Sobibór (vernietigingskamp)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Wutsje (overleg | bijdragen) op 24 mei 2018 om 16:40. (Wijzigingen door 84.24.140.88 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Handige Harrie)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Vernietigingskamp Sobibór
Sobibór (Polen)
Sobibór
Ingebruikname 1942
Gesloten 1943
Locatie Sobibór
Verantwoordelijk land Nazi-Duitsland
Coördinaten 51° 27′ NB, 23° 36′ OL
Beheerder SS
Gevangenen 170.165[1]
Dodental 169.800[1]
Het station van Sobibór in 2007
Tekening van het kamp in 1943. Een hoge omheining van gevlochten takken onttrekt de gaskamers aan het zicht

Sobibór (uitspraak in het Pools Sobiboer) was een vernietigingskamp in het Generaal-Gouvernement (tegenwoordig Oost-Polen), dat gevestigd was nabij het dorp Sobibór. Het kamp, gebouwd en gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog, stond onder gezag van nazi-Duitsland. Het kamp bestond van april 1942 tot november 1943. Er zijn ten minste 170.165[1] personen naar Sobibór gedeporteerd, waarvan er 169.800 in het kamp werden vermoord, voornamelijk Joden, maar ook Roma en niet-Joodse Polen. Andere bronnen spreken van 150.000 tot 250.000 doden.[2] Er werden ten minste 34.295 Nederlandse Joden vermoord.[1]

In tegenstelling tot Auschwitz, Majdanek en Treblinka bestond Sobibór niet uit een verzameling nevenkampen. Het enige doel was de gevangenen na aankomst in Sobibór zo snel mogelijk uit te roeien. De meesten die er aankwamen, stierven nog dezelfde dag. Degenen die de eerste schifting overleefden, werden tewerkgesteld in voornamelijk het Sonderkommando of in nabijgelegen werkkampen zoals kamp Dorohucza. Uiteindelijk wachtte ook hen de dood.

Bouw

Het kamp Sobibór werd in 1942 gebouwd bij Sobibór in de buurt van Włodawa en Chelm (Generaal-Gouvernement, 1939-1945), door ca. 80 Joodse dwangarbeiders uit omliggende getto's, die na de bouwwerkzaamheden werden doodgeschoten. Het was het tweede kamp dat in het kader van Aktion Reinhard werd gebouwd. In april 1942 werd Polizeioberleutnant Franz Stangl (1906-1944), op dat moment nog een politiefunctionaris, benoemd tot commandant van het nieuwe kamp. Hij moest ervoor zorgen dat de bouwwerkzaamheden versneld werden en ging hiervoor te rade bij commandant Christian Wirth van kamp Bełżec. Medio april was het kamp gereed. In september 1942 werd Polizeihauptmann Franz Reichleitner commandant van Sobibór nadat zijn voorganger Stangl naar Treblinka was overgeplaatst. Zowel Stangl als Reichleitner werd later dat jaar in de SS geassimileerd.[3][4]

Indeling

Het complex mat ca. vierhonderd bij zeshonderd meter, en bestond uit vier zones: Het Vorlager, waar de SS'ers en de Oekraïense Trawniki's verbleven en de treinen binnenkwamen; Kamp I waar de dwangarbeiders woonden en werkten (schoenmakers, zadelmakers etc.); Kamp II was het ontvangstterrein waar de gevangenen hun bagage en kleding afgaven en Kamp III was de locatie waar de vernietiging plaatsvond.

Het Vorlager was als een vriendelijk park ingericht. Er stonden bloemperken en wegwijzers naar een niet-bestaand zwembad en restaurant, zodat de gevangenen de indruk moesten krijgen in een comfortabel vakantiepark te zijn aangekomen. Of dat inderdaad het gewenste effect had, valt zeer te betwijfelen, want de SS'ers gedroegen zich allesbehalve vriendelijk. Om ontsnappingen tegen te gaan, was het kamp omgeven door prikkeldraad en een mijnenveld van ongeveer vijftien meter breed, zie de plattegrond.

