Gebruiker:Nowé1957Varlez/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Gentse Rechtvaardigen onder de Volkeren.

Dit artikel gaat hoofdzakelijk over Gentse Rechtvaardige onder de Volkeren, erkend door Yad Vashem.

De Rechtvaardigen onder de Volkeren avenue in Yad Vashem

Het is al zeer altruïstisch om zijn leven te riskeren door lid te worden van het verzet als men het gevoel heeft dat zijn groep onderdrukt wordt. Het is nog een hoger niveau van altruïsme wanneer men zijn leven riskeert voor medemensen die geen lid zijn van zijn groep.

Hierna volgen korte biografieën van Gentse Rechtvaardigen onder de Volkeren, dit zijn dezen die als dusdanig door Yad Vashem worden beschouwd, alsook dezen die in Gent zijn geboren, dezen die daar hebben gewoond, dezen die daar actief zijn geweest, dezen die in contact waren met één van de voorgaanden en dezen die uit teksten van Yad Vashem duidelijk hebben gehandeld als Rechtvaardigen, zonder dat zij toto nu toe als dusdanig zijn erkend.

Gentse Rechtvaardigen onder de Volkeren[bewerken | brontekst bewerken]

Adèle Amelot-Schmitz en haar zuster[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Adèle Amelot-Schmitz (Luik, 1896 – Gent, 1985) bleef met haar 2 kinders en haar zuster in Gent terwijl haar echtgenoot in Duitsland was.

Reden onderscheiding van Adèle Amelot-Schmitz en meer informatie over de aktie van haar zuster.[bewerken | brontekst bewerken]

Ondanks de moeilijke situatie aanvaardde Adèle Amelot-Schmitzl in 1943 de 3jaar oude Emmanuel Wolf uit Brussel in haar huishouden te nemen.

Adèle Amelot-Schmitz had natuurlijk niet kunnen slagen zonder de hulp van haar zuster, haar kinders en ook waarschijnlijk haar sc-hoonfamilie.

Bronnen : Wikipedia pagina over Adèle Amelot-Schmitz & חסיד אומות העולם - Adèle Amelot-Schmitzt

Marie Arekens[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Marie Arekens woonde in Antwerpen, was weduwe van een ambtenaar en leefde tegenover de hoofdkwartier van de Gestapo.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Jacob en Flore Italiaander-Kriksman en hun 7 jarige dochter Cirla leefden in Antwerpen. In het begin van de oorlog moest Jacob Italiaander van de Duitsers op de spoorwegen in Frankrijk gaan werken.

Wanneer Flore Italiaander-Kriksman het thuis niet veilig vond, is zij bij "maman" Arekens aangebeld. Flore Italiaander-Kriksman en Marie Arekens dochter, Thylla, gingen naar dezelfde school en zij kenden elkaar sinds Flore Italiaander-Kriksman 12 jaar was.

Flore Italiaander-Kriksman en haar dochter verbleven 3 dagen bij Marie Arekens. Dan nam Marie Arekens contact op met het verzet en dankzij dezen zijn Flore Italiaander-Kriksman en haar dochter Cirla in Gent bij familie ondergedoken. Nog later werden zij ontvangen door Jean-Louis en Betty Liem-Beun.

Bronnen : חסיד אומות העולם - Marie Arekens - Interview van Cirla Lewis-Italiaander

Armeense familie[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Er is geen bijkomende informatie beschikbaar over deze Gentse-Armeense familie.

Meer informatie over hun aktie[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Maria Paternotte-Gaucheron : Israel Lowy found refuge with Armenians in Ghent.

Eugène Cougnet[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Eugène Cougnet (Ledeberg 1 augustus 1892 - 1945)

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Cougnet, Eugène Before the war, Eugène Cougnet managed a school in a former castle, in Méan-en-Condroz (Ardennes region). During the occupation, the castle was used as a hiding place for people avoiding forced labor, underground fighters, as well as Jews. There was also an arsenal there and an illegal broadcasting facility. The place quickly turned into a hideout for many Jews, who constituted close to two-thirds of those who found shelter there, including children aged five and over and two elderly people. Cougnet found a way for those lacking means to pay for their board and lodging by working on the premises as guards, teachers, or teacher’s assistants. In this way, the Jews could also appear to be an integral part of the institution and not merely clandestine guests. One day, a farmer from the area reported the hidden Jews to the Germans. On October 25, 1943, the German military police turned up at the castle accompanied by the informer. The Germans arrested the men in the castle sought for forced labor and were about to leave the property when the informer pointed out to the Germans that there were also Jews hidden there. They were all arrested, as was Cougnet and his three sons. The two youngest ones were released after about one month and the eldest was kept in prison for a year. Cougnet was sent to Germany, from where he never returned. Of the five work evaders, four were sent to Germany and only one survived. The thirteen Jewish children found there were sent to the Malines/Mechelen internment camp.

Eventually, they were dispersed among homes for Jewish children run by the AJB. Of the adult Jews arrested there, three were kept as prisoners in Malines and the other eleven were deported to Auschwitz, and only two of them survived the rigors of the camp. The White Brigade resistance group later executed the informer. On December 4, 1983, Yad Vashem recognized Eugène Cougnet as Righteous Among the Nations.

Bronnen : Wikipedia pagina over Eugène Cougnet & חסיד אומות העולם - Eugène Cougnet

Lucien & Ginette Brunin-Van Cauwenberghe[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Lucien Brunin (1904 Gent - 1988 Gent) was vrederechter te Gent.
Eerder begeleidde hij zijn kozijn Louis Varlez tijdens zijn wereldreis in opdracht van de Volkerenbond in 1929-1930.
Ginette Van Cauwenberghe (°1910 Gent) was de dochter van Charles Van Cauwenberghe, rector rijksuniversiteit Gent van 1894 tot 1897.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

In 1943 verwelkomde het gezin Brunin-Van Cauwenberghe de 4 jaar oude Nathan Diament die verbleef als een neef van de familie met de naam : Albert Dumont.
Na de oorlog trouwde Nathan Diament met Gilada Shamir dochter van Yitzhak Shamir die eerste minister Israël werd 1983 tot 1984 en van 1986 tot 1992

Bronnen : חסיד אומות העולם - Lucien & Ginette Brunin-Van Cauwenberghe & Un tour du monde 1929-1930 - Lucien Brunin.

Henriette-Regina Chaumat[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Henriette-Regina Chaumat 1897 Parijs - 1974 Gent

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

On October 1, 1942, 45-year-old Henriette Chaumat who lived alone in Ghent, and was economically self-sufficient, took in three-year-old Raphaël Lipski of Brussels. Raphaël’s parents found refuge with Hermine Van Assche-Stubbe* and her family in Ghent after a German roundup carried out on September 25. To outsiders, Chaumat presented the boy as her nephew Nicolas Loubet, but at the same time dropped hints that he was, in fact her son, born out-of-wedlock. This seemed plausible, due to a certain physical resemblance between the two. Raphaël lived for several months in her apartment. Unfortunately, Raphaël was recognized during a stroll in the street by people whom Henriette suspected could not be fully trusted. This caused her to flee with him to a farm in Astene, west of Ghent. There she continued to care for him until the liberation in September 1944. On December 11, 1973, Yad Vashem recognized Henriette Chaumat as Righteous Among the Nations.

Bron : חסיד אומות העולם - Henriette-Regina Chaumat

Carl & Denise De Brouwer-Van Maldeghem[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Carl De Brouwwer 1902 Gent - 1980 Edegem en Denise Van Maldeghem 1907 Elsene - 1983 Beaulieu-sur-Mer.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Carl and Denise de Brouwer were living in St. Denis Westrem (East Flanders prov.) just near the city of Ghent, on an estate that was somewhat isolated from the village itself. Carl was an engineer working in Ghent. The De Brouwer couple were practicing Catholics and had five small children. The household was run with many servants and a governess. With the beginning of the deportations of the Jews in the summer of 1942, a 12-year-old Jewish girl, Monique Mogoulsky, was accepted into their home for hiding. She was presented as a distant relative who was the only one of her family to have survived enemy bombings. In the autumn of 1942, they also accepted six-year-old Adrian Sapcaru (later, Sheppard), from Ghent. His parents, Joseph, an architect, and Similia (née Ellmann), a seamstress, had immigrated to Belgium, in 1931, from Romania. After the onset of the deportations, the parents had decided to look for hiding addresses for Adrian and his brother, Claude-Armand, b.1935. Through contacts with a non-Jewish friend, they were led to Carl and Denise de Brouwer, who took in Adrian. The De Brouwers had thought it better to separate the boys for security reasons and arranged a different hiding address for Claude-Armand with Hubert and Andrée d’Hoop* in the nearby village of Merelbeke. The Sapcaru parents found a separate hiding address for themselves, but were discovered and deported. Only Joseph survived. Adrian was now called Dicky, a city boy who needed fresh air in the countryside.

