Gebruiker:Angelo.godeau/Bonifatius VIII

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Mee bezig Mee bezig
Aan deze pagina of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.
Het Pausenpaleis te Avignon, residentie van pausen in de periode 1335-1377 als ook van de tegenpausen van 1378-1403

De Babylonische ballingschap der pausen (ook wel aangeduid als de Babylonische gevangenschap) was de periode van 1309 tot 1377 waarin het pauselijk hof van de Rooms-katholieke Kerk gevestigd was in Avignon in plaats van in Rome. Het verblijf van de paus buiten de Italiaanse gebieden was al in 1305 begonnen bij het aantreden van paus Clemens V, dit op advies van [lees: onder druk van] de Franse koning Filips IV die meende dat de politieke situatie in Rome te gevaarlijk was.

Het verblijf in Avignon werd gezien als een dieptepunt in het prestige van de pausen, omdat hun optreden sterk onder invloed stond van de Franse monarch en hun wereldlijke machtspositie daardoor zwaar onder druk kwam te staan.

Hoewel in de periode 1309-1377 verschillende pausen aangaven bereid te zijn terug te keren naar Rome, was het pas paus Urbanus V in 1367 die hiervoor de eerste aanzet gaf: in de periode 1367-1370 zou hij, samen met een deel van de Curie in Rome en andere Italiaanse steden resideren om in 1370 weer terug te keren naar Avignon.

Onder paus Gregorius XI werd de terugkeer naar Rome in 1377 definitief. De keuze van Urbanus VI tot paus, volgend op de dood van Gregorius in 1378, vormde het begin van een breuk binnen de kerk die resulteerde in de periode bekend onder de naam Westers Schisma (1378-1417). De door de kerk erkende pausen verbleven in Rome, terwijl de tegenpausen hun intrek namen in Avignon.

Benaming[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel de herkomst van de benaming Babylonische ballingschap der pausen niet met zekerheid is vast te stellena, wordt zij onder meer toegeschreven aan de Italiaanse dichter Francesco Petrarca die Avignon het Babylon van het Westen noemde.

De bron van leed, de kiem van de woede, de school der dwalingen, de tempel van ketterij, eens Rome, nu het valse met schuldgevoel overladen Babylon, de smederij van leugens, de verschrikkelijke gevangenis, de hel op aarde.[1]

Met de pausen als gevangenen van een vreemde macht (lees: Frankrijk) zou er een analogie bestaan met de Babylonische Ballingschap der Joden (597-536 v. chr.)[2] Onder meer professor Guillaume Mollat wees er in zijn boek "The Popes at Avignon" op, dat Petrarca de pausen geenszins zag als slachtoffers maar als deelnemers aan de dwalingen: “Hier heersen de opvolgers van de arme vissers uit Galilea; het is vreemd hoe zij hun afkomst hebben vergeten.”[3] Mollat oordeelde dat de benaming voor de periode derhalve slecht gekozen was.[4]

Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Bonifatius VIII Filips IV van Frankrijk

Gedurende de Middeleeuwen ontwikkelde zich een conflict tussen de wereldlijke en spirituele leiders met name over het vraagstuk wie de hoogste macht bezat en daardoor bij machte was (kerkelijke) benoemingen te autoriseren. Paus Nicolaas II (1059-1061) had hiervoor een aanzet gegeven met de bul In Nomine Domini (1059), waarin onder andere bepaald werd, dat de verkiezing van een nieuwe paus slechts voorbehouden was aan de kardinaal-bisschoppen[5]; de keizers van het Heilige Roomse Rijk, die voorheen hun gewenste kandidaten naar voren schoven, konden nu slechts instemmen met de keuze.[6]

Doordat de keizers echter hun aanspraak op kerkelijke benoemingen handhaafden en pausen zich tevens gingen inlaten met wereldlijke zaken (bijvoorbeeld inzake de erfopvolging van vorsten) ervoeren beide partijen deze wederzijdse bemoeienissen als verlies van prestige verbonden aan hun ambt. In 1175 leidde dit tot een direct conflict tussen paus Gregorius VII en Hendrik IV van het Heilige Roomse Rijk wat de aanzet werd tot de Investituurstrijd. Het Dictatus Papae uit 1075, toegeschreven aan Gregorius VII, maakte het standpunt van de kerk duidelijk: kerkelijke benoemingen waren alleen voorbehouden aan de paus, die tevens het gezag had koningen en keizers af te zetten.[7] Deze suprematie van de geestelijke macht boven de wereldlijke was reeds door paus Gelasius I in een brief aan de keizer van het Oost-Romeinse Rijk Anastasios I meegedeeld: “de verantwoordelijkheid van de priesters was het grootst, omdat zij verantwoording moesten afleggen voor de koningen van de mensen bij het Laatste Oordeel.”[8]

