Gebruiker:Ian Lohn/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Mediacratie[bewerken | brontekst bewerken]

Naar navigatie springenNaar zoeken springen Het begrip mediacratie of media-democratie is een uitdrukking van het idee dat democratische landen vooral geregeerd worden door diegenen die de macht hebben om via de media de publieke opinie te beïnvloeden. Vaak wordt ook met dit begrip bedoeld dat het de media zelf (als collectieve actor) zijn die de macht hebben in een land.

Het begrip is een mengeling van Grieks en Latijn en betekent regering door de media.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken][bewerken | brontekst bewerken]

Thomas Carlyle vulde de trias politica van Charles de Montesquieu in de 19e eeuw al aan met de journalistiek als vierde macht en de ambtenarij als vijfde macht.

Sinds Kevin P. Phillips in 1975 het boek Mediacracy: American parties and politics in the communications age publiceerde duikt het woord, vooral in de VS, vaak op in politieke commentaren.

Functies media in een democratie[bewerken | brontekst bewerken]

Binnen een democratie dient de media als een tussenpersoon tussen de bevolking en de politiek.[1] Hierbij hebben de media een aantal belangrijke taken te vervullen, waardoor het politieke stelsel naar behoren kan functioneren.[1] Allereerst heeft de media een informatiefunctie. Dit houdt in dat informatie, onafhankelijk van de staat of commerciële belangen, geproduceerd moet worden die van belang zijn voor de bevolking of publieke zaak.[2]De tweede functie is de expressiefunctie. Deze functie houdt in dat de media burgers of bepaalde groepen uit de samenleving de mogelijkheid moeten bieden om hun mening te uiten omtrent politiek-maatschappelijke relevante zaken. In feite moet de media de huidige stand van de samenleving weergeven.[2] Tot slot, heeft de media de taak om de macht te controleren. Hierbij moeten handelingen of beloftes van politici en machtshebbers kritisch gevolgd worden.[1]

Macht van de media[bewerken | brontekst bewerken]

De opvatting dat de media beschikt over meer macht in een democratie dan enkele decennia geleden, wordt breed gedragen.[3] Echter, wordt vaak in generaliserende en vage terminologie gesproken over de huidige mediamacht.[3] Om de werkelijke macht van de media te kunnen analyseren, wordt onderscheid gemaakt tussen drie machtsmiddelen waarover de media beschikt, namelijk: aandachtsmacht, agendamacht en definitiemacht.[3]

Aandachtsmacht[bewerken | brontekst bewerken]

Aandachtsmacht houdt in dat media de politiek voor de burger zichtbaar maken door bepaalde gebeurtenissen en ontwikkelingen te selecteren en hierover te publiceren. Doordat de media als enige kunnen bepalen welk onderwerp aandacht behoeft, wordt hiermee de aandachtsmacht gecreëerd.[3]

Agendamacht[bewerken | brontekst bewerken]

Hoofdartikel: Agenda-settingtheorie

Agendamacht houdt in dat de media het politieke debat, beleidsaanpassingen en besluiten kunnen forceren en bepalen.[4] Deze mediamacht heeft voornamelijk invloed op de vragen die Nederlandse Kamerleden stellen. Uit onderzoek van de Nederlandse Nieuwsmonitor (2013) is gebleken dat ruim 80 procent van de Kamervragen voortkomt uit nieuwsberichten.[4]

Definitiemacht[bewerken | brontekst bewerken]

Onder definitiemacht wordt verstaan dat journalisten bepaalde nieuwsgebeurtenissen interpreteren en framen.[3] Vroeger had het nieuws een beschrijvend karakter, terwijl journalisten tegenwoordig bepaalde ontwikkelingen proberen te duiden, de motieven van politici zoeken en speculeren over de mogelijke gevolgen.[5] Bij het interpreteren van het nieuws is framing belangrijk, omdat complexe onderwerpen door het frame worden vereenvoudigd. In Framing: toward clarification of a fractured paradigm (1993) beschrijft Entman wat framing daadwerkelijk inhoudt: 'some aspects of a perceived reality and make them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular problem definition, moral evalutation, and/or treatment recommendation'.[6]

Invloed media op de burger[bewerken | brontekst bewerken]

Mediamalaisetheorie[bewerken | brontekst bewerken]

In 1997 presenteerden de Cappela & Jamieson in Spiral of Cynicism: The Press and the Public Good dat de interpreterende journalistiek een negatieve invloed heeft op opvattingen van burgers over de politiek. Cappela & Jamieson onderbouwde deze theorie door te stellen dat het analyseren van de motieven en strategische beweegredenen van politici, ook wel strategic frame, burgers een veel negatiever beeld kregen van de politiek. Hierdoor zou een spiraal van cynisme ontstaan over het politieke stelsel.[1][7] Echter, is op deze theorie ook veel kritiek, aangezien er te weinig empirisch bewijs zou zijn voor deze claim. Volgens De Vreese (2005) is er geen correlatie tussen de intensiteit van mediagebruik en de mate van het politieke cynisme.[8]

Injectienaaldtheorie[bewerken | brontekst bewerken]

De rol van de media tijdens de Tweede Wereldoorlog werd als zeer effectief beschouwd. Het propaganda-apparaat van de Nazi's functioneerde als 'injectienaalden' die de irrationele Duitse massa kon verdoven en manipuleren. Deze theorie komt er eigenlijk op neer dat mensen geen eigen mening hebben, maar dat deze via een media-injectie gevormd moet worden. In het beroemde boek De opstand der horden van Ortega y Gasset wordt deze theorie onderschreven.[1]

Uitwerking[bewerken | brontekst bewerken][bewerken | brontekst bewerken]

Algemeen worden als ijkpunten van de ontwikkeling van mediacratie benoemd:

Inmiddels is met het gebruik van internet de hypothese achter de mediacratisering ondergraven door de vele discussiefora, weblogs, YouTube en politieke websites, waardoor de veronderstelde macht van de geregisseerde massamedia sterk teruggedrongen is. Als opvattingen, vanzelfsprekendheden en mogelijkheden van journalisten en programmamakers sturend of zelfs leidend worden voor het gedrag van deelnemers aan en het verloop van het publieke debat, spreekt men niettemin van medialogica.

  1. a b c d e Van Praag, P. (2017). Politicologie en de veranderende politiek. Amsterdam University Press, pp. 233-234. ISBN 978 94 6298 448 6.
  2. a b Snels, B & Thijssen, N. (2008). De grote kloof. Verhitte politiek in tijden van verwarring.. Boom Uitgevers, pp. 163-190. ISBN 9789085066248.
  3. a b c d e Van Praag, P. (2017). Politicologie en de veranderende politiek. Amsterdam University Press, pp. 224-228. ISBN 978 94 6298 448 6.
  4. a b Van Praag, P. & Brants, K. (2014). Media, macht en politiek. AMB - Diemen, pp. 6-5.
  5. Patterson, T.E. (1996). Out of Order. New York: Alfred Knopf.
  6. (en) Entman, R.B. (1993). Framing: toward clarification of a fractured paradigm. Journal of Communication 43: 51-58
  7. Capella, J.N. & Jamieson, K.H. (1997). Spiral of Cynicism: The Press and the Public Good. Oxford University Press.
  8. Vreese, de, C.H. (2005). The spiral of cynicism reconsidered. European Journal of Communication 20(3): 281-301