Aardappel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Wiki13 (overleg | bijdragen) op 22 jan 2016 om 13:47. (Wijzigingen door 88.159.19.182 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Atsje)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Aardappel
Aardappel
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Lamiiden
Orde:Solanales
Familie:Solanaceae (Nachtschadefamilie)
Geslacht:Solanum (Nachtschade)
Soort
Solanum tuberosum
L. (1753)
Bloeiend aardappelras Doré
Bessen van aardappel
Verschillende schilkleuren
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Aardappel op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De aardappel (Solanum tuberosum) is een plant die ondergronds een energievoorraad in de vorm van zetmeel aanlegt. Het zetmeel wordt bewaard in knollen, die aardappelen of aardappels worden genoemd. De knollen worden gevormd aan ondergrondse stengels, stolonen genoemd. De aardappel is in de wereld het belangrijkste voedselgewas na rijst, tarwe en mais.

De aardappel komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika, maar is in veel Europese landen sinds de 16e eeuw een van de basisvoedingsmiddelen. In vele landen, waaronder Nederland en België, wordt de aardappel gezien als maaltijddrager. In andere landen telt hij mee als groentesoort.

Kenmerken

De aardappel behoort tot de nachtschadefamilie, net als de tomaat, de paprika en de tabak. De groene delen van de aardappel zijn giftig. Net als andere leden van de nachtschadefamilie bevat de plant alkaloïden. Aardappelplanten kunnen naast knollen ook bessen vormen, die in tegenstelling tot die van de tomaat zeer giftig zijn. In de bessen worden kleine zaden gevormd. Tussen de verschillende aardappelrassen zijn er grote verschillen in de vorming van bessen.

Groene knollen door licht bij 'Parel'

De knollen zijn eetbaar, maar kunnen giftig zijn door een hoog gehalte aan solanine. Daardoor zijn zetmeelaardappels van bepaalde rassen niet geschikt voor menselijke consumptie. Ook als aardappelen tijdens het bewaren worden blootgesteld aan licht stijgt het gehalte aan solanine. De knollen worden groen en zijn daarna ongeschikt om te eten.

De aardappelsoort die wereldwijd het meest geteeld wordt, is Solanum tuberosum (een tetraploïde met 48 chromosomen). De andere soorten worden vooral in Zuid-Amerika geteeld. Er zijn vier diploïde soorten (met 24 chromosomen): S. stenotomum, S. phureja, S. goniocalyx en S. ajanhuiri. Er zijn twee triploïde soorten (met 36 chromosomen): S. chaucha en S. juzepczukii. Er is ook nog een pentaploïde soort (met 60 chromosomen): S. curtilobum.

In de aardappel komen twee typen zetmeel voor, amylose en amylopectine, waarvan 21% amylose. In 2005 is voor het eerst een ras in de handel gekomen dat bijna 100% amylopectine bevat.

Een ander onderscheid is er tussen rassen met vastkokende aardappels (vastkokers), die bij het koken hun stevigheid behouden, en rassen met kruimige of bloemige aardappels (droogkokers) en daardoor het meest geschikt om te pureren; aardappelen die bij langer koken helemaal uit elkaar vallen, zijn afkokers.

Voedingswaarde

Net als rijst, pasta en brood is de aardappel een belangrijke bron van koolhydraten. Aardappels bevatten ook vitamine B6 en vezels.

Herkomst

De aardappel is vanuit Zuid-Amerika naar Europa gebracht door Spaanse ontdekkingsreizigers. Waarschijnlijk nam Diego de Amalya de eerste plant in 1536 mee uit Peru of Chili, waar deze aardappel bekendstond als chunu. De Inca's verbouwden de plant toen al honderden jaren. De aardappelplant groeide ook op grote hoogten in de Andes, waar veel andere planten niet meer kunnen groeien. Op basis van DNA-onderzoek is aangetoond dat alle oude aardappels afstammen van één plant uit zuid-Peru. Later zijn er voor het kruisingswerk nieuwe herkomsten verzameld en genenbankcollecties opgebouwd.[1]

Monniken waren verantwoordelijk voor de verspreiding van de aardappel vanuit Spanje naar de andere Europese landen. Zij pootten de plant in hun kloostertuinen. Ook in botanische tuinen vond de aardappelplant zijn weg. De aardappel groeit al sinds de Tachtigjarige Oorlog in de Leidse Hortus, sinds 1640 in Groningen en sinds 1689 in Amsterdam.