Met het Concordaat van Worms (1122) werden bepalingen aangegeven inzake de positie van de wereldlijke versus de geestelijke macht (en vice versa) waardoor een ogenschijnlijk einde kwam aan de Investituurstrijd, maar die zo’n 170 jaar later weer zou oplaaien door de opkomst van het koninkrijk Frankrijk. Filips IV van Frankrijk kwam hierdoor lijnrecht tegenover paus Bonifatius VIII te staan. Centraal stonden de vraagstukken of de kerk belastingplicht had aan de Franse staat en in hoeverre de wereldlijke macht recht kon spreken over geestelijken. Bonifatius’ standpunt daarover was duidelijk: elke inmenging van de staat in kerkelijke aangelegenheden was verboden, temeer daar de spirituele macht hoger was dan die van de wereldlijke. [zie de pauselijke bullen Clericis Laicos en Unam Sanctam]

De spanningen tussen paus en koning escaleerden dusdanig, dat dit tevens binnen de Italiaanse gebieden leidde tot onrust en verzet tegen de pauselijke/kerkelijke suprematie. Binnen Rome laaide de strijd tussen de rivaliserende families Colonna en Orsini op. Om de paus ter verantwoording te roepen werd in 1303 door de Franse koning geprobeerd paus Bonifatius VIII te arresteren, wat uiteindelijk mislukte maar wel zou geresulteerd hebben in zijn vroege dood.[9] Zijn opvolger, paus Benedictus XI, werd aangespoord stelling te nemen tegen zijn voorganger, maar zijn dood zeven maanden na zijn verkiezing kon het tij niet keren. Met de verkiezing van Clemens V begon het verblijf in Frankrijk.

Pausen van Avignon
Clemens V
1305-1314
Johannes XXII
1316-1334
Benedictus XII
1334-1342
Clemens VI
1342-1352
Innocentius VI
1352-1362
Urbanus V
1362-1370
Gregorius XI
1370-1378

Keuze van de eerste paus van Avignon[bewerken | brontekst bewerken]

Na de dood van paus Benedictus XI op 7 juli 1304 volgde vanaf 10 juli het conclaaf dat een opvolger moest kiezen. Dit vond plaats in Perugia enerzijds, omdat het de plaats was waar de paus was overleden[10], anderzijds omdat de situatie in Rome te zorgelijk was om een veilig verloop van een conclaaf te garanderen. De beslissing voor opvolging lag uiteindelijk bij 15 kardinalen die door onderlinge verdeeldheid niet in staat bleken één geschikte kandidaat uit hun midden naar voren te schuiven.[11] De Franse kwestie speelde hierbij een grote rol. Door de lange duur van de verkiezing besloten de kardinalen –mede onder dwang van Karel II van Anjou- te zoeken naar een kandidaat buiten het college, waarbij de keuze uiteindelijk viel op de aartsbisschop van Bordeaux, Betrand de Got. Hoewel hij een Fransman was, was zijn positie opmerkelijk daar het aartsbisdom Bordeaux gelegen was in het tot Engeland behorende deel van Frankrijk.

De Got aanvaardde het pausambt en nam als eerste besluit dat de kroning niet plaats zou vinden in Rome maar in Vienne, gelegen in het graafschap Venaissin dat sinds 1274 officieel in handen was van de Heilige Stoel.[12][13] Deze keuze kwam voort uit de aanbevelingen van kardinalen, die in persoonlijke brieven aan de nieuwe kerkvorst beschreven hoe gevaarlijk de situatie was in Rome en de Kerkelijke Staat; er was sprake van totale anarchie. Maar ook een persoonlijke voorkeur speelde een rol; door de kroning te laten plaatsvinden op neutraal terrein kon de Got zowel de Franse als Engelse koning uitnodigen, waarna hij hoopte samen met de vorsten een verzoeningspoging tussen beide landen tot stand te laten komen, door onder meer een gearrangeerd huwelijk tussen de troonopvolger Eduard II van Engeland en Isabella van Frankrijk.[4]