Both Adrian and Monique, the two Jewish children, became full members of the large de Brouwer family. They shared in all that the family had to offer, both in love as well as care for their daily needs. As Adrian has described it: “The ambiance was one of order, harmony and discipline.” So as not to stand out, they joined the family in their religious practices, but the De Brouwers never sought to convert or baptize them. The twochildren had to stay on the estate for security reasons and, therefore, could not go to school. They were told to avoid strangers who came to the house and to be careful not to be spotted. In order not to loose out on their education, they were assigned private tutors who taught them on a daily basis. Adrian and Monique stayed until the Liberation of Belgium in September 1944. Monique then returned to her parents, and Adrian stayed on until the summer of 1945, when his father, who had returned from the camps, had recovered enough to take care of his sons, who both survived. Adrian stayed in touch with his rescuers also after his immigration to Canada in 1950. On March 30, 2000, Yad Vashem recognized Carl de Brouwer and Denise van Maldeghem-de Brouwer as Righteous Among the Nations.

Bron : חסיד אומות העולם - Carl & Denise De Brouwer-Van Maldeghem

Fernande en Marthe De Smet[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Fernande en Marthe De Smet waren 2 zusters. Fernande De Smet °7 juli 1899 verbleef in Onkerzele en Marthe De Smet in Sint-Amandsberg

Reden onderscheiding van Fernand De Smet en meer informatie over de aktie van Marthe De Smet[bewerken | brontekst bewerken]

In 1938, Fernande de Smet, a spinster, had created an orphanage for girls of deprived families, called Sweet Consolation for the Deprived (The Instituut Troost der Bedrukten), which she directed until 1960. The institution was located in Onkerzele, on the outskirts of Grammont/Geraadsbergen, west of Brussels. During the war, it sheltered about 60 children. It included boarding facilities, a nursery and primary school, mainly subsidized by the state since the children were placed by court order. In 1943, upon the request of a Grammont merchant who employed a Jewish worker, Ayzyk Szmulewicz, Fernande de Smet accepted to shelter Ayzyk’s two young daughters, Leah and Nadia, four and six years old. Then, she agreed to hide four of the girl’s cousins whom she accepted even though they were boys and her establishment was officially only for girls. She traveled in person to Brussels to fetch the little Georges Glickman, a toddler barely one year old. She named him Georges Petit since he was the youngest of her wards that included also the brothers Isidore and Jimmy Eisenstorg, eight and two years old, and Franz Neublum, eight years old. They were baptized all, received false names and stayed with Fernande de Smet for various periods between July 1943 and the beginning of 1944. Their baptism certificates confirm their presence in Onkerzele in July 43, for the survivors had only blurred memories of this period, due to their young age. The eldest among them remembered Fernande’s kindness that earned her the name of “Little Mother” (Moederke).

Since the state subsidiaries did not cover the expenses of her clandestine wards, she organized private fundraisers and drove on bike to nearby farms to buy food. At the beginning of 1944, she convinced her sister, Marthe de Smet, who directed an orphanage for boys at Saint-Amandsberg near Ghent, to shelter the four Jewish boys, while she moved the two girls to foster families. In all, Fernande de Smet had saved sixJewish children threatened with deportation. On April 4, 2001, Yad Vashem recognized Fernande de Smet as Righteous Among the Nations.

Joannes De Petter alias Abbé De Petter[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Joannes De Petter (1905 Leuven - 1971 Leuven) was de zoon van Emile De Petter, en de schoonbroer van eerste minister Gaston Eyskens.
Joannes De Petter wordt op yadvashem.org vermeld als Abbé De Petter. Abbé is het Frans voor religieuze functie Abt.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

In april 1943 werd Paul S. Trop gearresteerd omdat hem werd verweten lid te zijn van de het ondergrondse Witte Brigade.

Dankzij De Petter en enkele vrienden onderdoken de kinders Trop bij een familie in Wallonië. De Petter begeleidde de echtgenote Trop naar een klooster.
De Petter contacteerde een bevriende advokaat die kon bereiken dat Trop niet meer werd beschuldigd van lid te zijn van het verzet, maar van het niet dragen van een gele ster, zodat hij niet onmiddellijk naar Duitsland zou worden gedeporteerd en werd overgeplaatst naar de gevangenis van Sint-Gillis.
Met de hulp van de gevangenisdirecteur, zorgde De Petter dat Trop zou overgeplaatst worden naar Kortrijk en dat hij samen met gemene recht gevangenen zou overgeplaatst worden. Trop moest via Gent passeren waar De Petter hem in de zelfde klooster als zijn vrouw verborg.

Bron : חסיד אומות העולם - Joannes De Petter

Maurice & Alice De Viaene-Van Damme[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Maurice De Viaene een schoenmaker trouwde in februari 1943 met Alice Van Damme en gingen in Drongen wonen.

In een 2de huwelijk trouwde Alce Van Damme met Marcel Verbauwen.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

In late August 1942, Alice Van Damme, 22, witnessed a razzia of Jews near the railway station in Antwerp. In full view of the onlookers adults were separated from children and loaded on trucks. During the tumult she heard someone shout the name of a Dr. Content, living on Lange Leemstraat, with whom one could inquire about help to Jews. Shocked by what she saw, and wanting to help, she asked her parents for permission to look up this Dr. Content. With her parents’ permission, she saw this man, who put her in touch with Mrs. Sobolski whose husband had already been deported. Mrs. Sobolski lived in Antwerp with her mother-in-law and two children, Marcel (4) and Johnny (18 months). Alice, accompanied by Mrs. Sobolski, took the children home to her parents in Belsele and returned weekly to bring food to the elderly Mrs. Sobolski who begged her to save two other Jews, Simone Horowiz and her husband. Alice brought them to her sister Laura in Lokeren, a city on the road between Antwerp and Ghent. A week later Mrs. Sobolski asked her to help two Jewish boys, nine-year-old Sylvain (Salomon) and fifteen-year-old Henri (Hirsch) Grunstein. On the Jewish New Year Day on September 12, 1942, Rene Govaerts, a teacher and later the principal of the Tachkemoni School, came to the Grunstein home.

The boys' father gave Henru a prayer book and asked him to promise that he would say his prayers. Govaerts first took the two boys to his home, and then smuggled them to the van Dammes, who gave up their bedroom during the first few weeks to the boys. They stayed from September 1942 until April 1944. A week after their arrival at the family, Govaerts came back with clothes and money. He walso provided the boys' parents Benzion and Henia Grunstein with false papers that he received from the resistance movement and brought them to a safe place which Adrienne and Gaston van Damme found for them. Meanwhile Alice's mother Léontine Van Damme had become active as a courier in the resistance with a clandestine organization known as the Socrates group in Antwerp. Later Alice brought two women, named Karfiol and Freifeld to her parents who already kept the two young Sobolski toddlers. Every month Alice would take these women to Antwerp where they would secretly enter their home through a neighbor’s house in order to fetch some valuables. On such occasions the women would usually remain two days and then notify her. However, at the end of February 1943, just after Alice had gotten married, when she never heard from the ladies, it turned out that police had arrested the women and they were taken away. When little Johnny Sobolski needed an operation Alice took him to a hospital in Ghent, where she registered him as her own, born-out-of-wedlock child. On April 21, 1944 the Flemish SS came to the Van Damme house to arrest them. Adrienne, Alice’s sister-in-law, was deported to Ravensbrueck from where she returned in May 1945; Léontine, Alice’s mother, after her arrest, was imprisoned in Antwerp until the liberation. Maria, who e arlier had brought the two children Johnny and Marcel to her sister Alice’s home for temporary shelter, was also arrested but was released after a 2-week imprisonment. Through all this, Alice continued her illegal activities with the resistance from her own home near Ghent. her husband, Maruice de Viaene, joined his wife Alice in her rescue activity and Henri and Sylvain Grunstein stayed for different periods in the newly weds' hone in Drongen. With the assistance of the resistance all the Jews hidden in their home were found hiding places and they survived the war. On May 27, 1996, Yad Vashem recognized Léontine and Emile Van Damme, and their children Alice, Maria and Laura, Gaston and his wife Adrienne, as Righteous Among the Nations. On 18 December 2012 Yad Vashem recognized Rene Govaerts and Maurice de Viaene as Righteous Among the Nations.

