Gebruiker:Rani Guinée/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het dwaallicht is een roman van Willem Elsschot (pseudoniem van Alfons De Ridder) (7 mei 1882- 31 mei 1960). De eerste druk verscheen in 1946. Het kortverhaal speelt zich af in Antwerpen, de geboorteplaats van de auteur. In het verhaal helpt het hoofdpersonage Frans Laarmans drie Afghaanse zeelui met hun zoektocht naar de mysterieuze Maria Van Dam. Het dwaallicht werd meteen ook Elsschots laatste werk in zijn oeuvre.

Samenvatting[bewerken | brontekst bewerken]

Frans Laarmans verslijt meestal zijn avonden na het werk in de kroeg, in plaats van meteen naar de sleur van zijn gezinsleven weder te keren. Op een regenachtige novemberavond echter, wijst de vrouw van zijn vaste krantenwinkel (die hem steevast Verbruggen noemt) hem op drie donkerhuidige matrozen die buiten haar winkel staan. Laarmans leert dat zij op zoek zijn naar een meisje, waarop ze hem een kaartje met haar naam en adres tonen: Maria Van Dam, Kloosterstraat 15. Ze vertellen hem dat zij een zakkenverstelster is die eerder bij hen aan boord was. Het drietal was zo onder de indruk van haar, dat ze haar spontaan sigaretten, een sjaal en een potje gember schonken. Laarmans probeert hen in gebrekkig Engels de weg te wijzen naar de Kloosterstraat en zet vervolgens zijn tocht naar huis verder. Bij het aanzien van hun aarzelen, besluit hij echter de drie Afghanen (hoewel Laarmans aanvankelijk aanneemt dat ze Indiërs zijn) zelf te gidsen tijdens hun zoektocht door Antwerpen. Hij slaagt er enkel in met de aanvoerder van het trio te communiceren, die hij meteen Ali Khan noemt. Bovendien blijkt het opgegeven adres incorrect; het viertal stoot op een winkel van vogelkooien waar Maria Van Dam onbekend is. Laarmans stelt daarop voor om te gaan informeren bij een nabijgelegen politiekantoor. Hier worden hen twee nieuwe adressen bezorgd: Zand 15 en Lange Ridderstraat 71. Wegens de overeenkomst met het oorspronkelijke huisnummer, besluiten ze eerst naar Zand 15 te trekken. Dit adres leidt hen tot de havenkroeg van het Carlton Hotel. Ook hier is het begeerde meisje echter evenmin bekend. De drie zeelieden hebben inmiddels de hoop opgegeven en besluiten hun zoektocht te staken. Vervolgens gaan de vier een gedachtewisseling aan tussen Oost en West en praten na over de liefde, godsdienst en politiek. Na een uitgebreide monoloog van Ali nemen ze allen afscheid. Op zijn terugweg moet Laarmans echter langs de Lange Ridderstraat 71 en hoewel hij ervan overtuigd is dat hij daar Maria Van Dam zal aantreffen, besluit hij ditmaal echt huiswaarts te keren.

Hoewel het niet erg uitgebreid behandeld wordt, is het "rassenvraagstuk" toch erg van belang in het verhaal. Elsschot laat in zijn vertelling doorschemeren dat een onderscheid tussen rassen voor hem onbestaande is, een erg opmerkelijke opvatting voor zijn tijd.[1] Anderzijds berust de roman sterk op het contrast tussen Oost en West, als ook de tegenstelling tussen Laarmans persoonlijkheden. Naast zijn typisch burgerlijke identiteit, identificeert hij zichzelf ook deels met de Afghanen.[2] Hij werkt deze fantasie tot in de details uit en veinst zichzelf op een gegeven moment in Bombay, eveneens op zoek naar een onbereikbaar meisje dat hij Fathma noemt, omdat hij die naam vindt passen bij India.