Vooral onder druk van koning Filips IV van Frankrijk, die de nieuwe paus erop wees dat er nog steeds geen veroordeling was uitgesproken inzake paus Bonifatius VIII, besloot de Got zijn voornemen te herzien en zijn ambtsaanvaarding te laten plaatsen vinden op Frans grondgebied, namelijk in Lyon.[4] Daar vond op 14 november 1305 de kroning plaats, die werd uitgevoerd door kardinaal Napoleone Orsini. De Got nam hierbij de naam Clemens V aan. De rondrit door de stad die volgde op de plechtigheid werd verstoord door het instorten van een muur langs de route waardoor de nieuwe paus van zijn paard viel en een broer van de paus om het leven kwam.[14]

De periode Avignon[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf het begin van zijn pontificaat werd duidelijk dat Clemens V zwaar onder druk stond van de Franse koning. Deze eiste genoegdoening voor zichzelf en het Franse volk voor de schade die Bonifatius had toegebracht. Het officieel tot ketter verklaren van zijn voorganger, waarna het lichaam publiekelijk verbrand zou moeten worden, ging Clemens V te ver en door in te gaan op andere wensen van de vorst probeerde hij het proces voor zich uit te schuiven. Hierdoor manoeuvreerde hij zichzelf vaak in een moeilijke positie, doordat hij moest instemmen met besluiten die geheel genomen waren door Filips IV zonder het inwinnen van advies van de paus. De vervolging en terechtstelling van de Tempeliers werd hiervan het meest bekende voorbeeld;[15] Filips IV wilde de vele bezittingen van de orde toe-eigenen, aan Clemens V de taak hen tevens van ketterij te beschuldigen.

Van 1305 tot 1308 resideerde het pauselijk hof in verschillende steden binnen het graafschap Venaissin. Eind 1308 besloot Clemens het hof definitief te vestigen in Avignon, een enclave binnen het pauselijk gebied met een natuurlijke grens met Frankrijk.[4] Vanaf 1309, na de intrek van Clemens V in het klooster van de Dominicanen in de stad, begon de periode die bekend werd onder de naam Babylonische ballingschap der pausen.

Kerkelijke benoemingen[bewerken | brontekst bewerken]

Met alleen Franse pausen, residerend in een pauselijk gebied grenzend aan Frankrijk werd al snel de toon gezet voor de hoge benoemingen binnen de hiërarchie van de kerk. Van de 136 kardinalen die door de verschillende pausen werden gecreëerd kwamen er 116 uit Frankrijk. Hierdoor werd de inbreng van Italianen met slechts 14 creaties gemarginaliseerd. Van de overige Europese landen waren alleen Spanje -4- en Engeland -2- vertegenwoordigd.

De creatie van Franse kardinalen was niet geheel willekeurig. De praktijk van het benoemen van eigen familieleden binnen de curie –het nepotisme- werd door verschillende pausen op grote schaal toegepast, waarbij paus Clemens VI (1342-1352) de kroon spande met elf creaties. Maar ook familieleden die niet toetraden tot de kerk genoten de bescherming van de pausen, die hen rijkelijk lieten delen in geld en bezittingen. Dat dit niet geheel zonder gevolgen bleef, bleek uit het conclaaf van 1314-1316 –met 828 dagen het langstdurende conclaaf na de invoering hiervan in 1276- toen de (kiesgerechtigde) familieleden van de overleden paus Clemens V een eigen fractie vormden om zo hun verworven bezit te beschermen.

Latere conclaven in Avignon zouden aanmerkelijk korter duren, hoewel in 1362 opnieuw gezocht moest worden naar een pauskandidaat buiten het college om, daar de gekozen kandidaat Hugues Roger, broer van de voormalige paus Clemens VI, afzag van zijn verkiezing vanwege zijn leeftijd. Uiteindelijk viel de keuze op Guillaume Grimoard, abt van een klooster in Marseille, die bij zijn benoeming de naam Urbanus V aannam.

