Arrest Gecontroleerde aflevering

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gecontroleerde aflevering
Datum 17 maart 1998
Instantie Hoge Raad der Nederlanden
Rechters Ch.Th. Hermans, G.J.M. Corstens, A.M.M. Orie
Adv.-gen. J.W. Fokkens
Soort zaak   strafkamer
Procedure cassatie
Wetgeving art. 48 Sr, art. 359 lid 1 en 3 Sv, art. 2 Opiumwet
Onderwerp   medeplichtigheid
Vindplaats   NJ 1998/515, m.nt. J. de Hullu
ECLI   ECLI:NL:HR:1998:ZD0975

Het arrest Gecontroleerde aflevering (HR 17 maart 1998, NJ 1998/515) is een arrest van de Nederlandse Hoge Raad dat betrekking heeft op de deelnemingsvorm van medeplichtigheid.

Casus[bewerken | brontekst bewerken]

Verdachte K. is betrokken bij de invoer van cocaïne in Nederland. Wanneer zij evenwel op 8 januari 1995 behulpzaam denkt te zijn bij deze invoer door telefoontjes te plegen en een semascript te sturen, blijkt de cocaïne eerder op de dag reeds door de politie in beslag genomen en vervangen door neppakketten. Ook zijn andere betrokkenen reeds aangehouden.

Rechtsvraag[bewerken | brontekst bewerken]

De vraag is of medeplichtigheid bewezen kan worden ingeval het misdrijf reeds is voltooid. Nu de cocaïne reeds in beslag genomen is, hebben de handelingen van K. immers geen uitwerking meer op het misdrijf.

Procesgang[bewerken | brontekst bewerken]

Het hof acht medeplichtigheid bewezen. Hiertegen wordt cassatie ingesteld.

Hoge Raad[bewerken | brontekst bewerken]

De Hoge Raad oordeelt:

5.3 Van medeplichtigheid bij een misdrijf als het onderhavige kan alleen sprake zijn indien en voor zover de binnen het grondgebied van Nederland gebrachte stof bevattende cocaïne nog niet strafvorderlijk inbeslaggenomen is. Handelingen die worden verricht nadat de stof bevattende cocaïne inbeslaggenomen is kunnen immers per definitie niet meer strekken tot het verdere vervoer en de overdracht van die binnen het grondgebied van Nederland gebrachte stof en de voorwerpen waarin die stof verpakt is.

De Hoge Raad vernietigt om deze reden het bestreden arrest.

Belang[bewerken | brontekst bewerken]

In de regel kan van deelneming aan een strafbaar feit geen sprake zijn wanneer het strafbaar feit reeds is voltooid of afgebroken. Er is dan namelijk niet voldaan aan het accessoriteitsvereiste: het gronddelict ontbreekt.