Jimmy Hoffa

Beluister (info)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door ZéroBot (overleg | bijdragen) op 16 jul 2011 om 16:50. (r2.7.1) (Robot: toegevoegd: io:Jimmy Hoffa)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

James Riddle Hoffa (Brazil (Indiana), 14 februari 1913), vermist sinds 30 juli 1975 en officieel dood verklaard op 30 juli 1982, was een Amerikaanse vakbondsleider die connecties had met de maffia. In de functie van voorzitter van de International Brotherhood of Teamsters in de jaren 50 en 60 had Hoffa veel invloed, hij is vooral bekend vanwege de mysterieuze omstandigheden rond zijn verdwijning en veronderstelde overlijden.

Biografie

Hoffa werd geboren als zoon van een arme mijnwerker, zijn vader stierf toen hij nog jong was en Hoffa kon vanwege geldgebrek niet op school blijven. Hij verhuisde naar Lake Orion in de staat Michigan om te werken in een magazijn. Hij kreeg daar de reputatie van een harde straatvechter die altijd opkwam voor zijn medewerkers tegen het management. Dit was reden voor zijn ontslag en zo kwam hij terecht bij de International Brotherhood of Teamsters (IBT), een militante arbeidersvereniging. Hoffa maakte ook gebruik van zijn banden met de georganiseerde misdaad om zo een verbond van kleinere winkeleigenaren aan te pakken. Dit leidde tot zijn eerste veroordeling, waarvoor hij nog slechts een boete kreeg. Nadat hij het tot leider van de lokale IBT had gebracht, bleef Hoffa werken met allerlei gangs.

Hij had een natuurlijk leiderschap en was iemand die vaak woest werd over de slechte behandeling van werknemers. In 1933, op 20-jarige leeftijd hielp hij bij de organisatie van zijn eerste staking van "swampers", de arbeiders die vrachtwagens in- en uitladen, vooral met fruit.

Vakbondsactiviteiten

De IBT organiseerde vrachtwagenchauffeurs, eerst in het midwesten maar later door het hele land. Ze waren succesvol met plotselinge stakingen, boycots en andere manieren die de kracht van de vakbonden duidelijk maakten aan de bedrijven. De vakbond hield zich echter niet altijd aan de regels als het er op aan kwam om de werknemers op één lijn te krijgen en pakte stakingbrekers hard aan.

Hoffa werd voorzitter van de IBT in 1957 toen zijn voorganger, Dave Beck, veroordeeld was vanwege omkoping en tot de gevangenis werd veroordeeld. Hoffa werkte enorm veel om de vakbond groter te maken en had in 1964 vrijwel alle vrachtwagenchauffeurs van Noord-Amerika achter zich gekregen. Hoffa ging echter door en probeerde ook werknemers van luchtvaartmaatschappijen en andere transportbedrijven in de vakbond te krijgen. Dit baarde de regering van de Verenigde Staten grote zorgen, omdat een staking dan, van al het transport in het land, rampzalig zou zijn voor de economie.

Ook al leverde het werk van Hoffa en sommigen van zijn mede-vakbondsbestuurders veel voordeel op voor de chauffeurs, er waren ook bestuurders binnen de IBT die vooral zichzelf verrijkten en de werknemers weinig te bieden hadden. In sommige takken van de industrie nam de georganiseerde misdaad het over, en in combinatie met het dreigen met stakingen kwamen hele takken onder controle van de maffia, of waren ze kwetsbaar voor chantage en afpersing. Hoffa werkte ook met deze mensen samen, omdat sommigen van hen een belangrijke rol speelden in zijn verkiezing tot voorzitter van de IBT. Diverse vakbondsbestuurders werden in die tijd veroordeeld vanwege banden met de maffia, maar bleven toch nog vaak gewoon aan als bestuurder, zoals Anthony Provenzano uit New Jersey. Anderen, zoals Moe Dalitz en Allen Dorfman financierden maffia-bouwprojecten met geld uit het IBT pensioenfonds.

President John F. Kennedy en zijn opvolger Lyndon B. Johnson oefenden allebei druk uit op Hoffa via Kennedy's broer Robert F. Kennedy, de minister van Justitie, om deze activiteiten te onderzoeken en zo mogelijk te stoppen. Vooral de Kennedy's waren er zeker van dat Hoffa heel wat vakbondsgeld in eigen zak had gestoken. Hoffa kon uiteindelijk niet aanblijven, ook al was hij tactisch heel slim en wist hij vaak mensen tegen elkaar uit te spelen.

Veroordeling en verdwijning

In 1964 werd Hoffa veroordeeld tot 15 jaar cel vanwege het omkopen van een jurylid. In 1971 kwam hij echter weer vrij toen president Richard Nixon hem gratie verleende op voorwaarde dat hij tien jaar lang niet meer actief zou zijn voor een vakbond. Hoffa besloot echter na een paar jaar om dit besluit juridisch aan te vechten om zo weer leider te kunnen worden van de IBT. Op 30 juli 1975 werd Hoffa rond 14:30 uur voor het laatst gezien op het parkeerterrein van restaurant Machus Red Fox in een buitenwijk van Detroit. Hij had daar een afspraak met twee maffialeiders, Anthony Giacolone en Anthony Provenzano.

Zijn lot is tot op de dag van vandaag nog een mysterie en er zijn verschillende roddels die geen van allen bewezen konden worden. Zo gaat zelfs het gerucht dat hij in het graf op Graceland begraven zou liggen, in plaats van Elvis Presley. Ook was er het gerucht dat hij begraven zou zijn in het Giants Stadium in New Jersey, maar dat werd ontkracht door het programma "MythBusters" van Discovery Channel.

Precies zeven jaar na zijn verdwijning, op 30 juli 1982, werd Hoffa officieel dood verklaard door de Amerikaanse autoriteiten en werd er een overlijdensakte afgegeven.

Overige

In Amerikaanse films en televisieseries, wordt er soms naar Jimmy Hoffa verwezen als het gaat om een mysterieuze verdwijning. Dit is onder andere het geval bij de televisieseries The Simpsons, Dexter, Breaking Bad, Medium en de films "Ghost", "Bruce Almighty" en "The Naked Gun". In 1992 maakte Danny DeVito de film Hoffa, over het leven en de verdwijning van Jimmy Hoffa met Jack Nicholson in de titelrol. De film F.I.S.T. (1978) met Sylvester Stallone is ook een onmiskenbare verwijzing naar het leven van Jimmy Hoffa. In aflevering vier van het zesde seizoen van de televisieserie "The Sopranos" ("The Fleshy Part of the Thigh") wordt eveneens verwezen naar de verdwijning van Hoffa.