Gebruiker:Saschaporsche/Kladblok2

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Pulp fiction foto

El jardín de las Delicias, de El Bosco
El jardín de las Delicias, de El Bosco
Bagratkathedraal

wijze raad[bewerken | brontekst bewerken]

The banner op de OP van RodeJong

Neem even een dagje pauze. Als je door gaat in De Kroeg krijg je zo meteen weer een blok om de oren wegen het verstoren van de sfeer of iets dergelijks. Zoals gebruikelijk is je bedoeling goed, maar is het effect dat iedereen nog meer de pest aan je krijgt. Men is onwillig zinnige antwoorden te geven en dan kunnen er ineens heel rare effecten optreden, altijd in jouw nadeel. Je zou inmiddels moeten weten dat je niet als een kudde olifanten door een porseleinwinkel moet denderen. Gebruiker:The Banner/handtekening 6 okt 2016 18:35 (CEST)

Bedankt.
Het zou buitengewoon nuttig zijn - zowel voor jou als voor de gemeenschap - als je eens begreep wanneer sputteren zin heeft en wanneer niet. Kritiek op moderatoren is zelden gewenst en al helemaal niet openbaar. Soms moet je gewoon even een telefoonpaal wurgen in plaats van je bek open te trekken. Unfair, maar zo werkt het nu eenmaal. Gebruiker:The Banner/handtekening 6 okt 2016 18:46 (CEST)

"Des zangers min" Piet Paaltjens[bewerken | brontekst bewerken]

De morgendamp hangt over 't veld, En kleurt den herfstdraad wit. Voor 't venster op de Hoogewoerd Een minnedichter zit.

Een dichter, die gewoon is, om Na d' afloop van 't ontbijt, Een lied te tokklen op de harp, Zijn liefje toegewijd.

Niet, dat hij echt een liefje heeft; Hij stelt het zich maar voor. Dat doen minnedichters meer; Daar zijn ze dichters voor.

Ook nu weer is hij aan den gang; Ook nu weer zingt de snaar Zijn instruments een minnelied, Zoo zoet, zoo wonderbaar:

"Als ik u staar in 't blauwend oog, O Mina, Mina mijn! Dan krimpt mijn jong studentenhart Ineen van minnepijn!

En drinkt mijn oor uw zilvren stem, O Mina, Mina mijn! Dan zet zich dat studentenhart Uiteen van minnepijn!

En proeft mijn mond uw liefdekus, O Mina, Mina mijn! Dan berst datzelfde jonge hart Vaneen door minnepijn!"

Nauw sterft de laatste harptoon weg Dier englenmelodij, Of raatlend rijdt de diligence Naar Woerden 't huis voorbij.

De jongling werpt zijn dichtersblik 't Raam uit en 't rijtuig in, En, hemel, hoe toevallig! - juist In 't oog van een Friezin;

Van een der liefste meisjes uit Die landstreek, "in wier lijn" Reeds Starter heeft gezongen, dat "De schoonste vrouwen zijn."

't Oorijzer fonkelt bij het licht Eens lucifers, dien vlak Voor 's dichters huis een passagier, Die rooken wou, ontstak.

Maar meer dan goud, meer dan 't juweel Op 't blanke voorhoofd, gloeit Haar oog, dat als met tooverkracht Des zangers blikslag boeit,

Het hart hem zet in laaie vlam En, met een rauw "o jé!" Met harp en al hem neersmijt op Zijn dichterscanapë.

Want, ja! het is dát zielvol oog, Dat in den laatsten tijd Hem voor den geest stond, als hij zong Na d'afloop van 't ontbijt

't Is de verwezenlijking van Het lieflijk droombeeld, dat Zijn ziel zich had geschapen, die Daar in dien wagen zat.

o Zoete smart! o smartlijk zoet! Zoo leeft dan, die hij mint! Maar wie staat borg, dat hij haar ooit Op aarde wedervindt?

Want, lacy, eer van d'ergsten schrik De jongling is hersteld, Is reeds de diligence met De schoone heengesneld.

Wat zal hij doen? Naar Woerden gaan? Desnoods nog verderop, Tot weer zijn oog haar oog ontmoet, Zijn hart haar harteklop?

En, moet het, dwars door sneeuw en ijs Naar Friesland's barren grond Haar volgen, tot zijn dichterswang Den kus voet van haar mond?

Hij aarzelt, - neen, hij aarzelt niet, - Ten minste niet heel lang: - "'t Verloorne zoeken - dat 's geen werk Voor zonen van den zang!

Maar treuren om't verlorene Met roeren-teer gekweel En hout- of tortelduifgekir, Dat is des zangers deel!

De daad is proza, maar de klacht, De traan is poëzij. Zoo vaar dan heen, o Mina mijn! En gij, mijn hart, breek vrij!"

En als de morgenzon weer gloort, Zit hij aan 't vensterglas, En wacht de diligence en schreit Een brakken tranenplas.

En als de diligence passeert, Dan grijpt hij woest de snaar Der harp en heft een klaagzang aan, Zóó allerijslijkst naar,

Dat niet slechts menig passagier In droef gepeins verzinkt, Maar dat de conducteur zich zelfs Een traan uit de oogen pinkt.

'Atlas'[bewerken | brontekst bewerken]

Uit : Gerard Mercator:

Titelpagina uit 1595

Rumolds 'complete uitgave' heeft een eigen titelpagina en voorwerk. De titel is geworden Atlas sive Cosmographicae Meditationes de Fabrica Mundi et Fabrica Figura (Atlas oftewel kosmografische overwegingen over de schepping van de wereld en de vorm van het geschapene).

De keuze van de titel verklaarde Mercator in een inleiding. De naam is niet zoals later veelal aangenomen ontleend aan de Titaan Atlas omdat deze de wereld op zijn schouders droeg, maar omdat hij een groot astronoom en kosmograaf was. Daarmee was Mercator de eerste die het woord 'Atlas' introduceerde voor een verzameling kaarten in boekvorm.

My purpose then is to followe this Atlas, a man so excelling in erudition, humanitie, and wisedome, (as from a loftie watch tower) to contemplate Cosmographie, as much as my strength and abilitie will permit mee, to see if peradventure, by my diligence, I may finde out some truths in things yet unknowne, which may serve to the studie of wisedom, schreef hij in zijn inleiding.

Atlas is op de titelpagina van Mercators Atlas afgebeeld met een hemel- en aardglobe.

Overigens was de Titaan Atlas als werelddrager al eerder gebruikt voor de titelpagina die Lafreri omstreeks 1570 aan zijn IATO-Atlas (=Italian Atlas assembled To Order) toevoegde. Aan Mercators originaliteit in dezen kan dus getwijfeld worden.

De Atlas wordt voorafgegaan door de biografie van Gerardus Mercator door de Duisburgse magistraat Walter Ghim en vervolgt met het eerste deel: Mercators werk over de schepping, De Mundi Creatione et Fabrica Liber. De 107 kaarten vormen het tweede deel van de atlas.

In 1604 kwamen de koperplaten van de kaarten in het bezit van Jodocus Hondius. Tot ver in de 17e eeuw werden de (soms flink bewerkte) kaarten afgedrukt in diverse atlassen van Hondius, Blaeu en Janssonius.