse Muur gebouwd en steeds verder geperfectioneerd. De muur werd officieel omschreven als antifascistische beschermingswal tegen het kapitalistische Westen. Er werd een zichtbaar IJzeren Gordijn neergelaten langs de Duits-Duitse grens, bestaande uit prikkeldraad, mijnenvelden en automatische schietinstallaties (Selbstschussanlage; de SM-70). Het doodschieten van vluchtelingen aan de Berlijnse Muur (ongeveer 200 doden) en elders aan de Duits-Duitse grens bezorgde de DDR een slecht imago. Het opheffen van de reisbeperkingen voor de eigen bevolking in 1989 luidde het einde in van de DDR.

Districten

De eerste paar jaar van haar bestaan was de DDR een federale staat, met de deelstaten Mecklenburg, Saksen-Anhalt, Brandenburg, Thüringen en Saksen. In 1952 werd deze structuur afgeschaft en vervangen door 15 districten (Duits 'Bezirke'), die tot 1990 zouden blijven bestaan. Deze districten waren genoemd naar hun belangrijkste stad. Het doel van de nieuwe districtsgrenzen en -namen was om een streep te zetten onder de Duitse geschiedenis en de herinnering aan oude staten zoals Mecklenburg, Brandenburg en Saksen uit te wissen.

Zie Districten van de Duitse Democratische Republiek voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Godsdienst

De grootste kerk was de Luthers-Evangelische Kerk. Godsdienstvrijheid werd door de grondwet gegarandeerd, maar er waren voortdurende spanningen tussen kerk en staat. De kerk was het bolwerk van volksverzet tegen het regime. De Lutherse kerken werden nauw gevolgd door de geheime diensten. De Rooms-katholieke Kerk was meermaals het object van vervolging. Vanwege de communistische staatsideologie werd op scholen het atheïsme gepropageerd, waardoor de voormalige DDR nog altijd het meest a-religieuze gebied van Duitsland is.

Economie

Bestand:Bundesarchiv Bild 146-2007-0112, Berlin, Warteschlange vor Backwarenladen.jpg
Oost-Berlijn: Wachten voor brood (1984)
Karakteristieke DDR-industrie-architectuur, de Ilmenauer Glaswerke, gebouwd in 1972 en sinds 1992 niet meer in gebruik

De economie van de DDR functioneerde in vergelijking tot andere communistische staten redelijk goed. Maar sinds het einde van de jaren '70 kreeg de DDR te kampen met een steeds slechter draaiende economie. De DDR leed onder de internationale crises zoals de oliecrisis van 1973. De modernisering en integratie van deze Oost-Duitse economie zijn heden ten dage nog steeds een kostbaar langetermijnprobleem: jaarlijks wordt voor zo'n 70 miljard dollar aan financiële steun van het westen naar het oosten gesluisd. Maar de groei blijft nog achterwege.

De COMECON, de gezamenlijke markt van de Oostbloklanden functioneerde slecht.

De productie was te zeer op kwantiteit en niet op kwaliteit gericht, de consumenten reageerden op het teleurstellende aanbod met kopersstakingen, maar daarop reageerde de planeconomie niet of onvoldoende zodat de winkels volle schappen met ongewenste artikelen hielden. De wel gewenste artikelen bleven schaars. De productie gebruikte veel te veel goedkope energie en exporteren was moeilijk omdat er een technologische achterstand op het Westen bestond. De productiviteit in de DDR bedroeg minder dan 35% van de productiviteit in West-Duitsland.[2] De DDR ontbrak het aan de deviezen om licenties van de grote (westerse) ontwikkelaars van productiemethoden en materialen te kopen. In 1987 bedroeg de buitenlandse schuld van de DDR 34,7 miljard D-Mark, ofwel 138,9 miljard DDR-Mark, terwijl het BBP 334,8 miljard DDR-mark bedroeg.[2]

De DDR leefde zowel in haar defensie-, politie- als cultuuruitgaven ver boven haar stand.

De productie van de DDR kon jarenlang te veel grondstoffen gebruiken omdat deze materialen niet tegen marktprijzen aan de kombinaten werden geleverd. De planeconomie slaagde er ook niet in om de benodigde reserveonderdelen te fabriceren of te distribueren zodat tal van machines, in landbouw en industrie stilstonden.