Personages[bewerken | brontekst bewerken]

Frans Laarmans – Hij is zowel het hoofdpersonage als de verteller van het verhaal, die zichzelf opwerpt als leider van de drie donkere zeelui tijdens hun zoektocht door Antwerpen naar een zekere Maria Van Dam. Zijn leiderschap kan echter in twijfel worden getrokken door de zuiverheid en zekerheid die het drietal uitstraalt, in tegenstelling tot Laarmans voortdurende twijfel. In zekere zin zijn het dus ook de drie Afghanen die Laarmans leiden, en niet omgekeerd.[3]

In tegenstelling tot andere personages, schetst Elsschot een minder stereotype en visueel beeld van Laarmans. De beschrijving van zijn uiterlijk wordt ondergeschikt aan die van zijn psyché. De lezer leert hem voornamelijk kennen door zijn manier van denken en registreren.[4] Laarmans' troebele gevoelens zijn grotendeels te wijten aan zijn gespleten persoonlijkheid. Enerzijds is hij een nederige huisvader met kleinburgerlijke idealen, maar anderzijds is hij een spontane romanticus die erg veel sympathie toont voor de hulpeloze matrozen, waardoor hij ook rebelleert tegen de gemeenschap waar de andere Laarmans net voor staat. Elsschot laat deze twee persoonlijkheden ook voortdurend met elkaar botsen. In het begin van het verhaal wint de romanticus van de conformist, doordat Laarmans toch maar besluit de Afghanen te begeleiden op hun queeste, in plaats van meteen huiswaarts te keren. Aan het einde draaien de rollen echter weer om; Laarmans weerstaat de verleiding om aan te bellen bij de Lange Ridderstraat 71 en laat zo de deugd winnen van wat zijn hart hem ingeeft.[3]

De Afghanen – Deze drie zeelui, afkomstig van het vrachtschip Dehli Castle, zijn op zoek naar Maria van Dam en schakelen hiervoor Laarmans’ hulp in. Twee van hen blijven slechts randfiguren en zijn zelfs naamloos, waar de derde meteen ook gezien wordt als hun 'leider' en door Laarmans gedoopt wordt als Ali Khan. "Meer dan als personages worden ze door Elsschot gebruikt als symbool van het Oosten om op die manier de tegenstelling tussen de niet altijd zuivere gedachten van Laarmans en hun reine gevoelens voor Maria duidelijk te laten uitkomen.”[3]

Ali Khan – Dit is niet de echte naam van het personage (deze komt de lezer nooit te weten) maar de typische Arabische jongensaam die Laarmans geeft aan de leider van de drie Afghanen.[5] Khan is bovendien een “Oosterse vorstentitel die in de loop der tijden door verschillende Turkse en Mongoolse heersers is gevoerd." Een bekend voorbeeld is Djengis Khan, stichter van het Mongoolse wereldrijk.[6]

Maria Van Dam – Het meisje dat aan boord van de Dehli Castle komt als zakkennaaister* en de drie Afghaanse zeelieden een foutief adres overhandigt, waardoor zij zichzelf tot doel van hun speurtocht door Antwerpen maakt. De Dam was tevens de benaming van de havenbuurt in Antwerpen, daarom kan ze door haar naam gezien worden als 'meisje van de haven.'[5] Haar figuur verbindt het "erotisch en geestelijk ideaal". Waar Laarmans haar aanvankelijk beschouwd als een prostituee, incarneert zij voor de Afghanen net de Liefde. Daarnaast is Maria in de novelle eerder een abstract symbool dan een personage: “Niet enkel blijft ze in het hele verhaal verborgen, ze blijkt zelfs niet eens te bestaan.”[7]

Haroun Al-Rachid – Een naam die slechts eenmalig vermeld wordt, maar een hooggeplaatst persoon blijkt, die de drie oosterlingen bekend moet zijn. Hoogstwaarschijnlijk liet Elsschot zich inspireren door Haroen ar-Rashid, een zeer belangrijke kalief, onder wiens bewind het islamitische rijk tot grote bloei kwam. Ar-Rashid betekent bovendien ‘de rechtvaardige’.[5] "In de Arabische verhaaltraditie wordt hij vaak als held afgeschilderd.”[6]

Mijnheer Verbruggen– Dit is de titel die de oude juffrouw van het krantenwinkeltje aan de Melkmarkt hardnekkig gebruikt als aanspreking voor Laarmans. De inspiratie hiervoor is onbekend. Dezelfde naam zorgt in De Verlossing eveneens voor verwarring, doordat ook Pol van Domburg als ‘mijnheer Verbruggen’ wordt aangesproken. Elsschot was bovendien een Multatuli bewonderaar; ook in Max Havelaar komt een onbelangrijke bediende Verbrugge voor.[5]

Mohammed- Geen echt personage, maar een naam die symbool staat voor het geloof van de Afghanen. Mohammed (Mekka, ca. 570-Medina 632) is de profeet van de Islam.[5]