Bronnen : חסיד אומות העולם - Alice Van Damme & חסיד אומות העולם - Maurice De Viaene

Hubert & Andrée D'Hoop-Van Wambeke[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Hubert D'Hoop 1890 Gent - 1964 Merelbeke en Andrée Van Wambeke °1901 Thieusies

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

In the winter of 1942, seven-year-old Claude Sapcaru went into hiding with his parents, of Romanian origin, in a part of a house they rented in Ghent, while his 5-year-old brother Adrien was taken in by the De Brouwer family, in Saint-Denis/St. Denijs -Westrem. Towards the end of 1943, Carl De Brouwer suggested that Claude, by then eight years old, go to Hubert and Andrée D’Hoop, in Merelbeke, south of Ghent. Claude’s parents, Josef and Simelia Sapcaru, had never met the D’Hoop couple, who had seven children, but they received a message that Hubert D’Hoop would come and pick up Claude in the first days of March. On March 4, 1943, while Claude was just getting out of bed on the top floor of the house, somebody rang the bell. Instead of Hubert D’Hoop, whom his parents had been expecting, the Germans came in to take away Josef and Simelia Sapcaru. Just before he was led away, Josef managed to warn his son that he should hide behind a door in the attic. After the Germans left, Claude was able to make contact with a friend of his mother, who took him in and alerted Hubert D’Hoop, who came the following day and took Claude with him. To outsiders, the cover story was that Claude Sapcaru, renamed Simmons, had survived a bombing in the Luxembourg region. Since he could not go to school, the D’Hoops engaged a private teacher for him. For the child’s added security, Claude regularly accompanied the family to church. Claude’s mother perished in Auschwitz, but his father Josef survived, and returned to fetch his son.

In 1950 Josef Sapcaru moved to Canada, but Claude continued to remain in close touch with his foster family. On February 9, 1997, Yad Vashem recognized Hubert D’Hoop and Andrée C D’Hoop-van Wambeke as Righteous Among the Nations

Bron : חסיד אומות העולם - Hubert & Andrée D'Hoop-Van Wambeke

zuster Judith-Eulalie[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Moeder overste van de katholieke onderwijsinstelling de "Dames de Marie" in Brussel"

De officiële naam van zuster Judith-Eulalie is niet vermeld door Yad Vashem.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Marie & Germaine Goosens

Bron : חסיד אומות העולם - zuster Judith-Eulalie

Yvonne Feyerick-Nèvejean[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Yvonne-Emilie-Marie-Thérèse-Louise Nèvejean (1900 Gentbrugge - 1987 Elsene) was de dochter van Jospeh een bediende en Ludovica Buggenhoud.

Nèvejean trouwde in 1947 in Westminster [1] met Guy Feyerick (1903 Gent - 1965 Brussel), kleinzoon van Oswald de Kerchove de Denterghem.

Ze werd de directeur van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, was in het bestuur van het geheime Joodsch Verdedigingscomiteit en lid van de ondergrondse groep Services et Renseignements.

Nationaal Werk voor Kinderwelzijn

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

De 1'000 kinders van Yvonne Nèvejean
Yvonne Nèvejean was directeur van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn en gebruikte deze instelling gedurende de oorlog om waarschijnlijk duizenden Joodse kinders te helpen een veilige verblijfplaats te vinden. Zij was ook sterk in het inzamelen van fondsen en kon de directie van de Generale Bank overtuigen om maandelijkse fondsen te verzekeren. Als lid van de ondergrondse groep Services et Renseignements kon zij contacten leggen met Belgische regering in Londen die haar ook fondsen toestuurde. Sommige van deze fondsen kwamen via de bankier en ekonomist Jules Dubois-Pelerin*. Toen de bezetters in 1942 een inval deden in het Joodse kindertehuis in Wezembeek, kon Nèvejean de koningin moeder Elisabeth overtuigen om tussen te komen bij de militaire gouverneur, Generaal Van Falkenhausen, om de kinders vrij te laten. "In 1996 gaf de Belgische posterijen een zegel ter hare ere uit."

Bronnen : Wikipedia pagina over Yvonne Nèvejean & חסיד אומות העולם - Yvonne Feyerick-Nèvejean & http://www.philagodu.be/generalculturel/celebrites/nevejan.html

Emile & Hélène François[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

De officiêle familienaam van Hélène François is niet vermeld.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

The Ohringer family – parents and four children: Michal (b. 1930), Miriam (b. 1929), Felicia (b. 1933), and Izi (b. 1936), lived in Ghent. In 1942, with the start of the deportations, Michal and Miriam were taken to a woman in Assenede, (north of Ghent, on the Dutch border), in return for payment. The parents remained in their apartment in Ghent, although they spent the nights in a rented room at the other end of the city. On September 25, 1942, the woman in Assenede returned the children to their parents’ home, however, they found the apartment empty; the parents along with the two younger children had been arrested the previous night. Miriam and Michal were left only with the clothes they were wearing and some money that their mother had given them to ride the tram. The two sisters immediately headed for the home of an acquaintance, 78-year-old Colette Smolders, in Ghent. After feeding the children, Colette talked with her son Charles and daughter Elisabeth on how to continue to help the two Jewish girls. That night, the Ohringer girls went to sleep at the home of neighbors, Emile and Hélène François. This arrangement actually continued for a full year, throughout which time the girls spent the days with the Smolders family and slept over at the François home.

While with the Smolderses, the two sisters continued their studies via correspondence with the principal of the school where they had been students. They only left the house to breathe some fresh air and under the cover of darkness. They didn’t have false papers. The Smolderses told their other neighbors that the girls were Colette’s grandchildren from Brussels. Fortunately, their Flemish was good and they spoke the local dialect. One night in September 1943, following a betrayal, the Gestapoturned up at the François home to search it. Immediately, Nelly Jadot-Roegiers, a friend of the François family, who happened to be there, slipped out of the home and quickly went over to the nearby Smolderses’ home, to urge the two girls to leave, for the Germans would certainly soon be on their way there. The girls fled immediately, dressed in pajamas and accompanied by Elisabeth Smolders. The Germans were indeed already on their way to the Smolderses’ home, but the girls managed to get away in time. Elisabeth took the girls to her work and later that night they moved on to the home of her friends, Edgar and Angelique Verspeelt in Mariakerke (just northwest of Ghent). Thereafter, whenever Germans came to look for the children, Colette Smolders explained that the two girls were actually the children of the Verspeelts, who in truth had two daughters of their own. The girls eventually settled with Colette’s brother and sister-in-law Paul and Bertha Raes, where they stayed until the liberation. On May 20, 1996, Yad Vashem recognized Colette Smolders-Raes, her daughter Elisabeth, and her son Charles, as well as Emile and Hélène François, Edgar Verspeelt and Angelique Verspeelt-Van Peteghem, and Paul Raes and Bertha Raes-Roose as Righteous Among the Nations. On July 28, 1998, Yad Vashem recognized Nelly Jadot-Roegiers as Righteous Among the Nations

Bron : חסיד אומות העולם - Emile & Hélène François

Marie & Germaine Goosens

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Marie Goosens was een oudere dame en haar volwassen dochter Germaine Goosens woonden samen in Brussel en hadden er een kinderkledij winkel.

Marie Goosens was waarschijnlijk Marie weduwe Goosens en haar officiële familienaam is niet bekend.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

In januari 1939 kwam de 13 jarig oude wees Idèle Miodetzki-Steuer uit Duitsland en werd wat later geadopteerd door Marie en Germaine Goosens.

In 1942 mochten Joden niet meer naar school gaan, maar Germaine Goosens schreef Idèle in bij de Dames de Marie in Brussel en dit dank zij valse papieren en met medeweten van de moeder overste zuster Judith Eulalie (zie hierboven).