De derde industriële revolutie, de digitalisering van de economie en de wetenschap en de dankzij halfgeleiders en chips mogelijk geworden computerbouw ging aan de DDR voorbij omdat men noch over de licenties noch over de daarvoor benodigde open informatie-uitwisseling beschikte. De DDR heeft wel computers en automaten gefabriceerd maar bleef daarin ver achter bij de Bondsrepubliek. Het Oostblok liep zeven tot twaalf jaar achter bij het westen[3]. Spionage nam de plaats in van eigen research al waren er uitstekende wetenschappers, met name wiskundigen, beschikbaar.

Het grote publiek was onbekend met de consequenties van de verslechterende economie. De Volkskamer was na de val van Honecker verrast om te vernemen dat er grote buitenlandse schulden, met name aan de Bondsrepubliek, en grote begrotingstekorten bestonden. De DDR was aan het begin van de jaren '90 in feite een failliete staat.

Tot de erfenis van de industrie van Oost-Duitsland moet een enorme milieuverontreiniging worden gerekend.

Een bijzonder fenomeen in de DDR was de gestage achteruitgang van de huizen. De staat richtte zich op de grootscheepse aanleg van in socialistische stijl aangelegde trabantsteden rond de industriële kernen. Hoogbouw met prefabonderdelen van cement en beton, de "plattenbouw" stond daarbij voorop. De huizen boden tienduizenden mensen een onderdak dat vergeleken met de woonkazernes van de oude industriesteden geriefelijk, gezond en ruim was. Er waren parken, sportgelegenheden, kinderopvang en scholen op loopafstand. Omdat de architectuur sterk ideologisch was beïnvloed was er ondanks alle goede bedoelingen sprake van saaiheid. Er was weinig keuze in huisvesting.

De kernen van de oude steden werden ondertussen sterk verwaarloosd. Er waren in de Oost-Duitse planeconomie geen zelfstandige aannemers, loodgieters, dakdekkers en schilders. Men kon de schaarse bouwmaterialen niet in bouwmarkten of doe-het-zelf-zaken kopen. Particuliere woningen, zelfs monumenten, vervielen daardoor. Er was sprake van lekkage en tocht maar daartegen kon weinig worden gedaan. Soms werden oude gebouwen, waaronder monumenten, gekannibaliseerd om aan materiaal te komen.

In een stad als Quedlinburg was een groot deel van de historische bebouwing in 1990 zo vervallen en verwaarloosd dat de vakwerkstad ternauwernood kon worden gered.

Gezondheidszorg

De gezondheidszorg stond op een redelijk hoog peil. Tot 1975 was de levensverwachting van de inwoners vrijwel gelijk met die in de Bondsrepubliek. In 1989 werd een Oost-Duitse vrouw gemiddeld 76 jaar en drie maanden oud. In 2009 was dat 81 jaar en 2 maanden. In de Bondsrepubliek worden door het Max Planck instituut de verwachtingen van 79 jaar in 1989 en 81 jaar en vier maanden in 2009 gegeven. Voor mannen in Oost-Duitsland was de levensverwachting in 1989 69 jaar en twee maanden terwijl zijn West-Duitse landgenoot 72 jaar en 7 maanden mocht verwachten[4]. In 2009 werden mannen in Oostelijk Duitsland gemiddeld 74 jaar en 7 maanden en in West-Duitsland 75 jaar en 9 maanden.

De zuigelingensterfte daalde in de veertig jaren dat de DDR bestond gestaag van 72 naar 8 sterfgevallen per 1000 geboorten[5].

Justitie

Over de vraag of de DDR een rechtsstaat of een "onrechtsstaat" is geweest wordt in de Bondsrepubliek gestreden. Zeker is dat de mensenrechten werden geschonden, dat er in het geheim executies plaatsvonden terwijl de doodstraf was afgeschaft en dat de rechters meermaals een oordeel velden op aanwijzing van de politie en de communistische partij[6]. Burgers die kritisch waren over de regering en zij die wilden emigreren werden vervolgd, gepest en achtergesteld. Dat gold ook voor hun kinderen.

Bij de totstandkoming van de DDR werden ondernemers, waaronder hotel- en pensioneigenaren, masaal onteigend of gechanteerd opdat hun onderneming deel van een collectief bedrijf zouden worden. Het grootgrondbezit was al eerder, door de Sovjet-Unie, onteigend. Het kadaster werd opzettelijk verwaarloosd zodat de eigendomsrechten onduidelijk werden[7].