Centraal bij de pausverkiezingen stond steeds de vraag, of het gewenst was het pauselijk hof terug te laten keren naar Rome. Verschillende kandidaten gaven aan, na hun verkiezing dit na te streven, maar kwamen daar veelal snel op terug onder druk van de andere kardinalen of die van de Franse monarch. In 1334 weigerde kardinaal Jean-Raymond de Comminges het pausambt op te nemen, omdat hij niet wenste in te gaan op de voorwaarde dat het pauselijk hof niet mocht terugkeren naar Rome. De Comminges achtte dit in strijd met de belangen van de kerk.[16]

Een ander punt werd de positie van de Curie nadat een paus gekozen was. Met de invoering van een verkiezingscapitulatie in 1352 –zover bekend de eerste in de geschiedenis van het pausschap- trachtten de kardinalen een nieuwe paus tegemoet te laten komen aan de door hen vooraf gedicteerde wensen om zo hun eigen positie te waarborgen. In dit eerste document werd onder meer bepaald dat het college van kardinalen uit niet meer dan 20 prelaten mocht bestaan, het ontslag van een kardinaal en/of het toe-eigenen van zijn bezittingen alleen dan was toegestaan wanneer minimaal 2/3 van het college daarin instemde, alle kardinalen evenredig moesten meedelen in de inkomsten van de kerk en het hen vrijstond een concilie bijeen te roepen voor beraadslaging. De capitulatie eindigde met de zinnen:

Alle nu aanwezige kardinalen moeten de eed afleggen, dat hij die gekozen wordt door deze kardinalen de voorstellen vol ijver en zonder veranderingen zal nakomen; en ongeacht wie gekozen wordt, of hij kardinaal is of niet, zal op de dag van zijn verkiezingen akkoord gaan met het naleven van al deze bepalingen, in het algemeen of persoonlijk, en zal dit doen door een eed af te leggen.[17]

De gekozen paus Innocentius VI zou aanvankelijk instemmen met deze capitulatie om ze in 1353 –zoals in latere tijden ook gebeurde met andere capitulaties- met de bul Solicitudo pastoris ongeldig te verklaren. Volgens de paus waren de bepalingen in strijd met eerdere constituties[18], waarin opgenomen was dat tijdens een periode van sedisvacatie geen (ingrijpende) kerkelijke beslissingen genomen mochten worden. Bovendien legden ze teveel beperkingen op op het uitvoeren van het pausambt.[19]

Hofleven[bewerken | brontekst bewerken]

Was het grootschalig nepotisme al een doorn in het oog, ook het leven aan het hof onder verschillende pausen werd door vele gelovigen sterk bekritiseerd. Hun informatie kwam weliswaar van diverse kritische schrijvers uit die tijd (onder wie Petrarca), maar zelf kwamen zij daarmee in aanraking, doordat vele pauselijke besluiten werden genomen om de schatkist te vullen. Doordat de geldstroom uit de Italiaanse gebieden achterbleef en veel landen hun bijdragen opschortten uit angst dat het in handen kwam van het koninkrijk Frankrijk, zochten de pausen naar alternatieven.

Johannes XXII besloot o.a. kerkelijke ambten en beneficiën aan de hoogstbiedende te verkopen, waarbij de koper verplicht werd de jaarinkomsten van drie jaar te schenken aan de Heilige Stoel. De in de ogen van de paus “te grote” (aarts)bisdommen werden gesplitst in twee of meerdere diocesen, resulterend in meervoudige opbrengsten.

Burgers konden speciale dispensaties verkrijgen voor echtscheidingen of huwelijken binnen de vierde graad mits hiervoor betaald werd. Ook juridische bemiddelingen en uitspraken van de kerk waren onderhevig aan betaling. Gesuggereerd werd onder meer dat koningin Johanna I van Napels absolutie van de paus wenste, nadat zij ervan beschuldigd was haar echtgenoot Andreas van Calabrië te laten vermoorden.[20] Clemens VI zou die aan haar verleend hebben, waarna zij uit dank Avignon voor 80.000 florijnen verkocht aan de paus.[21]

De pausen Benedictus XII en Innocentius VI verzetten zich aanvankelijk fel tegen deze praktijken, maar waren ofwel bereid deel te nemen -zoals in geval van Benedictus op wiens verzoek een begin werd gemaakt met de bouw van een nieuw Pauselijk Paleis- dan wel niet in staat om tijdens hun pontificaat het tij te keren. Het commentaar van Clemens VI op de liederlijkheid van het hof en de wijze waarop hij als paus geld genereerde om dit te bekostigen was duidelijk: “Mijn voorgangers wisten niet hoe ze paus moesten zijn”.[22]