Op een dag moest er een groepsfoto worden gemaakt. Zuster Judith Eulalie raadde Idèle dan aan om bij het fotograferen met haar kop te schudden zodat zij moeilijker erkenbaar zou zijn.
De Goosens hadden vrienden in Gent, Julien, Germaine en Annie Lannoo die Idèle vaak bij hen uitnodigden ondanks dat zij wisten dat Idèle een Joodse was. Tijdens een boottocht met de Lannoo's op de Leie in West-Vlaanderen verlies Idèle haar identiteitspapieren. De Lannoo's besloten dat Idèle en hun dochter Annie, die 5 jaar ouder dan Idèle was, samen de trein naar Brussel zouden nemen.
Later kon Germaine Goosens nieuwe valse papieren bekomen voor Idèle.

Bron : חסיד אומות העולם - Marie & Germaine Goosens

René Govaerts[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Maurice & Alice De Viaene-Van Damme

Bron : חסיד אומות העולם - René Govaerts

Jean & Hermine Hebbelynck-Desgeorges[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Jean Hebbelynck °1892 Gent +1971 Gent en echtgenote Hermine Desgeorges °1894 Antibes bij Nice in Frankrijk +1983, waren lid van het Joodsch Verdedigingscomiteit van Nèvejean (zie Yvonne Feyerick-Nèvejean in dit artikel).
Het gezin Hebbelynck had 4 kinders, de 3 oudere zonen waren lid van het verzet.

Jean Hebbelynck was een 1° graadskozijn van Adolphe Hebbelynck die met Bine Hoste dochter van Adolphe Hoste. Adolphe & Bine Hebbelynck-Hoste waren de ouders van Paul Hebbelynck die met Henriette Desgeorges trouwde en een zuster van Hermine Hebbelynck-Desgeorges.

Jean Hebbelynck was architect en bouwde, net afgestudeerd, voor de familie van Adolfphe Hostes nicht, Elisa Nowé-Nelissen, een buitenverblijf in Afsnee die als model gold voor de fermette stijl.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

De Joodsch Verdedigingscomiteit had ervoor gezorgd dat in 1942 de 3 Sandowski in afzonderlijke plaatsen waren ondergedoken. De 11 jarige Nathan en 10 jarige Hilda waren in weeshuizen terwijl de 4 jarige Dov was verborgen bij Jean en Hermine Hebbelynck - Desgeorge in Gent en ging daar naar school onder de naam Eddy Hebbelynck. Een sociale assistente bezocht Hilda regelmatig en gaf haar nieuw over haar jongere broer. Na de oorlog verbleven Hilda en Dov Sandowski nog een jaar bij de Hebbelyncks.

Bron : חסיד אומות העולם - Jean & Hermine Hebbelynck-Desgeorges

Pieter & Zulma Henri-Van Assche[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Zulma Henri-Van Assche is de zuster Van Ceril Van Assche

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

zie Ceril & Hermine Van Assche-Stubbe

Bron : חסיד אומות העולם - Pieter & Zulma Henri-Van Assche

Nelly Jadot-Roegiers[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens Yad Vashem is zij Nelly Roegiers en haar echtgenoot is een Jadot, maar Réginald Dumont de Chassart (gounou) meldt op geneanet.org een Nelly Jadot die met een Georges Roegiers getrouwd was..

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Colette Smollens-Raes

Bron : חסיד אומות העולם - Nelly Jadot-Roegiers

Julien & Germaine Lannoo-De Smet en Annie Vande Wiele-Lannoo[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Julien, Germaine Lannoo-De Smet en hun dochter Annie Lannoo.
Annie Vande Wiele-Lannoo °Gent 1922 +Miradoux 2009 werd later bekend als stuurman en schrijfster.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Marie & Germaine Goosens
Bronnen : חסיד אומות העולם - Julien & Germaine Lannoo-De Smet en Annie Vande Wiele-Lannoo & Franstalige Wikipedia pagina over Annie Vande Wiele-Lannoo

Georges & Lucie Leboucq-De Ridder[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Georges Leboucq (Gent 1880-1951) & Lucie Leboucq-De Ridder (Gent 1880-1956), een dochter van Remi De Ridder.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Dr. Georges Leboucq was the head of the Civil Hospital in Ghent. His wife, Lucie, devoted herself to helping out the less fortunate, especially the mentally retarded. Both Georges and Lucie were in their sixties during the war years and well aware of the fate of the Jews. When their son-in-law, Francis Leys, came to them in 1942 with the request to help a Jewish colleague, Lejzer Grinszpun and his family, the Leboucqs immediately agreed. As head of a big hospital, Dr. Leboucq thought of using its facilities in order to hide and sustain both Lejzer Grinszpun and his wife, Esfir. Both had lived in Belgium many years. They were hidden in the hospital in separate quarters until the end of the war. As for their eighteen-month-old daughter, Olga, she was taken in by Francis and Claire Leys. During the hiding period, Olga visited her parents every month and therefore knew them well, but was not told that these were her real parents. Only when the war ended and they became a family again, did she discover that these people whom she visited were her parents. On June 30, 1999, Yad Vashem recognized Georges Leboucq and Lucie Leboucq-De Ridder, and Francis and Claire Leys, as Righteous Among the Nations.

Bron : חסיד אומות העולם - Georges & Lucie Leboucq-De Ridder

Francis & Claire Leys-Leboucq[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Francis Leys (Laken 1903-Gent 1977) & Claire Leys-Leboucq (Gent 1906-Gent 1977), dochter van Georges & Lucie Leboucq-De Ridder

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Georges & Lucie Leboucq-De Ridder

Bron : חסיד אומות העולם - Francis & Claire Leys-Leboucq

Jean-Louis & Betty Liem-Beun[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

With the help of Marie Arekens*, a former neighbor, Flore Italiaander (née Kriksman) from Antwerp, (whose husband had been taken for forced labor in France) and her eight-year-old daughter Cirla (b. 1935) fled to Ghent. In 1943, after first having stayed with Flore’s sister and then having been in hiding in a local boarding school, they were met by Betty Liem who immediately changed Cirla’s name to the more French-sounding Suzy. Betty took them to her home, where she introduced them to her husband Jean-Louis Liem and their two daughters – Madeleine who was in her twenties and Gilberte who was in her early teens. The Liems were a well-educated middle class family who lived in a large comfortable house in Ghent. About six doors down the street was a building in which German soldiers were billeted. Having been wounded as a soldier during WWI, Jean-Louis Liem received a pension from the Belgian government. Betty Liem ran a small furrier business, and taught Cirla’s mother Flore how to help her by remodeling and repairing fur coats. Nobody knew that the Liems were hiding Flore and Cirla Italiaander as well as some non-Jewish young men, among them a downed British pilot. Because of this, the Liems received some financial help and ration cards from the Resistance. In case of emergency, the adults planned an escape route over the wall in the garden. Since Cirla was too young to climb that wall, she was instructed how to stay behind and pretend to be a deaf-and-dumb member of the family.

After the war, Jean-Louis Liem was honored by the United Kingdom and the United States for his help to the Allied cause. On January 30, 1997, Yad Vashem recognized Jean-Louis Liem and Betty Liem-Beun as Righteous Among the Nations.

Jacques & Marie Loontjens-Cruyt[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Jacques-Honoré-Benoît Loontjens 1903-1984 en Marguerite-Josèphe-Ghislaine Cruyt 1904-1996

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zij hebben Sluwa Gus verborgen.