Melchior– “Een van de drie wijzen of koningen uit het Oosten, die de pasgeboren Jezus met geschenken eerden in zijn stal. Een van hen was zwart, zoals de drie zeelieden, maar dat was Caspar en niet Melchior.” In het verhaal wordt de naam gebruikt als metafoor voor Ali, die eerbied toont voor een kindje in de havenkroeg.[5]

‘Manke’ Jan– Een buurman van het Carlton Hotel, die Laarmans als referentie gebruikt om het hotel te lokaliseren.[5]

Kortenaar– De eigenaar van het Carlton Hotel, dat eigenlijk meer een bordeel blijkt te zijn. Waarschijnlijk is hij een Nederlander met Surinaams of Antilliaans bloed, aangezien Laarmans zijn huidskleur beschrijft als "een vale kleur, iets tussen mij en Ali in".[5]

Fathma– Opnieuw geen reële figuur in het verhaal, maar een personage uit Laarmans’ fantasie. Hij identificeert zich met de “donkere zeelieden en stelt zich voor dat hij in Bombay op zoek is naar een veelbelovend maar onbereikbaar meisje dat hij Fathma noemt, een naam die hij vindt passen bij India.”[5] Dit is een “veelvoorkomende islamitische vrouwennaam, de alledaagse variant van Fatima, de dochter van de profeet Mohammed.”[8]

Mevrouw Pasmans– De naam van de eigenares van de winkel in vogelkooien in de Kloosterstraat nummer 15, het adres dat volgens Ali’s briefje aan Maria Van Dam zou toebehoren. “Namen die op ‘mans’ eindigen zijn bij Elsschot alledaags.”[9]

Frans Pasmans– De zoon van Mevrouw Pasmans, die zij roept wanneer ze zich bedreigd voelt door de donkere zeelui.[5]

Jeanne Goethals – Een naam die Maria van Dam ook had kunnen hebben, zoals Laarmans zelf stelt. Elsschots inspiratie hiervoor is onbekend.[5]

Kapitein Cunningham – De kapitein van de City of Rangoon, eveneens een schip dat in de Antwerpse haven ligt.[5] “Niet geheel toevallig de naam van de vermaarde admiraal Andrew Cunningham.” Vooraleer hij opperbevelhebber was van de expeditionaire zeestrijdkrachten, was hij reeds bevelhebber op een vlaggenschip van de Britse Middellandse Zeevloot tijdens de tweede wereldoorlog, genaamd de Dehli.[10]

Paratekst[bewerken | brontekst bewerken]

Titel[bewerken | brontekst bewerken]

De titel van Het dwaallicht kan zowel letterlijk als figuurlijk geïnterpreteerd worden. Enerzijds verwijst het naar het "blauwachtig beweeglijk vlammetje boven moerassen en kerkhoven, ontstaan door de langzame verbranding van moerasgas",[11] dat voor nachtelijke wandelaars een even onbereikbaar licht is als de vergeefse zoektocht van het viertal naar Maria Van Dam. Anderzijds kan Laarmans zelf als een figuurlijk dwaallicht voor de Afghanen gezien worden, aangezien hij als verkeerde gids deels verantwoordelijk is voor de mislukking van hun zoektocht.[11] Op een meer abstract niveau, kan de titel ook in verband staan met Elsschots sceptische levensvisie: "De mens wordt altijd en overal geleid door dwaallichten".[12] Bovendien toont Laarmans fantasie over Fathma in Bombay aan dat een dwaallicht iets universeel is en dat de mens overal ter wereld illusies nastreeft.[12]

Opdracht[bewerken | brontekst bewerken]

De roman is opgedragen aan Paul en Jan Veen. Willem Elsschot verkocht reclame voor zowel de kleine als de grote Snoeck's Almanak.[13] De broers veen achter de "Gebroeders Veen's Beschuiten" adverteerden via Elsschot op de rug van eerste grote Snoeck's Almanak (1942). De directe aanleiding voor de opdracht van Het dwaallicht blijft echter onbekend.[6]

Cover[bewerken | brontekst bewerken]

Op de cover van de eerste druk uit 1946 staan de drie Afghanen samen met Laarmans, die het briefje met het adres van Maria Van Dam vasthoudt, uitgebeeld tegen een sterrenhemel. Deze illustratie op de omslag werd bezorgd door Ben Mohr en gepubliceerd bij P.N. van Kampen & Zoon NV te Amsterdam.[14] Mohr was van begin jaren dertig tot midden jaren vijftig een erg populaire vormgever van allerlei publicaties en mini-affiches. Naast Willem Elsschot illustreerde hij ook boeken van onder meer A. den Doolaard, Albert Helman, Jan de Hartog, A.M. de Jong, G. van Nes-Uilkens en Madelon Székely-Lulofs. Zijn karakteristieke ontwerpen zijn vooral te herkennen aan "hun grote vlakken in heldere kleuren, vaak overheersend aanwezige menselijke figuren, stevige belettering en ferme signatuur".[15]