Spiritueel verzet[bewerken | brontekst bewerken]

Al vanaf de 11e eeuw hadden diverse geloofsgroeperingen zoals de Waldenzen en Katharen zich verzet tegen de macht van de kerk en haar aanspraken op de verkondiging van de enige juiste leer. De Rooms-katholieke Kerk trad stevig op tegen deze nieuwe stromingen en alle middelen werden aangegrepen om deze te bestrijden. Onder andere bisschop Jacques Fournier, die in 1334 gekozen werd tot paus Benedictus XII, was binnen de Franse Inquisitie actief om de Kathaarse beweging in Zuid-Frankrijk uit te roeien.

De oproep om terug te keren naar de bron van het geloof, waarbij de Bijbel als enig uitgangspunt gold, werd in de 14e eeuw steeds sterker, waarbij enerzijds vraagtekens werden gezet bij de pauselijke hofcultuur die ver stond van het armoede-ideaal en anderzijds de machtspositie van de paus aan de kaak stelde.

Het waren de Franciscanen die de gelofte van armoede weer onder de aandacht brachten, waardoor zij in conflict kwamen met paus Johannes XXII. Daar hun idealen door de paus resoluut van de hand werden gewezen, zochten de Franciscanen steun bij Lodewijk IV van het Heilige Roomse Rijk die hun zorg deelde en Johannes XXII uitriep tot ketter, omdat Lodewijk meende dat het verzet van de paus tegen de evangelische armoede een regelrecht verzet was tegen de levensinvulling van Jezus en de Maagd Maria.[23] Om zijn kritiek te onderstrepen stelde Lodewijk IV in 1328 de Franciscaan Pietro Rainalducci aan als tegenpaus in Rome, die de naam Nicolaas V aannam.

Onder invloed van de filosofen Marsilius van Padua en Willem van Ockham, beiden door de Rooms-katholieke Kerk verguisd waardoor zij hun toevlucht zochten bij de keizer, werd ook de wereldlijke macht van de pausen onder de aandacht gebracht. Van Ockham concludeerde, dat het de keizer was toegestaan pausen af te zetten indien daar een gegronde reden voor was. Pausen waren slechts “aardse stervelingen”, die net als alle andere mensen konden dwalen, wat een bedreiging zou kunnen vormen voor de leer zoals verkondigd in de Bijbel.[24] Van Ockham ging zover dat hij de gehele kerkelijke hiërarchie beschouwde als een uitvinding van het instituut zelf, die op basis van de christelijke overlevering in feite van generlei waarde was.[24]

In zijn geschrift Defensor Pacis onderstreepte Marsilius van Padua dat het nooit Jezus’ bedoeling was geweest een koninkrijk op aarde te stichten, wat betekende dat ook zijn plaatsbekleders nooit die claim op wereldlijke macht en bezit moesten nastreven.[25] Voor de opvatting dat de paus als opvolger van Petrus verheven zou staan boven andere geloofsverkondigers wees van Padua af, waarbij hij refereerde aan Mattheüs 20: 25-26, waarin Jezus zelf aangaf dat er geen sprake zou zijn van enige vorm van suprematie onder de apostelen.[25]

Met deze uitspraken en opvattingen werd de basis gelegd voor latere filosofen/theologen –waaronder John Wyclif en Johannes Hus- om de geloofsbetekenis en de rol die de kerk daarin moest spelen onder de aandacht te brengen. De ideeën liepen vooruit op de splitsing in de kerk die in de 16e eeuw tijdens de Reformatie tot stand werd gebracht.

Politiek optreden[bewerken | brontekst bewerken]

Geloofszaken[bewerken | brontekst bewerken]

Einde ballingschap[bewerken | brontekst bewerken]

Nasleep[bewerken | brontekst bewerken]

Paus Gregorius XI overleed op 27 maart 1378. Door de grote onrust die er heerste binnen de Kerkelijke Staat had hij vlak voor zijn dood de bul Periculis et detrimentis (Ned.: "In geval van gevaren en misstanden") uitgevaardigd, waarin hij de kardinalen opriep direct na de begrafenis aan te vangen met het conclaaf, ongeacht het aantal aanwezige kardinalen. Om een verkiezing te bespoedigen zou in dit uitzonderlijke geval tot paus gekozen worden hij die de reguliere meerderheid van stemmen zou krijgen (d.w.z. 50% of meer) in plaats van de vereiste 2/3 meerderheid.[19]