Bron : חסיד אומות העולם - Jacques & Marie Loontjens-Cruyt

Jean & Edith Maertens de Noordhout-de Nève de Roden[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Jean Maertens de Noordhout 1903 Gent - 1984 Gent trouwde in 1932 met Agnès de Smet de Nayer 1909 Oostakker + 1940 Clermont-Ferrand en hertrouwde in 1943 met Edith de Nève de Roden 1907 Gent - 1974 Gent

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Before the war, Jean Maertens de Noordhout was an associate of Israel Lowy in a food factory in Vilvoorde/Vilvorde, just north of Brussels. In 1942, after Israel Lowy’s mother-in-law had been taken to the Mechelen/Malines assembly camp and from there deported to Auschwitz, Israel and his wife Nicha decided to arrange hiding places for their three children. Since the Lowys did not want their children to be separated, they turned to Jean Maertens de Noordhout for assistance and he found a poor family in Meirelbeke near Ghent who agreed to care for the three children in return for payment. However, after a while, these people began repeatedly to ask for more money. This, too, was somehow arranged, but in autumn 1943, it was learned that the children were not well fed, and one of them, Avigdor, was close to exhaustion. A doctor then urged the Lowys to immediately remove the children. At this point, Jean and Edith Maertens de Noordhout temporarily brought Avigdor to their home, so as to nurse him back to health, while at the same time try to find another solution for his siblings. While the children were in Meirelbeke, Jean Maertens de Noordhout had placed mother Lowy in a clinic in Ghent, where she posed as a patient for eight-and-a-half months. During that time Israel Lowy was in hiding with some Armenians in Ghent. When he had to leave this address, Edith Maertens de Noordhout arranged for him to move in with Maria Paternotte* who agreed to take in both husband and wife, and later also took in the three children.

After the war the Lowys immigrated to Israel, but retained close and amicable contact with the Maertens de Noordhout family. On October 7, 1975, Yad Vashem recognized Jean Maertens de Noordhout and Edith Maertens de Noordhout-de Neve de Roden as Righteous Among the Nations.

Bron : חסיד אומות העולם - Jean & Edith Maertens de Noordhout - de Nève de Roden

Jules Mahy[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Jules Mahy (1874-1959 Wondelgem[2]) gerant van stoomketelsfabriek Ateliers Mahy frères opgericht in 1869 door Ghislain Mahy.

Hij was familie van Ghislain Mahy bekend voor zijn autocollectie die aan de basis ligt van Mahymobiles en Autoworld.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Mahy, Jules Jules Mahy was a well-to-do owner of a metal factory, AMF-Ateliers Mahy Frères, in Ghent. He was married and had a grown-up daughter. Since 1927, he had employed a Jewish engineer, Simon Stajkowsky who had emigrated from Poland in 1925 to Ghent in order to complete his engineering degree. After he obtained his diploma, he returned to Poland to fetch his fiancée and in 1930, their daughter, Myriam, was born in Ghent. The Stajkowsky family developed close relations with the Mahys. After war broke out and the persecutions of Jews intensified, Jules came to their rescue. In 1942, with the beginning of the round-ups of Jews, Jules Mahy sheltered Myriam, then 12, in his own home during a five-week period until he could find her a safer refuge. He then transferred her to a boarding school in Tournai/Doornik where she stayed until the Liberation. Jules Mahy also found a hiding place for Simon’s wife. He repeatedly proposed to the Stajkowsky couple that they come and hide in his house but they continually refused. Jules kept Simon on the company’s payroll until the Liberation. The two men would meet regularly at the end of each month so that Jules could provide Simon with his monthly pay, even though Simon was no longer working at the company. This money helped Simon cover his family’s expenses during the war. And more important, Jules’ deeds, kindness and generosity, comforted Simon and gave him confidence in humanity. Regardless of the risk to his own life and to that of his family, Jules offered Simon, “his fatherly support” while many others turned their backs on him.

Thanks to Jules Mahy, the Stajkowsky family survived and immigrated to Israel after the war. On November 1, 2000, Yad Vashem recognized Jules Mahy as Righteous Among the Nations.

Bron : חסיד אומות העולם - Jules Mahy

Jeanne Melis[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Jeanne Melis 1865-1947 was een non.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Heeft Elisha, Chaimowicz, Helen, Keceli, Chaimowicz, Eva en Tal Lev, Chaimowicz, Tova, Gitla verborgen gehouden.

Yad Vashem verwijst naar het boek " Kom vanavond met verhalen " over Joden die in Eibergen in Gelderland waren.

Bron : חסיד אומות העולם - Jeanne Melis

Marcel-Gustave & Olga-Joanne Mertens-Baert[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Marcel-Gustave Mertens 1895-1954 & Olga-Joanne Mertens 1900-1995 en hun zoon Jacques.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

In 1937 Esther Aron was born in Berlin, the capital of Germany, to Artur and Herta Aron. Later, Artur and Herta had a son, Samuel. When anti-Semitism became unbearable in Germany, Herta took her two little children with her to her sister in Brussels, Belgium. Artur Aron stayed in Germany. In 1943 a lady called “Tante Jeanne” (Aunt Jeanne) took Esther into hiding. Tante Jeanne belonged to the Jewish resistance organization called the Comité de Défense des Juifs (CDJ, the Committee for Defense of Jews). She took Esther to a family in Ghent, in the north of Belgium, close to the Dutch border, where she was warmly welcomed by the Mertens family. Marcel Gustave (b. 1895) and Olga Joanne (née Baert, b. 1900) Mertens had a son, Jacques. They cared for the little girl very well, and she lacked for nothing. Esther had fake identity papers saying that her name was Nelly Antoinette Fermont. She joined the Mertens family in going to church and learned to say the prayers, but she did not go to school. Marcel Gustave Mertens was one of the leaders of the Belgian resistance movement, and the family also hid a resistance worker named Jules Denys. The CDJ brought Esther’s brother, Samuel, to a monastery in Charleroi, Belgium. After a while he could not stay there, and apparently, the Mertens family was contacted. Marcel Mertens personally went to the monastery and brought Samuel to his home to be reunited with Esther.

Like his sister, Samuel had a forged identity card showing the name Pierre Canard. The Mertens family told the neighbors that the two children were relatives. Jacques taught them school subjects and played with them. Before their time in hiding, Herta Aron and the Mertens family had made an agreement that in case Herta did not survive the war, the Mertens family would adopt the children. Fortunately, Herta survived: she had been in hiding as well and had worked for the resistance movement. It was hard for the children to leave the Mertenses, hard for the Mertenses to part with the children, and hard for the children and Herta to get used to each other again. For example, Samuel spoke only French, and Herta only German, so it was difficult for them to communicate. Herta worked very hard to make a living for herself and the children. They later immigrated to Brazil, where Herta’s sister was living. Before their departure, they said goodbye to the Mertenses, who gave them presents. Artur Aron had remained in Germany and was imprisoned in the Buchenwald concentration camp, but he survived the war. Artur and Herta divorced and Artur remarried and had three more children. In 1982 Esther found the Mertens family and visited them. Marcel Gustave Mertens had died in 1954, but Olga Joanne was still alive. Esther always remained thankful to her rescuers, who not only saved her life but gave her love, care, and everything she needed. On December 4, 2017, Yad Vashem recognized Marcel Gustave and Olga Joanne (Baert) Mertens as Righteous Among the Nations.

Bron : חסיד אומוdת העולם - Marcel-Gustave & Olga-Joanne Mertens-Baert

Emelie Ocket-Dutry, Jacqueline en Bernadette Ocket[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Emelie Ocket-Dutry (Gent 1882-Gent 1963) was weduwe en woonde met 2 van haar kinders, Jacqueline °1909 en Bernadette °1920.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

In October 1942, twelve-year-old Kurt Tutter, and five-year-old Jackie Goldman were taken from the Wezembeek Jewish children’s home to Emélie Ocket, a widow who lived with two unmarried daughters, Bernadette and Jacqueline, in a large family house, in Ghent. Bernadette Ocket, then 26 years old, took care of Jackie, and Jacqueline, then 30 years old – of Kurt. Emélie Ocket owned a small factory, which allowed the family a modest income. The family received ration cards from the underground. At the end of 1943, the Ocket women also took in a young Jewish couple. Kurt Tutter, under his new borrowed name of Charles Toussaint, passed as a relative of the Ockets, from Leuven/ Louvain, and attended a Catholic school, which was considered safer than a public school. Emélie Ocket told him to explain his non-participation in certain rituals to the fact that his father was of the Protestant faith. In the Ocket home, everyone, including the cook Clémence, treated Kurt and Jackie as members of the family. Three months before the end of the occupation, the Ockets learned from the underground that they had been betrayed. The two boys were immediately sent to other addresses where they stayed until the liberation. On December 26, 1994, Yad Vashem recognized Emélie Ocket-Dutry and her daughters Jacqueline and Bernadette Ocket, as Righteous Among the Nations.