Carolus Clusius plantte in 1588 in Mechelen voor het eerst aardappelen in de tuin van Pitzemburg. In 1601 schreef hij over de voortplanting van de aardappel door zaad. Men ontdekte dat uit zaad van een paarsbloeiende plant ook witbloeiende planten opgroeiden. Er zijn in Europa door selectie dus waarschijnlijk al vroeg verschillende rassen ontstaan. In Nederland kruiste Petrus Hondius (geboren in 1578 te Vlissingen en overleden in augustus 1621 te Terneuzen) aardappelen met elkaar. Door virusinfecties gingen de rassen echter snel achteruit en werd regelmatig teruggegrepen op zaad.

De boeren stonden aanvankelijk weigerachtig tegenover een plant waarvan de stengels en bessen giftig zijn en dachten dat de knollen ook ongezond zouden zijn. In deze tijd werd de aardappel voornamelijk gezien als varkensvoer of voedsel voor de allerarmsten. Pas in 1727 werd de aardappel, voor het eerst in Friesland, als voedsel erkend. Langzamerhand kreeg de aardappel toch steeds meer de rol van volksvoedsel en in de 18e eeuw werd de aardappel in alle Europese landen verbouwd. Vanwege het hoge gehalte aan vitamine C werd de knol ook gebruikt ter voorkoming van scheurbuik op lange zeereizen.

Geert Veenhuizen (onder andere Eigenheimer en Rode Ster) en Kornelis Lieuwes de Vries (Bintje) waren Nederlanders die zich in de 19e en 20e eeuw bezighielden met de teelt en ontwikkeling van de aardappel.

Teelt

In Nederland en België is er een teelt van

De belangrijkste teeltgebieden van consumptie-aardappels in Nederland zijn Flevoland, Zeeland en Noord-Brabant. In de veenkoloniën (in Drenthe en Groningen) worden veel fabrieksaardappels voor de zetmeelwinning geteeld. In het noorden, vanwege minder luizen, pootaardappels.

De meest geteelde aardappel heeft 2n=48 chromosomen en is een tetraploïde plant, waarvan alle chromosomen van één plantensoort afkomstig zijn (autoploïde). Aardappels worden bijna altijd gekweekt van één enkele kloon met zo goed mogelijke genen. Alle 'bintjes' bijvoorbeeld zijn van één kloon afkomstig. Sinds kort is er een nieuwe manier van aardappelveredeling ontwikkeld waarbij er van diploïde planten uit zaad, door middel van zelfbestuiving in enkele generaties homozygote ouderlijnen worden gemaakt. Deze ouderlijnen worden gebruikt om hybride aardappelzaad te produceren[2].


Op de akker

Aardappelpootmachine
Aardappelaanaarder
Aardappelruggen
Aardappelrooimachine

Nadat de grond door grondbewerking is gereed gemaakt, worden de pootaardappelen in de grond gestopt. Voor een normale teelt worden in april de pootaardappelen gepoot en met een klein beetje grond bedekt. Dat kan door middel van een aardappelpootmachine. De aardappelen worden op (grond)ruggen geteeld. In de loop van het groeiseizoen wordt enkele keren aangeaard met behulp van een aardappelaanaarder. Hierbij wordt aan twee kanten een laagje aarde van de zijkant van de groeiplek over de wortels van de plant geschoven. Hierdoor blijven de wortels steeds goed bedekt met grond, zodat er geen groene knollen ontstaan en ontstaat ook de rug waarin de knollen zich kunnen ontwikkelen.