Transporten

Stolperstein in de Himmelstrasse ter herinnering aan George Weil, zijn vrouw en zijn zoon. (transport 53)
Stolperstein, Oosthaven 31, Gouda - David van Buuren, geboren in Amsterdam op 13-12-1864

Polen

De eerste transporten kwamen in april 1942 per vrachtwagens uit Izbica (Polen). De 13-jarige Philip Bialowitz was een van de 45 gevangenen die geselecteerd werden om te werken. Hij moest kleding onderzoeken naar verstopt geld en juwelen. Drie maanden later kwam zijn broer Symcha ook in Sobibór aan. Later werden ook Duitse, Franse, Tsjechische, Slowaakse en Nederlandse Joden naar het kamp gedeporteerd.

Frankrijk

Vanuit Kamp Drancy (Frankrijk) werden tussen maart 1942 en augustus 1944 ongeveer 63.000 joden afgevoerd.

Van transport 53 werden 31 mannen voor werk in het kamp geselecteerd. Alleen Antonius Bardach (1909)[5] en Josef Duniec (1912-1965) overleefden de oorlog.

Nederland

Tussen 3 maart en 20 juli 1943 kwamen 34.313 Joden uit Nederland naar het kamp, verdeeld over negentien transporten vanuit Westerbork. Het merendeel van de gedeporteerden werd nog op de dag van aankomst in de gaskamers vermoord. In totaal zijn ongeveer duizend mensen direct na aankomst doorgestuurd naar werkkampen, waaronder ongeveer zevenhonderd naar het turfkamp Dorohucza, in de omgeving van Lublin. Velen van hen bezweken onder de zware omstandigheden aan mishandeling, uitputting, ondervoeding en ziekte of werden om arbitraire redenen geëxecuteerd. Enkele tientallen werden in het kamp Sobibór te werk gesteld als Arbeithäftlinge.[3]

Uit de negentien transporten met 34.313 Joden die vanuit Kamp Westerbork werden gedeporteerd hebben slechts achttien mensen de oorlog overleefd.[6] Twee vrouwen die vanaf het transport van 6 april 1943 als Arbeithäftlinge waren te werk gesteld overleefden de opstand en ontsnapping. Van de ongeveer duizend mensen die direct na aankomst in Sobibór naar andere kampen waren doorgestuurd werden niet meer dan dertien vrouwen en drie mannen uiteindelijk bevrijd na twee jaar op verschillende plaatsen als dwangarbeiders te werk gesteld te zijn geweest. De dertien vrouwen waren uit het transport van 10 maart 1943 afkomstig. De drie mannen kwamen met de treinen van respectievelijk 17 maart, 11 mei en 1 juni 1943 in Sobibór aan.[3][7]

Van de kinderen en jongeren tot zestien jaar oud, die 5, 6 en 7 juni in Kamp Vught geselecteerd werden voor het kindertransport is het overgrote deel ook in Sobibór terechtgekomen, waar zij vrijwel direct na aankomst vergast werden.[8] Ook Philip Slier, bekend om zijn brieven vanuit Rijkswerkkamp Molengoot, en zijn ouders kwamen via Kamp Vught in Sobibór terecht en zijn er vergast.

Moordprocedure

Bij aankomst werden de gevangenen in Kamp II uitgesplitst naar mannen en vrouwen. Bovendien werd een aantal personen uitgekozen die het Sonderkommando moesten vormen. De anderen kregen te horen dat ze een douche zouden krijgen. Bagage en waardevolle bezittingen werden afgegeven, de gevangenen kleedden zich uit en van de vrouwen werd het hoofdhaar afgeschoren. Vervolgens gingen de naakte gevangenen naar een van de drie gaskamers (later zes), tot het laatste moment denkend dat het doucheruimtes waren.

De gaskamers van Sobibór werden gevoed met het uitlaatgas van een benzinemotor.[9]

Op 12 februari 1943 kwamen Reichsführer-SS Heinrich Himmler en Adolf Eichmann het kamp bezichtigen. Het kamp werd voordien opgeruimd en schoongemaakt, en ter demonstratie werden enkele honderden Joodse vrouwen uit een nabijgelegen kamp vergast. De vrouwen waren op hun schoonheid geselecteerd. Himmler beval tijdens zijn bezoek dat ook transporten uit Nederland op Sobibór moesten rijden.