Bron : חסיד אומות העולם - familie Ocket-Dutry

Maurice & Madeleine Paternotte-Cohn en Max Paternotte[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Maurice Paternotte 1894 Gent - 1958 Gent en echtgenote Madeleine Paternotte-Cohn 1896 Gent - 1976 Gent hadden een zoon Max

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

In January 1943, Mordeo and Sarra Guliac were hiding with a couple in Ghent, when the sudden death of the host husband obliged them to leave immediately. They did not know where to go, but remembered that their brother and sister-in-law had mentioned the Paternotte family also in Ghent. With little choice, they simply rang the bell of the Paternotte home, and explained their precarious situation. The response was immediate; Maurice and Madeleine Paternotte took them in and allocated them a separate room in their house. The Paternottes indicated that they were welcome to stay for as long as necessary. Although Madeleine’s maiden name was Cohn, her family had no Jewish connections that she knew of; in fact, the Paternottes and their eighteen-year-old son Max, who was a member of the Resistance, were devout Catholics. For a while, Sarra fell ill and had to be hospitalized. During that time, the Paternottes did all they could to make Mordeo’s stay as comfortable as possible, while he in return only paid for his own upkeep. After two months Sarra was released from the hospital, and the Guliac couple left for another hiding place; this time in Brussels. As for Maurice’s mother, Marie Paternotte*, she hid the Jewish Lowy family in her separate dwelling, in Ghent as well. On January 29, 1978, Yad Vashem recognized Maurice Paternotte, his wife, Madeleine Paternotte-Cohn and their son Max Paternotte as Righteous Among the Nations.

bron : חסיד אומות העולם - familie Paternotte-Cohen

Maria Paternotte-Gaucheron[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Marie-Augustine Paternotte-Gaucheron ca 1870 Angers - 1948 Gent

Haar echtegenoot Richard Paternotte (1860 Gent - 1916 Gent) was een afstammeling van Guillaume Paternotte (Arquennes 1801-Gent 1866) die in Gent kwam als aannemer gespecialiseerd in het steenhouwen om te werken aan de Sint-Annakerk die in 1851 ontworpen werd door Louis Roelandt.

Hun zoon Maurice trouwde met Madeleine Cohn.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

When in 1942 Israel and Nicha Lowy had succeeded to find hiding places for their children, they themselves also needed to find shelter. With the help of Jean and Edith Maertens* de Noordhout, Nicha Lowy was taken to a hospital where she posed as a patient for eight-and-a-half months, and Israel Lowy found refuge with Armenians in Ghent. When he had to leave this address, Edith found a place for both Lowys with Maria Paternotte, who lived in the center of Ghent. She also agreed to take in the couple’s three children when they had to leave their former addresses due to ill treatment. Paternotte took very good care of the Lowy family. She provided them with whatever they needed. The boys could not go to school and the Lowys needed to be very quiet in order not to be detected. On October 7, 1975, Yad Vashem recognized Maria Paternotte as Righteous Among the Nations

Bron : חסיד אומות העולם - Maria Paternotte-Gaucheron

Marie Pots-Vande Wiele[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Marie Pots-Vande Wiele ° 24 sept 1909 Uitbergen + 27 feb 1997 Aartselaar echtgenote van Gustaaf Pots.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Pots, Marie David Blicher was born in Poland in 1897, but he grew up in Czechoslovakia and as an adult immigrated to Belgium. Visiting Czechoslovakia for his sister’s wedding, he met his future wife Channa Stockhammer (b. 1904). In 1927, the couple moved to Antwerp, Belgium, where David worked as a waiter at a diamond district restaurant. Later, along with a partner, he received a license to operate the restaurant. In 1930, Channa gave birth to their daughter Sylvie. Two years later, Edith was born. The family lived a normal life until the outbreak of war in 1940. Like many of their Jewish neighbors, they decided to flee Belgium. They managed to reach the southern French town of Bousquet d’Orb, where the girls enrolled at school. But as their savings ran out, they heard that the situation in Antwerp had stabilized, so a year later they returned and David resumed management of his restaurant. In 1942, when deportations of Jews began, the Blichers decided to send their daughters into hiding with a poverty-stricken family in the Brussels suburb of Uccle, who accepted payment for providing them with shelter. The family was paid in advance for six months to hide the girls. However, sanitary conditions in the house were substandard; Sylvie and Edith were forced to sleep on the floor, and their mother had to visit to bathe them and wash their hair. They stayed in Uccle for a total of five months. Meanwhile, the Blichers’ housekeeper, enticed by a 500 franc per head payment, denounced the couple to the Nazis, who arrested them.

As they were being rounded up for transport to the Malin/Mechelen transit camp, Channa paid the concierge of their apartment building to send a message by post. (An alternative testimony is that Channa made this request of a guard at Malin/Mechelen, offering her fur coat as payment.) The letter was addressed to a Mr. Scheepers, a baker at their restaurant, and requested that he transfer the girls from Uccle to Ghent, where David’sbusiness partner, Bernard Gross, was hiding. The reason Channa gave to the couple hiding the girls was that the six-month period was about to expire and she was unable to continue paying them; but she was also concerned the family would denounce the girls the moment they no longer received payment. The baker fulfilled the request and brought the girls to Ghent. At first they stayed with a family named Polderman, living under the assumed name Bartens. Sylvie befriended a girl in the family who about her age. But staying with the Poldermans soon became problematic. The father had tuberculosis and passed away while they were hiding there. In addition, it became known that their son had Nazi leanings and was liable to denounce the girls. They were thus sent on to Marie Pots, where Gross hid for a while, and although he eventually left, the girls remained under her protection. Pots, who the girls called "Aunt Marie," and her husband were members of the "de Witte Brigade," a local underground group fighting against the Nazis and their sympathizers. Marie’s husband was arrested by the Geheime Feldpolizei (the German secret military police) following an anti-Nazi attack, and sent to various camps, including Sachsenhausen. Meanwhile, Marie continued to work for the underground, distributing counterfeit identification papers and supplying rations to underground partisans and Jews, in addition to hiding Jews, such as the Blicher girls, in her home. While the girls were with her, a member of the underground was captured by the Nazis. Marie was concerned that he would be tortured and divulge information about the girls’ whereabouts. The underground leaders suggested moving the girls to the Walloon region of Belgium, but Marie objected and instead enrolled them in a local convent, where she visited them regularly until the war’s end. Because Marie was not a blood relative, the head nun objected at first to releasing the girls to her care, but Marie eventually prevailedupon her to return them, declaring that "she brought them there, and she would take them out." When Pots’ husband returned from captivity after the war, he and Marie agreed that if the girls’ parents had not survived, they would adopt them. It turned out that David Blicher had been sent to Sachsenhausen and died; their mother, however, had survived, but she was in such poor physical condition that the girls remained with the Pots family for a year after the war while she recuperated. Sylvie and Edith remained in contact with Marie Pots until her death in 1997. On 17 April, 2012, Yad Vashem recognized Marie Pots (née van de Wiele) as Righteous Among the Nations.

Bron : חסיד אומות העולם - Marie Pots-Vande Wiele

Paul & Bertha Raes-Roose[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Paul Raes was de broer van Colette Smolders-Raes

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Emile & Hélène François

Bron : חסיד אומות העולם - Paul & Bertha Raes-Roose

Colette Smolders-Raes, Charles Smolders en Elisabeth Smolders[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Colette Smolders-Raes was 74 in 1942 en woonde met haar 2 kinders Charles en Elisabeth

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Emile & Hélène François

Bron : חסיד אומות העולם - familie Smolders-Raes

Armand Thiéry[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Kannunik Armand Thiéry °Gentbrugge 1868 +Leuven 1955

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Canon Armand Canon Thiery, from Louvain/Leuven, was contacted by Georges Wilmes*, who asked him to a find a sheltering place for a friend of his – Grounia Schicharewitsch, originally from Tirlemont. Previous to this, Grounia, an engineer at the university of Louvain, in her early thirties, was hiding in an apartment building in Louvain, with the help of the concierge, but could no longer stay there. The aged Armand Thiery (in his seventies), found a hiding place for her in a convent, the Grand Beguinage, in Louvain. Grounia had false identity papers with her, which enabled her to continue working at the university. In May 1943, however, when she received a summons for ‘labor in the East,’ under her real name, she could no longer continue work there. At the convent, Grounia stayed mostly indoors, and was brought food by one of the Sisters on the property. When warned about an expected German search of the premises, Armand Thiery took Grounia to Heverlee, a suburb of Louvain, where she was lodged in a building set aside for housing visiting religious dignitaries. Canon Armand was also involved in finding hiding places for other Jews in various parts of the country. In the winter of 1943-1944, Grounia’s hiding place had expanded into a center for resistance activities, and for her security, it was necessary for her to move on. With Thiery’s consent, she moved back to the city, and stayed in various places, with the help of the Wilmes couple. On June 1, 1944, Grounia was arrested and imprisoned in Malines/Mechel