Voordat de knollen gerooid worden, wordt het gewas loofgeklapt en/of doodgespoten. Door deze loofdoding vormen de knollen een steviger schil, waardoor ze bij het rooien minder beschadigd worden. De knollen worden met een rooimachine uit de grond gehaald. Afhankelijk van het ras wordt er vroeg, middelvroeg of laat geoogst.

Een probleem bij aardappelen is het stootblauw, dat ontstaat doordat de knol tijdens of na het rooien beschadigd wordt door onder andere een te grote valhoogte, drukplekken, gooien of stoten. Bij een lage temperatuur neemt de gevoeligheid van stootblauw toe. Onder de schil ontstaan blauwe plekken, die veel schilverlies geven. De blauwe plekken ontstaan doordat in kapotte cellen het aminozuur tyrosine en fenolen worden omgezet in het bruingrijze of blauwzwarte melanine.

Stootblauw bij Parel

Vroeger werden de aardappelen tijdens de winter in een bult (kuil) opgeslagen op het land. De bult werd met riet of stro en aarde afgedekt. Bij het bewaren in huis is het belangrijk, dat de aardappelvoorraad donker wordt bewaard, omdat de knollen anders groen worden. Tijdens de bewaring wordt na een bepaalde periode, afhankelijk van het ras, de kiemrust verbroken en gaat de aardappel uitlopen, daarom worden aardappels vaak met kiemremmers behandeld. Een natuurlijke kiemremmer is carvon. In het donker ontstaan tijdens het uitlopen lange, witte scheuten. Het uitlopen is tegen te gaan door de scheuten regelmatig te verwijderen.

Periodes in het jaar

De teelt van aardappelen duurt in totaal altijd ca. 5 maanden en kan op verschillende momenten in de winter en het voorjaar beginnen. De volgende vier hoofdperiodes worden onderscheiden:[3]

  • Vroeg: februari - juni
  • Halfvroeg: maart - juli
  • Halflaat: april - september
  • Laat: mei - oktober

Ziektebestrijding

Tijdens het seizoen wordt, afhankelijk van het weer, door de meeste telers elke 7 tot 10 dagen met een gewasbeschermingsmiddel gespoten tegen de aardappelziekte (phytophthora). De noodzaak van chemische bestrijding is alleen te beperken door zo veel mogelijk ziekte-resistente rassen te kiezen. Met behulp van plantenveredeling, bijvoorbeeld door middel van genetische modificatie, wordt getracht om meer resistente rassen te ontwikkelen, maar dit proces verloopt moeizaam.

Bij de teelt van aardappelrassen zoals Bintje, Bildtstar en Eigenheimer wordt relatief veel gewasbeschermingsmiddel gebruikt. Aardappelen uit de gangbare teelt waarbij minder milieubestrijdingsmiddelen worden gebruikt, zijn onder meer Corine, Doré, Escort, Alpha, Van Gogh en Santé.[4]

Biologische teelt

In de biologische aardappelteelt wordt niet gespoten. Het gevolg is wel, dat het groeiseizoen direct voorbij is zodra het perceel op grotere schaal is besmet met phytophthora. Kleine besmettingen kunnen nog worden ingedamd door de planten plaatselijk dood te branden. Vóór de oogst worden op het gehele perceel de planten doodgebrand. Door vroegtijdige besmetting daalt de oogstopbrengst bij de biologische teelt aanzienlijk en door het grillige verloop treden er van jaar tot jaar ook grote verschillen op. Doordat biologische producten veelal rechtstreeks aan de consument worden verkocht, is de teelt ervan vaak toch lonend.
Interessante informatie over de biologische aardappelteelt (ook bruikbaar bij traditionele teelt) is te vinden in het document Biologische aardappelteelt.[5]