De aanwezige kardinalen in Rome werden onder druk gezet door de Romeinse bevolking, die duidelijk maakten dat een nieuwe paus uit Rome moest komen, dan wel tenminste uit de Italiaanse gebieden. Het overwegend uit Franse kardinalen bestaande kiescollege besloot na twee dagen te kiezen voor een kandidaat buiten hun gelederen, namelijk de aartsbisschop van Bari Bartolommeo Prignano, die de naam Urbanus VI aannam.

Al snel na zijn verkiezing ontpopte Urbanus VI zich tot een despoot, wat ertoe leidde dat de Franse kardinalen zich terugtrokken uit Rome en zich vestigden in Anagni. Al snel volgden de Italiaanse en enige Spaanse kardinaal. Onder druk van de Franse koning Karel V werd op 20 september 1378 te Fondi Robert de Genève gekozen tot (tegen)paus, die de naam Clemens VII aannam.[26] Hij besloot het pauselijk hof weer te verplaatsen naar Avignon, waar ook zijn opvolger, Benedictus XIII, tot 1403 zou resideren.

Deze scheuring binnen de kerk leidde de periode in die bekend werd onder de naam Westers Schisma, een tijdperk waarin verschillende personen –met steun van Europese vorstenhuizen- hun claim legden op de pauselijke titel en die er zelfs in resulteerde, dat gedurende de periode 1409-1415 drie pretendenten op de pauselijke titel actief waren. Met het Concilie van Konstanz (1414-1418) kwam een einde aan de impasse, die leidde tot de verkiezing van paus Martinus V in 1417. De in de periode 1378-1415 verkozen pausen te Rome werden erkend als de rechtmatige pausen van de Rooms-katholieke Kerk; alle andere kandidaten werden daardoor beschouwd als tegenpaus.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • (en) Pastor, Ludwig, The history of the popes from the close of the Middle Ages : drawn from the secret archives of the Vatican and other original sources , London: K. Paul, Trench, Trubner
  • (en) Lagarde, Andre, Latin Church in the Middle Ages, New York: Charles Scribner & Sons
  • (en) Mccabe, Joseph, A History Of The Popes, London: Watts & Co.
  • Collins, Roger, Sleutelbewaarders (ISBN 9789035131521), Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker
  • Lesaffer, Randall, Inleiding tot de Europese rechtsgeschiedenis (ISBN 9789058676795), Universitaire Pers Leuven

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Petrarca’s sonnet “Fontana di dolor, albergo díra”
  2. Catholic Encyclopedia, Guelphs and Ghibellines
  3. Concilies en Kerkgeschiedenis
  4. a b c d The Popes at Avignon 1305-1378, XIX
  5. Onder paus Alexander II uitgebreid tot het gehele college van kardinalen.
  6. In Nomine Domini, par. 2
  7. Dictatus Papae, par. 12
  8. Inleiding tot de Europese rechtsgeschiedenis, pag. 195
  9. Catholic Encyclopedia, Pope Boniface VIII
  10. Conform de apostolische constitutie Ubi Periculum (1274), artikel 2
  11. Vatican History
  12. The Popes at Avignon 1305-1378, XVIII
  13. Het graafschap Venaissin was door Alfons van Poitiers testamentair nagelaten aan de Heilige Stoel in 1271, wat drie jaar later officieel erkend werd.
  14. Catholic Encyclopedia, Pope Clement V
  15. The history of the popes..., pag. 60
  16. Histoire de tous les cardinaux francois de naissance, pag. 453
  17. California State University Northridge
  18. Zie o.a. Ne Romani van paus Clemens V uit 1311.
  19. a b Cardinals of the Holy Roman Church
  20. A History Of The Popes, pag. 381
  21. Catholic Encyclopedia, Avignon
  22. The history of the popes..., pag. 92
  23. The history of the popes..., pag. 74
  24. a b The history of the popes..., pag. 76
  25. a b Defensor Pacis
  26. Hoewel de Italiaanse en Spaanse kardinaal wel aanwezig waren bij het conclaaf, waren het alleen de Fransen die stemrecht hadden.