Elsschot over Het dwaallicht[bewerken | brontekst bewerken]

In de briefwisseling tussen de auteur en Jan C. Villerius schreef Elsschot het volgende over zijn schrijfproces van de roman:

"Wanneer het geraamte van een verhaal af is, ga ik de tekst zin per zin herlezen om overtollige passages, zinnen of zelfs woorden te schrappen, tevens om er passages aan toe te voegen. Dit laatste vooral wanneer ik een bepaalde passage mooi genoeg vindt om erover uit te wijden.(...) En dat zal dus het geval geweest zijn met de conversatie over godsdienst, zoals trouwens met heel wat andere passages."[16]

Elsschot kondigde in dezelfde briefwisseling ook al aan Het dwaallicht hoogstwaarschijnlijk zijn laatste roman zou worden:

"Of ik ooit nog schrijven zal schijnt mij zéér twijfelachtig. Ik heb er geen zin meer in, dus kan ik het waarschijnlijk niet meer."[17]

Referentiële kader[bewerken | brontekst bewerken]

Extraliteraire werkelijkheid[bewerken | brontekst bewerken]

Elsschots oeuvre, inclusief Het dwaallicht, bevat heel wat autobiografische elementen. De Ridder laat zich vaak inspireren door zijn eigen gevoelens als ook zijn nabije omgeving voor zijn personages.[18] Zo vertoont Laarmans in Het dwaallicht eveneens het typische "rondhanggedrag" dat De Ridder karakteriseerde in de jaren '30.[19] Mogelijk is ook de naam 'Laarmans' geïnspireerd door zijn eigen jeugd. De Ridder bracht zijn vakanties namelijk vaak door in een houtzagerij in Blauwberg, genaamd 'Laeremans'. Anderzijds is een 'laar' een open plek in het bos en zo vergelijkbaar met Laarmans als open plek in het verhaal door zijn gebrek aan karakter.[20] Doorheen zijn oeuvre raken Laarmans, Elsschot en De Ridder dus meer en meer vervlochten; "Het zijn drie personen die uit één mond spreken.[21]

Intertekstualiteit[bewerken | brontekst bewerken]

Elsschots hoofdpersonage Laarmans is geen onbekende in zijn oeuvre. De naam komt voor het eerst voor in Een Ontgoocheling, maar het is pas sinds Lijmen dat hij als personage steevast in elke Elsschot roman verschijnt.[20] Sindsdien kwam Laarmans ook voor in Kaas (1933), Tsjip (1934), Pensioen (1937), Het been (1938), De leeuwentemmer (1940) en tot slot in Het dwaallicht (1946).

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Het eerste typoscript, inclusief handgeschreven verbeteringen, van de eerste pagina van de novelle: http://anet.be/record/opaclhobj/tg:lhhs:15054/N

Affiche van de filmadaptatie van het Dwaallicht door Frans Buyens: http://anet.be/record/opaclhobj/tg:lhps:940/N

Affiche van het theaterstuk over het Dwaallicht door Toneelgroep Het Volk: http://anet.be/record/opaclhobj/tg:lhps:50916/N

Journalist Eric Rinckhout en acteur Chokri Ben Chika gingen de route van Het Dwaallicht achterna in “Zot van Elsschot” aflevering 8: http://cobra.canvas.be/cm/cobra/boek/1.888545

Ontdek Antwerpen met de citatenroute van de “Elsschot-wandeling”: https://www.visitantwerpen.be/nl/wandelingen/dwaallichtwandeling-nl

Een link naar het Elsschot Genootschap voor verdere informatie over de auteur en zijn oeuvre: http://www.weg.be