Ziekten en plagen

Aardappels zijn vatbaar voor diverse ziekten en plagen. Dat zijn bijvoorbeeld:

schimmels aardappelziekte (phytophthora ) Phytophtora
alternaria
fusarium (droogrot) Door fusarium aangetaste knollen (ras Fresco)
lakschurft
netschurft (Streptomyces spp.)
zilverschurft Schurft op Doré
Rhizoctonia-ziekte
verwelkingsziekte
wratziekte Wratziekte
Bacteriën stengelnatrot
zwartbenigheid
bruinrot
insecten bladluis Bladluizen
coloradokever coloradokeverLarven van coloradokever
nematoden
aardappelmoeheid (aardappelcystenaaltje)
Globodera rostochiensis
Globodera pallida
Globodera rostochiensis
wortelknobbelaaltjes
Meloidogyne hapla
Meloidogyne chitwoodii
Meloidogyne fallax
diverse virussen en viroïden bladrolvirus
aardappel X-virus
aardappel Y-virus
aardappel S-virus
aardappelspindelknolviroïde (PSTVd)

Rassen

Wereldwijd zijn er ongeveer 4000 aardappelrassen,[6] waarvan er een 200-tal in België en/of Nederland geteeld worden.[7]

Verwerking

Aardappelverwerking in Polygoonjournaal 1971

Consumptie-aardappels (45%)

Gebakken aardappels

Zetmeelaardappels (31%)

Aardappelmeel

Pootaardappels (24%)

Doré pootaardappelen
  • Verkoop in binnen- en buitenland als nieuw pootgoed

Anekdotes en wetenswaardigheden

  • Sinds juni 2008 is er een hoogoplopend conflict gaande tussen Chili en Peru over de vraag in welk van deze twee landen de ware oorsprong van de aardappel ligt.[8]
  • Een anekdote doet de ronde dat toen de aardappel aan het Franse hof geïntroduceerd werd, de koks de aardappels zelf wegwierpen op de afvalhoop en juist het meest giftige deel van de plant, de bessen, voor de koning en zijn gasten bereidden. Uiteraard beviel dit niet erg en de aardappels werden door de tuinman op de afvalhoop verbrand. Deze man was slechts een arme arbeider met veel kinderen. Toen hij de afval hoop opruimde zag hij de geroosterde knollen en opende er een. Hij proefde ervan en concludeerde dat het prima eten voor zijn kinderen was.
  • Frederik de Grote voerde middels het kartoffelbefehl de aardappel in Pruisen in om hongersnoden te voorkomen. Nog steeds worden er uit erkentelijkheid aardappels op zijn graf gelegd.
  • Om de aardappeloogst uit de grond te halen (handmatig) werd vroeger het hele gezin ingeschakeld. Tijdens de oogst bleven vele kinderen dan ook weg van de schoolbanken. Dit bewoog de Belgische overheid ertoe om de herfstvakantie in te voeren.
  • In de tweede helft van de 18e eeuw at de mens gemiddeld een kilo aardappelen per dag. Tegenwoordig eet men nog maar ongeveer 100 gram per dag.
  • De grootste aardappel ooit woog 11 kg.[9][10]
  • De hoogste aardappelplanten ooit waren 2,5 meter hoog; dit kwam voor bij een poging tot kruising tussen Agria's en Bintjes.[11] De meeste aardappelplanten kunnen zo lang worden als ze gemolken worden. Melken wil hier zeggen dat de jonge knolletjes steeds van de plant verwijderd worden. Dit wordt gedaan bij de plantenveredeling om planten die normaal niet willen bloeien in bloei te krijgen en zo ze met elkaar te kunnen kruisen.
  • Het aardappelras Bintje is aan zijn naam gekomen doordat in het jaar 1905 bovenmeester Klaas de Vries samen met zijn leerlingen bezig was met het kweken van aardappelrassen. De mooiste aardappelsoort noemde hij naar zijn ijverigste leerling, genaamd Bintje Jansma.
  • In de 17e eeuw werd de aardappelteelt op het waddeneiland Texel gedomineerd door de familie Oosterdijk. Heel Texel was voor zijn dagelijkse aardappel afhankelijk van deze boerenfamilie. Door malaise in de aardappelhandel deed Marc, de enige zoon van de familie, eens de volgende uitspraak: Malheur meakt eerdappels tot een sleur. Deze spreuk wordt dezer dagen op Texel nog met enige regelmaat gebruikt.[bron?]

Zie ook

Externe links

Op andere Wikimedia-projecten