Kenmerkend voor de DDR was de zware bestraffing van het ontvreemden of beschadigen van collectief bezit: "Entwendung von Volkseigentum". In de ogen van de socialistische machthebbers was dit een bij uitstek verwerpelijk delict. De DDR gebruikte het oude, in 1871 tot stand gekomen en tot 1945 aangevulde Reichsstrafgesetzbuch ("StGB"). De rassenwetten (Neurenberger Wetten) waren daaruit verwijderd. Functies in de magistratuur of als advocaat waren niet erg in aanzien en verdienden slecht. In 1952 kwam het nieuwe Wetboek van Strafvordering van de DDR, de "Strafprozeßordnung der DDR vom 2.10.1952, GBl." van kracht. Daarin werden de rechten van verdachten sterk beperkt ten gunste van die van politie en aanklager[8].

De DDR strafte onder andere met het ontnemen van het staatsburgerschap. Dat overkwam dissidenten zoals Wolf Bierman.

Het Ministerie voor Staatsveiligheid, de Stasi, stond boven de wet. Zo kon de Stasi in 1961 en 1962 de kluizen en huurkluisjes van de banken in een actie die "Staatsaktion Licht" werd genoemd leeghalen. Sieraden, kunst, goud, verzamelingen en kunst ter waarde van miljoenen verdwenen in de kas van de Stasi. Controle op de bestemming ontbrak en een van de betrokkenen richtte met de ongecontroleerd beheerde opbrengst in een natuurgebied een huis in tot »Sozialwerk zur Befriedigung der Herzenswünsche« van de hoogste staatsfunctionarissen[9]. Erich Mielke maakte aan deze corruptie een einde, maar hij moest de opbrengst verkopen via de KoKo "Kunst & Antiquitäten GmbH" onder leiding van staatssecretaris voor buitenlandse handel Alexander Schalck-Golodkowski. Het bedrijf moest 55 miljoen DMark per jaar opleveren en chanteerde met behulp van de belastingdienst de eigenaren van kunstvoorwerpen. Deze werden afgetroggeld en in het Westen verkocht[10].

Homoseksuele handelingen waren volgens het oude Duitse strafrecht van 1871 strafbaar. De Nazi's hadden deze wetten in 1935 nog aangescherpt. De zeer preutse communistische autoriteiten streden onderling over hoe te handelen. In Thüringen kozen de rechters voor een milde uitleg van de wet, maar in andere deelstaten was men geneigd om de Naziwet uit te voeren. Rechters in Sachsen-Anhalt hielden de wet van 1935 voor "typisch nationalsozialistisches Unrecht"[11]. De door de Nazi's vervolgde homoseksuele mensen werden niet schadeloos gesteld voor hun lijden in de oorlog. Daarin volgde de DDR een uitspraak van de magistraat in Berlijn.

De rechters in Halle bleven volhouden dat iedere homoseksuele handeling, zoals kussen, die "het gevoel voor fatsoen van de arbeiders kwetste"[12] onder het wetsartikel 175 a viel.

In 1957 veranderde de wet in de DDR in die zin dat de rechter rekening moest gaan houden met niet vervolgen wanneer een wetsovertreding niet tot schade aan de socialistische maatschappij had geleid. Daarna kwam het niet meer tot vervolging[13].

In 1968 kreeg de DDR eindelijk een eigen strafwet. Seks tussen twee personen van hetzelfde geslacht viel nu onder § 151 StGB-DDR. Seksuele handelingen met minderjarigen waren voor volwassenen verboden.

Op 11 augustus 1987 vernietigde het Hooggerechtshof der DDR een vonnis volgens § 151 StGB-DDR omdat "homo- en heteroseksualiteit varianten van het menselijk geslachtsverkeer zijn en ook homoseksuele mensen deel van de socialistische maatschappij uitmaken"[14]. Daarop besloot de Volkskammer in 1989 om het nu overbodige § 151 StGB-DDR te schrappen.

Leger van de DDR

Al in 1949 werd een Kasernierte Volkspolizei opgericht, een eufemistische benaming voor een leger. Het officiele leger werd in 1956 opgericht onder de naam Nationale Volksarmee (NVA). Tot 1962 was de NVA een vrijwilligersleger. Na invoering van de dienstplicht bestond het uit 170.000 soldaten.

De SED had door haar "Politische Hauptverwaltung" (PHV) en een speciale structuur haar plaats in het leger gevestigd. Bijna alle officieren waren lid van de SED, evenals de onderofficieren.

Volgens de SED was het leger het machtsinstument van de arbeidersklasse ter bescherming en beveiliging van de socialistische vooruitgang voor aanvallen van Westerse staten. De NVA heeft nooit deelgenomen aan een oorlog, maar is wel enkele malen voor langere tijd in verhoogde staat van paraatheid geweest, zoals in 1961 tijdens de bouw van de Berlijnse Muur, in 1962 tijdens de Cubacrisis, in 1968 bij de inval van Sovjettroepen in Tsjechoslowakije en in de herfst van 1989.

