Naar inhoud springen

Gebruiker:Stunteltje/Kladblok/Alleenstaande-ouderkop

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Alleenstaande-ouderkop[bewerken | brontekst bewerken]

Op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op het kindgebonden budget maakt een ouder die een kind heeft aanspraak op een kindgebonden budget voor dat kind. En omdat de aanvulling van het wettelijke minimumloon van 20 procent voor alleenstaande ouders in de bijstand per 1 januari 2015 is afgeschaft, is met het zesde lid van dit artikel voor een ouder die geen partner heeft een recht op verhoging ingevoerd, ter compensatie van deze afschaffing. Een Alleenstaande-ouderkop - in de wandeling de ALO-kop - als onderdeel van dit kindgebonden budget. Uit jurisprudentie van de Raad van State blijkt dat de verstrekking van toeslagen, waaronder het kindgebonden budget, niet strekt tot waarborgen van het bestaansminimum. Toeslagen behoren niet tot de sociale voorzieningen die tot doel hebben te verhinderen dat gezinnen met kinderen onder het bestaansminimum leven.

Het is de Belastingdienst die de uitvoeringsinstantie is in dezen. In de praktijk blijkt dat er problemen ontstaan indien een echtgenoot van een vergunninghouder nog in het buitenland woont. Een in het buitenland wonende echtgenoot kan niet in het systeem van de Belasting worden geregistreerd, omdat de echtgenoot nog geen BSN-nummer heeft. Om het kindgebonden budget toch te kunnen aanvragen heeft de Belastingdienst als oplossing voorgesteld dat gehuwde vergunninghouders zich als alleenstaand registreren. Echter, omdat het kindgebonden budget en de ALO-kop in het computersysteem van de Belastingdienst aan elkaar gekoppeld zijn, heeft dat tot gevolg dat als een vergunninghouder het kindgebonden budget aanvraagt hij of zij automatisch ook de ALO-kop aanvraagt. De Belastingdienst zal de ALO-kop echter weer terugvorderen aangezien de gehuwde vergunninghouder in werkelijkheid niet alleenstaand is. Het komt regelmatig voor dat de vergunninghouder hier te laat achter komt en de ALO-kop al heeft benut, waardoor allerlei schulden ontstaan.


Een vergunninghouder heeft aanspraak op het kindgebonden budget voor kinderen jonger dan 16 jaar, indien de vergunninghouder recht heeft op kinderbijslag [art. 2 lid 1 Wkb, Wet op de kinderbijslag]. Een vergunninghouder heeft in beginsel ook aanspraak op het kindgebonden budget voor kinderen die 16 en/of 17 jaar zijn, tenzij één van de in art. 7 lid 2 Akw [De Algemene Kinderbijslagwet] genoemde situaties zich voordoet. De situaties zijn:

   Als de ouder niet voldoet aan zijn verplichtingen uit art. 2 lid 1 en 4a lid 1 Leerplichtwet;
   Als het kind als deelnemer staat ingeschreven bij een school of instelling buiten Nederland en deze inrichting geregeld bezoekt;
   Als het kind een startkwalificatie heeft gehaald;
   Het kind een school of instelling als bedoeld onder de tweede bullet heeft afgerond op vergelijkbare wijze als bedoeld onder de derde bullet.

In dat geval wordt aan de vergunninghouder het recht op kinderbijslag voor diens 16 en/of 17 jarige kinderen ontzegd, en bestaat er derhalve ook geen recht op kindgebonden budget.

Daarnaast kan de rechthebbende vergunninghouder met kind rekenen op de alleenstaande-ouderkop (hierna: ALO-kop) indien hij of zij geen toeslagpartner heeft [art. 2 lid 6 Wkb]. De ALO-kop is een onderdeel van het kindgebonden budget en behelst een eenmalig per jaar toe te kennen bedrag van € 3076,– aan alleenstaande ouders.