  1. Buyens, Frans (1951). Willem Elsschot: Een inleiding tot zijn werk. Satiricus, pp. 28-29.
  2. Weisgerber, Jean, 1924-, Hengst, Clément. (1973). Aspecten van de Vlaamse roman, 1927-1960. Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam, pp. 93-94. ISBN 9025380263.
  3. a b c Vermeulen, Erik, 1957-, Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960. (cop. 1986). Willem Elsschot, Het dwaallicht. Walva-Boek/Van Walraven, Apeldoorn, pp. 11-14. ISBN 906675057X.
  4. Vervliet, Raymond (1977). Het dwaallicht achterna. Theorie en model voor een synthetische interpretatie van het literaire werk.. Story-Scientia, pp. 42-43.
  5. a b c d e f g h i j k l Walland, Steven (Steven C.), 1946-. Van Aasgaard tot Van der Zijpen : wie is wie? bij Willem Elsschot, Kalmthout. ISBN 9789463102322.
  6. a b c Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960., Bruijn, P.G. de (Peter Guido), 1965-, Ouariachi, Jamal, 1978- ([2018]). Het dwaallicht : roman. Polis, Kalmthout, pp. 105. ISBN 9789463102582.
  7. Vermeulen, Erik, 1957-, Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960. (cop. 1986). Willem Elsschot, Het dwaallicht. Walva-Boek/Van Walraven, Apeldoorn, pp. 13. ISBN 906675057X.
  8. Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960., Bruijn, P.G. de (Peter Guido), 1965-, Ouariachi, Jamal, 1978- ([2018]). Het dwaallicht : roman. Polis, Kalmthout, pp. 106. ISBN 9789463102582.
  9. Walland, Steven (Steven C.), 1946-. Van Aasgaard tot Van der Zijpen : wie is wie? bij Willem Elsschot, Kalmthout, pp. 213. ISBN 9789463102322.
  10. Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960., Bruijn, P.G. de (Peter Guido), 1965-, Ouariachi, Jamal, 1978- ([2018]). Het dwaallicht : roman. Polis, Kalmthout, pp. 107. ISBN 9789463102582.
  11. a b Vervliet, Raymond, Anbeek, Ton (Anthonie Gerrit Hendrik), 1944-, Goedegebuure, Jaap (Jacob Leendert), 1947-, Janssens, Marcel, 1932- (cop. 1989-2014). Lexicon van literaire werken : besprekingen van Nederlandstalige literaire werken 1900-heden. Wolters-Noordhoff, Groningen, "Willem Elsschot, Het dwaallicht", pp. 3. ISBN 9001032303.
  12. a b Vermeulen, Erik, 1957-, Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960. (cop. 1986). Willem Elsschot, Het dwaallicht. Walva-Boek/Van Walraven, Apeldoorn, pp. 30-31. ISBN 906675057X.
  13. Reijt, V. van de (2001). Reinaert De Ridder of Elsschot De Vos: Het leven van Willem Elsschot (1882-1960). De Parelduiker 6: 2-41
  14. Vliet, H.T.M. (2001). 'There is a Tavern in the Town'. De tekstgeschiedenis van Het dwaallicht. De Parelduiker 6: 89-103
  15. Gaarlandt, R., Gielkens J., Idema R. (2017). 'Deze omslagen zijn niet bestemd om lang bewaard te worden.' De grafische slagzinnen van Ben Mohr. De Parelduiker 17: 57-68
  16. Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960., Villerius, Jan C., 1933-1996., Hoen, Wieneke 't, 1967-, Reijt, Vic van de (Victor Cornelis Johannes), 1950- (1999). Elsschot leest voor : de briefwisseling tussen Willem Elsschot en Jan C. Villerius. Querido, Amsterdam, pp. 14-15. ISBN 902146151X.
  17. Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960., Villerius, Jan C., 1933-1996., Hoen, Wieneke 't, 1967-, Reijt, Vic van de (Victor Cornelis Johannes), 1950- (1999). Elsschot leest voor : de briefwisseling tussen Willem Elsschot en Jan C. Villerius. Querido, Amsterdam, pp. 11. ISBN 902146151X.
  18. Buyens, Frans (1951). Willem Elsschot: Een inleiding tot zijn werk. De Nevelvlek, pp. 22.
  19. Rinckhout, Eric. (cop. 2006). Dwaalspoor : op zoek naar de waarheid achter Het dwaallicht van Willem Elsschot. Meulenhoff, Amsterdam, pp. 87-89. ISBN 9085420474.
  20. a b Walland, Steven (Steven C.), 1946-. Van Aasgaard tot Van der Zijpen : wie is wie? bij Willem Elsschot, Kalmthout, pp. 154. ISBN 9789463102322.
  21. Rinckhout, Eric. (cop. 2006). Dwaalspoor : op zoek naar de waarheid achter Het dwaallicht van Willem Elsschot. Meulenhoff, Amsterdam, pp. 141. ISBN 9085420474.