De andere krijgsmachtonderdelen van de DDR waren de Volksmarine en de Luftstreitkräfte der NVA.

Munteenheid

De officiële munteenheid van de DDR was vanaf 1974 de Mark der DDR (afgekort M), in het Westen ook wel 'Ostmark' genoemd. Bezoekers konden de Oost-Duitse mark alleen in Oost-Duitsland kopen en uitgeven, en ze mochten deze niet in- of uitvoeren. De waarde van de Ostmark was officieel gelijk aan die van de West-Duitse mark, alhoewel op de zwarte markt één West-Duitse mark evenveel waard was als drie tot vier Ostmark.

In de aanloop naar de eenwording werd op 1 juli 1990 een monetaire unie van kracht waarin de Mark der DDR als wettig betaalmiddel vervangen werd door de D-Mark (DM) van de Bondsrepubliek. Per persoon kon tot 4000 Oost-Duitse Mark (voor 60-plussers 6000 Mark) tegen een koers van 1: 1 voor D-Marken worden ingewisseld, daarboven tegen 50 procent van de waarde. Later werd de Oost-Duitse Mark waardeloos verklaard. Het muntgeld was tijdens de overgangsperiode binnen het gebied van de DDR geldig, omdat de West-Duitse bank niet genoeg kleingeld tot haar beschikking had.

Naam van de DDR

Duitsland in Europa, afgestane gebieden tussen 1919 en 1945. Het latere territorium van de DDR lag historisch gezien grotendeels in centraal- of Midden-Duitsland.

De officiële naam van de Duitse Democratische Republiek werd in de DDR weergegeven of afgekort als DDR. Niet alleen de leiding had het vaak over unsere Republik (onze republiek). In de jaren zestig veranderde haar politiek met betrekking op de hereniging, zodat het woord Deutschland uit veel uitdrukkingen verdween. Bijvoorbeeld de Kulturbund zur demokratischen Erneuerung Deutschlands, vanaf 1958 Deutscher Kulturbund, kreeg in 1974 de naam Kulturbund der DDR. Een uitzondering was de naam van de heersende partij zelf, de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands.

In de Bondsrepubliek gebruikte men, zeker tot de jaren zeventig, liever andere uitdrukkingen dan DDR, vanwege het propagandistisch karakter van die naam (demokratisch):

  • Mitteldeutschland was van oudsher de naam voor de delen van Duitsland, die taalkundig en cultureel niet Noord-Duitsland noch Zuid-Duitsland waren, zoals delen van het Rijnland, Hessen en Thüringen. Na 1945 werd het ook voor de DDR gebruikt, met Ostdeutschland voor de aan Polen en de Sovjet-Unie verloren gebieden. Hedendaags worden Saksen, Saksen-Anhalt en Thüringen Mitteldeutschland genoemd, bijvoorbeeld Mitteldeutscher Rundfunk.
  • Rond de jaren zeventig ging men over om Ostdeutschland wel voor de DDR te gebruiken. Een vaak te horen redewending was die Deutschen in Ost und West. Na 1990 werd soms het Noord-Oosten van de voormalige DDR (Berlijn, Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern) als oost-Duits aangeduid. Meestal echter begrijpt men onder Ostdeutschland de voormalige DDR, waarbij het soms onduidelijk is of men het voormalige West-Berlijn ertoe moet rekenen.
  • Vooral vóór de jaren zeventig waren benoemingen populair, die minder geografisch bepaald waren en / of die het staatkundig karakter van de DDR ontkenden: Ostzone, Zone, Gebilde (schepsel), Pankow (als synoniem voor de DDR-leiders, want die zetelden in Berlijn-Pankow). Goed begrepen werd ook drüben, "aan de andere kant" (van de Muur).
  • Soms gebruikte men DDR, maar wél in aanhalingstekens. De tijdschriften van de conservatieve uitgeverij Springer (Bild, Die Welt) hielden dat tot 1989 vol.

In de Bondsrepubliek stonden tot 1990 de oude grenzen van 1937 (in stippellijnen) op gewone landkaarten, met de informatie dat bepaalde gebieden onder "bestuur" van Polen of de Sovjet-Unie behoorden (meestal in kleur van die staten). Ook de grens tussen de Bondsrepubliek en de DDR verschilde van gewone landsgrenzen.