On one of the postcards she was allowed to write, she contacted Thiery. He visited her, bringing food and other items, as well as the name of a priest she should see, in the event of her release. Thanks to his intercession, and the fact that Grounia had an ID under a different and non-Jewish name, the Germans could not prove their suspicion with regard to Grounia’s Jewish origin and she was eventually released. On June 26, 1980, YadVashem recognized Canon Armand Thiery as Righteous Among the Nations.

bronnen : Wikipedia pagina over Armand Thiéry & חסיד אומות העולם Armand Thiéry

Ceril & Hermine Van Assche-Stubbe[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

In September 1942, Abraham and Tauba Lipski and their only son Raphael narrowly escaped a German raid of Jews in Ghent, in which many Jews were arrested. Moving from place to place in the city, the Lipskis placed their son in the care of Henriette Chaumat*. As for themselves, they finally turned to their former cleaning woman, Hermine van Assche-Stubbe, who lived in a workers’ quarter in Ghent, and asked if she would temporarily take them in. Hermine Van Assche immediately agreed, and it was only then that the Lipski couple met the other members of their host’s family: Hermine’s husband Ceril van Assche, and Ceril’s sister and her husband, Zulma and Pieter Henri. After a few days, the Lipskis asked their hosts if they could remain with them permanently. The four adults conferred and agreed. Thus the three couples lived in perfect harmony with each other until the end of the war. The Van Assche couple had a nine-year-old daughter, and the Henris had one baby. Neither child ever knew that refugees were hiding in what used to be the junk room. This room was situated on the second floor, and had been furnished with a bed, a table, two chairs, and a coal stove. A wood board was firmly placed on the sole window at night, so that not a single ray of light filtered through when the lamp was lit. There was also a warning system by means of a hidden electric bell. Mr.

Lipski was an engineer. He owned a consulting office which continued to function through the services of trusted people. Thus the Lipskis were able to pay for their upkeep, and even a little bit more. However, neither the Henris nor the Van Assches ever asked for any monetary compensation. Their motives were purely humanitarian. On December 11, 1973, Yad Vashem recognized Ceril van Assche and Hermine Van de Zande-Stubbe (formerly Hermine van Assche) as well as Pieter Henri and Zulma Henri-Van Assche as RighteousAmong the Nations.

Bron : חסיד אומות העולם - Ceril & Hermine Van Assche-Stubbe

Familie Van Damme[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Emile (1879-1974) en Léontine Van Damme-Vermeulen (1883-1953) uit Belsele, hadden 4 kinders, Laura, Maria, Gaston en Alice.

Emile was een smid en Gaston was smid en beroepsmilitair.[3]

Gaston Van Damme °22 april 1913 was getrouwd met Adrienne Van Damme-Spitaels.

Alice De Viaene-Van Damme °13 april 1920 trouwde met Maurice De Viaene die schoenmaker was en gingen in Drongen wonen.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Maurice & Alice De Viaene-Van Damme

Bron : חסיד אומות העולם - familie Van Damme

Emilie Vanden Dorpe & haar kozijn[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Emilie Vanden Dorpe woonde in Brussel en haar kozijn in Gent

Reden onderscheiding van Emilie Vanden Dorpe en meer informatie over de aktie van haar kozijn[bewerken | brontekst bewerken]

Anne Majerkowicz was born in 1931 in Brussels as the only child of Szaja and Rajsla Majerkowicz, a Jewish couple who had originally immigrated to Belgium from Poland. In September 1942, in the middle of the night, Szaja and Rajsla were arrested. Szaja was sent to the Mechelen concentration camp and from there he was deported to Auschwitz, never to return. Rajsla managed to escape, and immediately rushed to the home of Emilie Vanden Dorpe, where her daughter Anne was staying. Anne had already been staying with Mrs. Vanden Dorpe for three months before her parents' arrest – she would spend the night there in the company of her friend, Emilie Carasscos, who was Vanden Dorpe’s niece. Mrs. Vanden Dorpe lived with her sister and her sister's husband, and their daughter, Emilie. That night, when Rajsla showed up, Mrs. Vanden Dorpe immediately took her into her home as well and even offered to take Rajsla’s sewing machine and jewelry for safekeeping. After the immediate danger had passed, Mrs. Vanden Dorpe took Rajsla to her cousin in Gent, where she stayed for about six months, while Anne remained with Mrs. Vanden Dorpe. Years later Anne recalled how she could only play in the backyard after dark, and that she had stopped going to school. She would spend her time sewing and playing indoors. Anne remained in Emilie Vanden Dorpe's care for six months, until one day she was denounced. Mrs. Vanden Dorpe decided to take Anne to Gent as well, where she was reunited with Rajsla.

Anne stayed there for about two months until Emilie’s cousin could no longer shelter both mother and daughter. Emilie Vanden Dorpe came to pick up her protégée and took her to a Jewish acquaintance of Rajsla, Mrs. Lachterman, who found Anne a place to stay through the CDJ (Comité de Défense des Juifs) in Uccle St. Job, with an elderly couple. Anne stayed there until liberation. Rajsla moved with the help of the CDJ from one place to another, but always kept in touch with Emilie Vanden Dorpe who knew where Anne was and would clandestinely arrange meetings between the two. After the war Rajsla and Anne went to live with Emilie Vanden Dorpe in Brussels. They stayed with her until 1950, when they immigrated to the USA. Anne Majerkowicz (later Brodwell) remained forever grateful to the courageous woman who saved her life at great personal risk. She is still in touch to this day with Emilie Vanden Dorpe's niece, Emilie Carasscos. On February 17, 2013, Yad Vashem recognized Emilie Vanden Dorpe as Righteous Among the Nations.

Bron : חסיד אומות העולם - Emilie Vanden Dorpe & haar kozijn

Jean & Henriette Vande Velde-De Waele[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Jean Vande Velde °1897 en Henriette De Waele °1906.

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zeilic and Ghitlea Podgaetzki, originally from Romania, lived in Ghent. Sensing the danger of deportation, they decided to confide their fears to their family physician, Dr. Jean Van de Velde, who served as professor at the University of Ghent and practiced medicine at a municipal and a private hospital in the city. Meeting Dr. Van de Velde in his clinic, they explained their concern. Suddenly, Dr. Van de Velde picked up the phone and was heard having a short conversation with his wife. He then said to the startled Podgaetzkis: “As soon as you feel that danger is near, you must bring your children to us. We already have four daughters at home, so now we will have six!” When the Germans began deporting the small Jewish community in Ghent, on September 9, 1942, the Podgaetzkis took their two daughters, six-year-old Nora and two-year-old Suzanne, to the Van de Velde family. At the time, Suzanne had the measles, but Jean and Henriette Van de Velde downplayed the risk involved for their children. The Van de Veldes kept the two girls in their home for two full years and treated them on equal terms with their own children. They attended school and were registered under the name of Van de Velde. In addition, Dr. Van de Velde regularly visited the girls’ parents at their own hiding address, and brought them news of their daughters. While there, Van de Velde treated Anna Stolinsky, an elderly Jewish woman who was hiding together with the Podgaetzkis.

Sometimes he even brought along his father-in-law Dr. Dewaele, for a second opinion. According to Dr. Van de Velde it was his duty not only to save the children, but also to see to it that their parents would be physically fit to take care of them after the war. The Van de Veldes never asked for any monetary compensation. On September 21, 1978, Yad Vashem recognized Dr. Jean Van de Velde and Henriette Van de Velde-Dewaele as Righteous Among the Nation

Bron : bחסיד אומות העולם - Jean & Henriette Vande Velde - De Waele

Edgar & Angelique Verspeelt-Van Peteghem[bewerken | brontekst bewerken]

Personalia[bewerken | brontekst bewerken]

Angelique Verspeelt-Van Peteghem 1898 Sint-Kruis-Winkel 1968 Gent

Reden onderscheiding[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Emile & Hélène François

Bron : חסיד אומות העולם - Edgard & Angelique Verspeelt-Van Peteghem

Andere Gentse Rechtvaardigen[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn verschillende redenen waarom niet alle Gentse Rechtvaardigen hierboven vermeld zijn.