Onderzoekers uit Polen en Israël verrichten vanaf 2006 onderzoek naar de locatie van de gaskamers in het kamp en kwamen in 2014 naar buiten met de exacte locatie. Zij gaven aan dat het resultaat van groot belang is voor het onderzoek naar de Holocaust, omdat het aanwijzingen zou geven over de laatste momenten van de mensen die er vermoord zijn en over hun precieze aantal. Bij muurresten werden nog persoonlijke bezittingen gevonden, zoals sieraden en gouden tanden.[10]

Nevenkampen

Tijdens de Aktion Reinhard ressorteerden vele dwangarbeiderskampen onder kamp Sobibór. De meeste van deze kampen waren opgericht om arbeiders te huisvesten die werkten aan het reguleren van de waterloop van de beken. Tijdens het beheer door Sobibór werden die kampen jodenkampen. Zij waren bedoeld om de mensen zich letterlijk dood te laten werken. De kampen waren onder andere gevestigd in: Czerniejów gemeente Jabłonna, indirect Dorohucza, Dorohusk, Kamien, Krychow, Luta , Nowosiółki gemeente Telatyn, Osowa, Ruda Opalin gemeente Ruda-Huta, Sawin, Siedliszcze, Sobibór, Staw-Sajczyce, Tomaszowka, Ujazdów gemeente Nielisz, Wlodawa en Żmudź. Slechts enkele bewoners van deze kampen hebben het verblijf overleefd. Aktion Erntefest maakte een einde aan veel van deze kampen en hun inwoners.

Sonderkommando

Zie Sonderkommando (kampfunctie) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Sonderkommando werd gedwongen de lijken te onderzoeken op waardevolle zaken, zoals ringen en gouden tanden en ten slotte de dode lichamen in massagraven te begraven. In een later stadium was het Sonderkommando ook werkzaam bij het heropenen van de massagraven toen de nazi's overgingen op het cremeren van stoffelijke overschotten. Een deel van het Sonderkommando (dat niet wist wat er elders in het kamp gebeurde [bron?]) kreeg de taak de kleding te onderzoeken en te sorteren.
Aanvankelijk werd het Sonderkommando na gedane plicht doodgeschoten. Er werd dus na elk transport een nieuw Sonderkommando samengesteld. Waarschijnlijk voldeed het Sonderkommando niet altijd even goed, want later werd tot de instelling van een permanent Sonderkommando besloten, waarvoor natuurlijk huisvesting gebouwd moest worden. Hun uiteindelijke lot was echter hetzelfde en wie weigerde te werken werd direct vermoord. Van diegenen die werden gedwongen in Kamp III te werken heeft niemand de oorlog overleefd.

Ontsnapping

In de zomer van 1943 kwam een verzetsgroep tot stand in het kamp onder leiding van Leon Feldhendler en Alexander Petsjerski, leden van het Sonderkommando. Deze groep organiseerde een opstand op 14 oktober 1943, waarbij tien Duitsers, twee Volksduitsers en acht trawniki's werden gedood. Circa driehonderd gevangenen, waaronder Selma Engel-Wijnberg, wisten het kamp te ontvluchten, maar de meesten kwamen om bij de klopjacht die daarop volgde. De meeste Joden die in het kamp waren achtergebleven werden gedood. In november kwam ten slotte het bevel de nog resterende dertig Joden dood te schieten, en aldus geschiedde. Over deze ontsnapping is de film Escape from Sobibor gemaakt.

Sluiting

Na de opstand besloten de Duitsers het kamp op te heffen. Er werden dertig Joden uit Treblinka gehaald om het vernietigingskamp te slopen en de resten te camoufleren.[11] Na de sloop werden ook deze mensen doodgeschoten. Na de sloop groeide er een bos over het voormalige kamp.

Toen in de zomer van 1944 het gebied rond Sobibór werd bevrijd door Sovjets en Polen werden in de omgeving nog ongeveer vijftig Joden aangetroffen. Zij hadden zich schuil gehouden, of hadden zich aangesloten bij groepen partizanen.

