Culpa in causa-arrest

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Culpa in causa
Datum 9 juni 1981
Instantie Hoge Raad der Nederlanden
Rechters Ch.M.J.A. Moons, A.C. van den Blink, R. de Waard, Ch.Th. Hermans, H.J.M. Jeukens
Adv.-gen. J. Remmelink
Soort zaak   strafkamer
Procedure cassatie
Wetgeving 37, 287 Sr; art. 359 lid 1 Sv
Onderwerp   culpa in causa, opzet
Vindplaats   NJ 1983/412, m.nt. Th.W. van Veen
DD 81.358
ECLI   ECLI:NL:HR:1981:AC0902

Het Culpa in causa-arrest (HR 9 juni 1981, NJ 1983/412) is een arrest van de Nederlandse Hoge Raad dat betrekking heeft op culpa in causa.

Casus en procesgang[bewerken | brontekst bewerken]

Verdachte heeft onder invloed van cocaïne zijn grootmoeder met een mes door een halssteek en meerdere daarop volgende steken om het leven gebracht. Hij verklaart dat hij verscheidene malen met het mes heeft gestoken om het gillen van zijn grootmoeder te doen stoppen.

Hij wordt vervolgd voor doodslag. Het hof veroordeelt hem ter zake van doodslag tot twee jaar gevangenisstraf. Het cassatieberoep wordt verworpen.

Rechtsvragen[bewerken | brontekst bewerken]

Er liggen twee rechtsvragen voor:

  1. Was er in casu sprake van opzet?
  2. Kan het bewezenverklaarde aan de verdachte worden toegerekend, nu hij ten gevolge van de cocaïne intoxicatie aan een paranoïde psychose leed?

Hoge Raad[bewerken | brontekst bewerken]

Ten aanzien van het opzet oordeelde de Hoge Raad:

Dat niet aannemelijk is geworden, dat te dezen sprake is geweest van een zodanig ernstige geestelijke afwijking dat de verdachte dientengevolge tijdens het begaan van het bewezene van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan verstoken was.

Uit het gedrag en de verklaring van de verdachte is immers gebleken dat hij geacht moet worden te hebben willen doden. Ten aanzien van de toerekenbaarheid bevestigt de Hoge Raad de culpa in causa-redenering van het hof. Aangezien de verdachte bekend was met de invloed die de drug op hem had en het van algemene bekendheid is dat gebruik van cocaïne het normbesef kan aantasten, kan de verdachte worden verweten dat hij door gebruik van cocaïne is komen te verkeren in een toestand van ziekelijke storing van zijn geestesvermogens. Derhalve kan de doodslag aan hem worden toegerekend.