Naar inhoud springen

C. Auguste Dupin

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Auguste Dupin)
Auguste Dupin
Auguste Dupin in de The purloined letter
Debuut The Murders in the Rue Morgue (1841)
Laatst gezien The Purloined Letter (1844)
Bedacht door Edgar Allan Poe
Gespeeld door Leon Ames, Patric Knowles, Steve Forrest, Edward Woodward, Daniel Gélin, Laurent Terzieff, George C. Scott, Carl Lumbly, Malcolm Goodwin (jonge versie)
Stemacteur(s) Adolphe Menjou
Persoonsinformatie
Volledige naam C. Auguste Dupin
Alias Pierre Dupin, Paul Dupin
Geslacht man
Nationaliteit Frans
Beroep Detective-hobbyist
Titel Le Chevalier in het Legioen van Eer
Specialiteit begaafd analyticus, logisch redeneren, hekelt daglicht
Relatiebanden
Kinderen Claire (dochter in The Murders in the Rue Morgue)
Portaal  Portaalicoon   Media

C. Auguste Dupin is een fictieve figuur in drie verhalen van de Amerikaanse schrijver Edgar Allan Poe: The murders in the Rue Morgue (De moorden in de Rue Morgue; 1841), The mystery of Marie Rogêt (Het raadsel van Marie Rogêt; 1842) en The purloined letter (De gestolen brief; 1844)

C. Auguste Dupin is een Fransman die door zijn grote analytische gaven misdaden kan oplossen, zuiver door logisch te redeneren. Poe was met deze verhalen de grondlegger van het moderne detectiveverhaal. Het voorbeeld werd onder meer nagevolgd door Arthur Conan Doyle en Agatha Christie.

Met name de Sherlock-Holmesverhalen van Conan Doyle vertonen veel overeenkomsten met de verhalen over C. Auguste Dupin. Evenals de Holmesverhalen later, worden de verhalen over C. Auguste Dupin verteld door een - in dit geval naamloze - huisgenoot die verslag doet van hetgeen hij met zijn scherpzinnige vriend meemaakt.

C. Auguste Dupin heeft een grote hekel aan daglicht. De luiken van zijn Parijse appartement zijn overdag gesloten. Hij leeft voornamelijk 's nachts. Van hem wordt verder verteld dat hij geen vrienden heeft - zelfs niemand kent - en leeft van de bescheiden nalatenschap van zijn vader.

Het verhaal The purloined letter werd in artikelen van zowel Jacques Lacan als Jacques Derrida gebruikt om er hun taalfilosofie mee te illustreren.