Dodental

Het telegram van Hermann Höfle, waarin de moord op 101.370 personen in kamp Sobibór wordt vermeld per 31 december 1942

Tot 2002 werd aangenomen dat het dodental in ieder geval tussen de 150.000 en 250.000 lag. In 2000 werd echter een belangrijk document publiekelijk vrijgegeven.[12] Op 11 januari 1943 had SS-Sturmbannführer Hermann Höfle vanuit het hoofdkwartier van de Aktion Reinhardt in Lublin een telegram gestuurd aan Franz Heim (1907-1944) in Krakau. Het betrof onder meer het aantal Joden dat per 31 december 1942 in de vier vernietigingskampen van de Aktion Reinhardt was aangekomen. Het bericht werd op dezelfde dag echter nog gedecodeerd door de Britse geheime dienst. In die tijd werd er echter niet veel mee gedaan en zag men het belang van het document niet. Toen het in 2000 publiekelijk werd vrijgegeven zagen diverse historici het belang van het document in; het vermeldde het aantal slachtoffers van de vernietigingskampen Sobibór, Majdanek, Bełżec en Treblinka tot aan december 1942. Door het gedecodeerde bericht kan worden vastgesteld dat het totale slachtofferaantal van Sobibór per 31 december 1942 101.370 bedroeg.

Vanaf 1943 werden nog eens 68.795 mensen naar Sobibór gedeporteerd, waarvan 34.313 afkomstig uit Nederland.[1] Achttien Nederlanders die werden gedeporteerd naar Sobibór overleefden de oorlog.[1] Daarnaast werden er nog mensen uit Polen (14.900), de Sovjet-Unie (13.700), Frankrijk (3500) en Joegoslavië (2382) naar Sobibór afgevoerd.[1] Dit brengt het totaal aantal gedeporteerden naar Sobibór op 170.165. In totaal zouden 365 personen het kamp overleven en van 57 is bekend dat ze de oorlog overleefden. Het totaal aantal dodelijke slachtoffers van Sobibór ligt dus op 169.800.[1]

Monumenten

Gebogen muur
Herdenkingsteken
Mausoleum

Van het voormalige vernietigingskamp is weinig over. Er zijn enkele monumenten.

  • Op een gebogen muur bij de ingang van het kamp zijn acht bronzen plaquettes aangebracht waarop de slachtoffers worden herdacht in acht verschillende talen: Engels, Yiddish, Hebreeuws, Nederlands, Duits, Frans, Slovaaks en Pools (geen Russisch). Daarboven staat SOBIBÓR.
  • Het herdenkingsteken, onthuld in 1965, staat op de plaats waar de gaskamers vermoedelijk waren.
  • Het mausoleum heeft de vorm van een platte pyramide. Deze is gemaakt van zand vermengd met menselijke as en botten.

De herinrichting van Sobibór is in 2013 gestart. Bovengenoemde monumenten zijn sindsdien beter beveiligd.

In Nederland zijn drie algemene monumenten die naar Sobibór verwijzen:

  • een plaquette in de Reinkenstraat in Den Haag herinnert aan de 24 Joden die op 22 maart 1943 op nummer 19 werden gearresteerd. Zij werden in Sobibór vermoord.
  • het Joods monument in Enter werd in 1995 onthuld. Het herinnert aan twintig Joden die in 1943 in Enter gearresteerd werden en in Sobibór de dood vonden.
  • het gedenkteken aan de Amstel in Amsterdam bestaat uit een lint van stenen, die herinneren aan de bijna 100 kinderen en drie verzorgers die uit het jongensweeshuis Megadlé Jethomiem opgehaald werden.

Daarnaast zijn er enkele monumenten die personen herdenken die daar vermoord werden.

Museum

Op 14 oktober 1993, 50 jaar na de opstand, werd een klein museum geopend als dependance van het Włodawa Museum. Financieel liep het museum slecht waardoor het in 2011 tijdelijk gesloten werd.
In 2013 werd een wedstrijd uitgeschreven voor een ontwerp van een nieuw museum. Het resultaat werd op 24 juni 2014 bekend gemaakt in aanwezigheid van koning Willem-Alexander en koningin Máxima. Nederland, Israël, Polen en Slowakije werken samen aan dit project. De begroting is $ 5.000.000.

Toen het kamp in 1943 gesloten werd, werd al het bewijsmateriaal zorgvuldig verwijderd. Later werd er een bos geplant. Sinds oktober 2007 worden opgravingen verricht. Hierbij zijn persoonlijke eigendommen en sporen van de prikkeldraadomheiningen aangetroffen. In 2013 werden de resten van een ontsnappingstunnel in Kamp III gevonden en in 2015 zijn ook sporen van de gaskamers gevonden.

Zie ook

Naslagwerk

Zie de categorie Sobibór extermination camp van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.