Rechtvaardigen die niet door Yad Vashems vermeld zijn als Gentenaars[bewerken | brontekst bewerken]

Yad Vashem geeft weinig biografische informatie over de Rechtvaardigen, het is daarom onmogelijk om een volledige lijst te hebben van alle erkende Rechtvaardigen die een band hebben met Gent.

Niet door Yad Vashem erkend als Rechtvaardige[bewerken | brontekst bewerken]

Onbekende Rechtvaardigen[bewerken | brontekst bewerken]

Sommigen zullen nooit als Rechtvaardig worden erkend omdat er geen getuigenissen zijn van de daden, omdat iedereen overleden is tijdens de oorlog, omdat de enige overlevenden te kleine kinders waren en na de oorlog noch de officiële namen, noch de adressen, van hun weldoeners kenden.

Bij de hierboven vermelde Rechtvaardigen heeft Yad Vashem over "zuster Judith-Eulalie", "abbé De Petter", een "kozijn van Emilie Vanden Dorpe", een "Armeense familie"...Soms is het niet meer mogelijk om ze te identificeren.

In interviews spreekt Cirla Lewis-Italiaander uit haar ervaring als kind, over "tante" Betty (Betty Liem-Beun) en "maman" Arekens (Marie Arekens, waarschijnlijk Marie weduwe Arekens).

Het is dus onmogelijk om iedereen die als Rechtvaardige heeft gehandeld als dusdanig te laten erkennen.

(Nog) niet als Rechtvaardige erkend[bewerken | brontekst bewerken]

Sommigen hebben als Rechtvaardigen gehandeld en zijn identificeerbaar, maar werden niet door Yad Vashem erkend.

Zich baserend op de website van Yad Vashem is het onmogelijk de erkenningscriteria te kennen en waarom sommigen niet erkend werden.

Het kan zijn dat niemand hun dossier niet heeft ingediend, dat het dossier nog niet afgerond is, of dat de persoon haar erkenning hebben geweigerd.

In de teksten van Yad Vashem kan men concluderen dat :

- Adèle Amelot-Schmitz met haar zuster samenleefde als Emmanuel Wolf werd opgenomen.

- Fernande De Smets zuster, Marthe, 4 Joodse jongens opnam in haar weeshuis..

- Een Gentse kozijn van Emilie Vanden Dorpe, heeft ten minste 8 maanden de volwassen Rajsla verwelkomd, waarvan 2 maanden ook met Rajsla's dochter Anne.

Waarom werden zij niet erkend als Rechtvaardigen ?

Rondom de Rechtvaardigen[bewerken | brontekst bewerken]

De redding van zovele Joden had nooit kunnen slagen hadden de Rechtvaardigen geen steun gekregen van het verzet hun kennissen en van het verzet.

Het verzet[bewerken | brontekst bewerken]

Zonder het verzet zouden veel minder Joden gered zijn geweest. Het verzet zorgde vaak voor de adressen waar er ondergedoken kon worden, hielp de Joden om zich van 1 plaats naar een andere voor hen onbekende plaats te verplaatsen, hielp gezinnen financieel...

Aangezien het verzet een geheime organisatie is, bestaan er te weinig documenten om al hun leden die genoeg risico's hebben genomen om Joden te redden, als Rechtvaardige te laten erkennen.

Familie, vrienden, buren, schooldirectie...[bewerken | brontekst bewerken]

Het is niet verbazend dat vele van de gezinnen die een Joods kind thuis opnamen en hem aan de buitenwereld presenteerde als een neef of nicht, familiebanden hadden met andere gezinnen die het ook deden.

In die tijd voor de veralgemening van auto, radio, TV en internet, kende men goed zijn uitgestrekte familie. Men reisde niet veel en kwam vaak op bezoek bij de rest van de familie. Men moest aanwezig zijn op plechtige gelegenheden, zoals doop, huwelijk, begrafenissen en rond nieuwjaar ging men de uitgebreide familie bezoeken. Meestal trouwde men met een partner die uit dezelfde streek kwam en kende men zijn schoonfamilie reeds voor het huwelijk. Het was dan ook onmogelijk om een vals familielid ongemerkt te laten voor de rest van de familie. Door te beslissen Joden te helpen, bracht men de rest van de familie in gevaar. Men moest dan op de solidariteit van de rest van de familie rekenen.

Naast de familie moesten de buren of in de onwetendheid blijven of solidair zijn. Omdat er geen grote warenhuizen waren, ging de ganse wijk naar dezelfde wijkwinkels. De meerderheid van de Gentenaars gingen wekelijks naar de kerk. Men ging meer uit, naar wijk cafés, naar clubs . Elke vrijdag kuiste men zijn voetpad en zat men te kletsen. Mensen uit de wijk spraken meer met elkaar en kenden elkaar veel beter. Walter De Buck zou nu minder reden hebben om "In mijn straatje zijn 't allemaal komeren" te zingen.

De sociale band met familie,  vrienden, buren was veel sterker dan nu en het verzwijgen dat men wist dat in zijn kennissenkring iemand een Jood verborg, was reeds een vorm van solitariteit, want het kon een gevaar betekenen voor zijn eigen familie, indien dit feit ontdekt werd door de Nazi's.

Uit de teksten van Yad Vashem, kan men afleiden dat naast de erkende Rechtvaardigen, anderen hun rol hebben gespeeld om de operaties te doen slagen.

Bij de familie Hebbelynck-Desgeorges, was Dov Sandowski alias Eddy Hebbelynck. "Een sociale assistente bezocht Hilda regelmatig en gaf haar nieuw over haar jongere broer." Die sociale assitente heeft ook grote risikos genomen.

Families[bewerken | brontekst bewerken]

We kennen niet de volledige genealogie van alle Gentse Rechtvaardigen en men kan dus niet alle familiale banden vaststellen.

Enkele voorbeelden van de familiebanden.

Lucien Brunins vader Georges was de broer van Marie Brunin die de moeder was van Ferdinand Amelot echtgenoot van Adèle Amelot-Schmitz.

Eugène Gueguier en Marie Van Huffel waren gemeenschappelijke overgrootouders van Emelie Ocket-Dutry en de reeds vermelde Jean Hebbelynck. Yvonne Ocket, dochter van Emelie Ocket-Dutry, trouwde in 1934 met Marcel Amelot, kozijn van Ferdinand Amelot echtgenoot van Adèle Amelot-Schmitz.

Jean Vande Velde was de zoon van Marguerite Leboucq zuster van Georges Leboucq.

De maternele grootouders van Denise De Brouwer-Van Maldeghems[4] waren de paternele grootouders van Edith Maertens de Noordhout-de Nève de Roden..

Er is niet genoeg informatie om te weten of er een familiale band is tussen Adèle Amelot-Schmitz, een Pierre Schmitz die tijdens de oorlog in Ternaaien op 20 km van Luik woonde en als Rechtvaardigen werden erkend en Marie-Liévine De Waele-Schmitz, grootmoeder van Henriette Vande Velde-De Waele was ook een Schmitz.

Noch is er genoeg informatie om te weten of Nelly Jadot-Roegiers en Elise Schmitz-Jadot moeder van Adèle Amelot-Schmitz elkaars familie waren.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Rechtvaardige onder de Volkeren

Yad Vashem

Categorie:Rechtvaardige onder de Volkeren

Categorie:Belgisch Rechtvaardige onder de Volkeren

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Michel HOURMAN (hourmanmichel) geneanet.org
  2. [ojs.ugent.be/OZ/issue/download/1117/466 Oostvlaamse Zanten 34 jaargang nr 5 - 1959 sept-okt]. Geraadpleegd op 29 december 2020.
  3. geneanet.org Sylvain van DAMME (sylvainvd) fs Gaston x Adrienne Spitaels
  4. Michel Hourman (hourmanmichel) geneanet.org