Grensverkeer

Er waren verschillende mogelijkheden voor buitenlanders om de DDR, weliswaar met vergaande beperkingen, te bezoeken. Zo was het mogelijk om een visum voor de DDR te kopen, waarmee vooraf vastgestelde bezoeken aan de DDR konden worden gebracht. Ook waren er speciale visa voor met name West-Duitsers in het kader van economisch noodzakelijk dagelijks grensverkeer. Een voorbeeld hiervan is dat een stad als West-Berlijn afhankelijk was van de DDR in verband met afvalverwerking, hetgeen grotendeels in de DDR gebeurde.

De meeste 'bezoeken' aan de DDR bestonden voor buitenlanders echter uit het passeren van een van de Transitstrecken, bijvoorbeeld tussen Helmstedt en Berlijn. Het verlaten van de Transitstrecke was niet toegestaan, en onderbreken van de reis mocht alleen bij speciale punten.

De tweede relatief eenvoudige mogelijkheid was een bezoek aan Oost-Berlijn vanuit West-Berlijn. Buitenlanders konden de grens passeren bij Checkpoint Charlie en met de S-Bahn bij Bahnhof Friedrichstraße. Men was verplicht 25 West-Duitse Marken om te wisselen in 25 Oost-Duitse Marken. Voor het DDR-regime was dit een verkapte manier om aan harde valuta te komen, aangezien toeristen meestal geld overhielden aan hun bezoek aan Oost-Berlijn en de resterende Ostmarken niet mochten inwisselen of meenemen. Er was overigens niet veel controle op het (illegaal) meenemen van de Ostmarken.

Verder moesten toeristen een dagvisum kopen aan de grens voor 5 West-Duitse Marken. Toeristen waren verplicht voor 24.00u. de stad weer te verlaten. Men mocht met dit visum alleen Oost-Berlijn bezoeken en zich niet buiten de stadsgrenzen begeven. Met beperkingen was het overigens wel mogelijk zich aan te sluiten bij een georganiseerde trip naar Potsdam.

Leiders, partijen en organisaties

Staatshoofden

President

Voorzitter van de Staatsraad

President

Voorzitters van de raad van ministers (1949-1990)

Secretarissen-generaal van de SED (1946-1989)

Blokpartijen (partijen die met de SED samenwerkten)

  • CDUD (christendemocraten)
  • LDPD (liberalen)
  • DBD (boerenpartij)
  • NDPD (nationaal-democraten)

Officiële vakbond

  • FDGB (Freier Deutscher Gewerkschaftsbund)

Officiële vrouwenbond

  • DFB (Demokratischer Frauenbund)

Jeugdbond

  • FDJ (Freie Deutsche Jugend)

Oppositieorganisaties 1989-1990

Zie ook:

Zie ook

Externe links

  1. „Wer zu spät kommt, den bestraft das Leben“, Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung, 03.10.2004, Nr. 40 / pg 16
  2. a b * Schwarzer, Oskar (1999) Sozialistische Zentralplanwirtschaft in der SBZ/DDR. Stuttgart: Franz Steiner Verlag.
  3. Op
  4. Demografische Forschung Aus Erster Hand. 2009
  5. Promotieonderzoek van Dr. Sabine Major op
  6. http://www.stern.de/politik/geschichte/todesstrafe-in-der-ddr-der-scharfrichter-kam-von-hinten-592953.html
  7. http://basedow1764.wordpress.com/2009/06/08/rechtsstaat-ddr/
  8. http://www.ddr-diktatur.de/Download/Forum_Stasigold-HG-43-S55.pdf
  9. "höchster Staatsfunktionäre.".
  10. Obskure Geschäfte mit Kunst und Antiquitäten, Chr. Links Verlag, Berlin 1994 en het "Bericht vom 27.5.1994 des Schalck-Golodkowski-Untersuchungsausschusses des Deutschen Bundestages" (Drs. 12/7600, S. 49, 131, 515).
  11. Christian Schulz: § 175. (abgewickelt). : und die versäumte Wiedergutmachung. Hamburg 1998. ISBN 3-928983-24-5
  12. "jede zur Erregung der Geschlechtslust vorgenommene Handlung, die das Sittlichkeitsgefühl unserer Werktätigen verletzt".
  13. Hans-Georg Stümke: Homosexuelle in Deutschland : Eine politische Geschichte. München 1989. ISBN 3-406-33130-0
  14. „Homosexualität ebenso wie Heterosexualität eine Variante des Sexualverhaltens darstellt. Homosexuelle Menschen stehen somit nicht außerhalb der sozialistischen Gesellschaft, und die Bürgerrechte sind ihnen wie allen anderen Bürgern gewährleistet.“
Zie de categorie German Democratic Republic van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.