Naar inhoud springen

Gebruiker:Stunteltje/Kladblok/Vaartuig

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

RICHTLIJN (EU) 2016/1629 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG


a) „vaartuig”: een schip of een drijvend werktuig;

b) „schip”: een binnenschip of een zeeschip;

c) „binnenschip”: een schip dat uitsluitend of overwegend bestemd is voor de vaart op de binnenwateren;

d) „sleepboot”: een schip dat speciaal is gebouwd om te slepen;

e) „duwboot”: een schip dat speciaal is gebouwd voor het voortbewegen van een duwstel;

f) „passagiersschip”: een schip voor dagtochten of een hotelschip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;

g) „drijvend werktuig”: een drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden, zoals kranen, baggermolens, hei-installaties of elevatoren;

h) „drijvende inrichting”: een drijvend bouwsel, dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst, zoals een badinrichting, een dok, een steiger of een botenhuis;

i) „drijvend voorwerp”: een vlot, alsmede een ander voorwerp of samenstel van voorwerpen dat geschikt is gemaakt om te varen en dat geen schip, drijvend werktuig of drijvende inrichting is;

j) „pleziervaartuig”: een schip, niet zijnde een passagiersschip, dat is bestemd voor sportieve en recreatieve doeleinden;

k) „snel schip”: een schip met eigen mechanische middelen tot voortbeweging dat een snelheid ten opzichte van het water kan bereiken van meer dan 40 km/h;



In oud reglement wordt verstaan onder:


Typen vaartuigen

1. „vaartuig”: een schip of een drijvend werktuig;

2. „schip”: een binnenschip of een zeeschip;

3. „binnenschip”: een schip dat uitsluitend of overwegend bestemd is voor de vaart op de binnenwateren;

4. „zeeschip”: een schip dat is toegelaten voor de zeevaart;

5. „motorschip”: een motortankschip of een motorvrachtschip;

6. „motortankschip”: een schip dat is bestemd voor het vervoer van goederen in vaste tanks en gebouwd om door middel van zijn eigen mechanische middelen tot voortbeweging zelfstandig te varen;

7. „motorvrachtschip”: een schip, niet zijnde een motortankschip, dat is bestemd voor het vervoer van goederen en gebouwd om door middel van zijn eigen mechanische middelen tot voortbeweging zelfstandig te varen;

8. „kanaalspits”: een binnenschip waarvan de lengte niet meer dan 38,50 m en de breedte niet meer dan 5,05 m bedraagt en dat gewoonlijk op het Rijn-Rhônekanaal vaart;

9. „sleepboot”: een schip dat speciaal is gebouwd om te slepen;

10. „duwboot”: een schip dat speciaal is gebouwd voor het voortbewegen van een duwstel;

11. „sleepschip”: een sleeptankschip of een sleepvrachtschip;

12. „sleeptankschip”: een schip dat is bestemd voor het vervoer van goederen in vaste tanks en is gebouwd om te worden gesleept zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging, dan wel met eigen mechanische middelen tot voortbeweging die slechts verplaatsingen over kleine afstanden toelaten;

13. „sleepvrachtschip”: een schip, niet zijnde een sleeptankschip, dat is bestemd voor het vervoer van goederen en is gebouwd om te worden gesleept zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging, dan wel met eigen mechanische middelen tot voortbeweging die slechts verplaatsingen over kleine afstanden toelaten;

14. „duwbak”: een tankduwbak, een vrachtduwbak of een zeeschipbak;

15. „tankduwbak”: een schip dat is bestemd voor het vervoer van goederen in vaste tanks en gebouwd of in het bijzonder geschikt is om te worden geduwd zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging, dan wel met eigen mechanische middelen tot voortbeweging die slechts verplaatsingen over kleine afstanden toelaten, wanneer het geen deel uitmaakt van een duwstel;

16. „vrachtduwbak”: een schip, niet zijnde een tankduwbak, dat is bestemd voor het vervoer van goederen en gebouwd of in het bijzonder geschikt is om te worden geduwd zonder eigen mechanische middelen tot voortbeweging, dan wel met eigen mechanische middelen tot voortbeweging die slechts verplaatsingen over kleine afstanden toelaten, wanneer het geen deel uitmaakt van een duwstel;

17. „zeeschipbak”: een duwbak die is gebouwd om aan boord van een zeeschip te kunnen worden vervoerd en om de binnenwateren te bevaren;

18. „passagiersschip”: een schip voor dagtochten of een hotelschip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;

19. „zeilend passagiersschip”: een passagiersschip dat is gebouwd en ingericht om ook door middel van zeilen te worden voortbewogen;

20. „schip voor dagtochten”: een passagiersschip waarop zich geen hutten bevinden voor overnachting van passagiers;

21. „hotelschip”: een passagiersschip waarop zich hutten bevinden voor overnachting van passagiers;

22. „snel schip”: een schip met eigen mechanische middelen tot voortbeweging dat een snelheid ten opzichte van het water kan bereiken van meer dan 40 km/u;

23. „drijvend werktuig”: een drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden, zoals kranen, baggermolens, hei-installaties of elevatoren;

24. „schip bestemd voor bouwwerkzaamheden”: een schip dat vanwege zijn bouwwijze en uitrusting geschikt en bestemd is om voor werkzaamheden op bouwlocaties te worden gebruikt, zoals spoelbakken, onderlossers, dekschuiten, pontons of steenstorters;

25. „pleziervaartuig”: een schip, niet zijnde een passagiersschip, dat is bestemd voor sportieve en recreatieve doeleinden;

26. „bijboot”: een boot om gebruikt te worden voor vervoer, redding, berging en werkzaamheden;

27. „drijvende inrichting”: een drijvend bouwsel dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst, zoals een badinrichting, een dok, een steiger of een botenhuis;

28. „drijvend voorwerp”: een vlot, alsmede een ander voorwerp of samenstel van voorwerpen dat geschikt is gemaakt om te varen en dat geen schip, drijvend werktuig of drijvende inrichting is;

Samenstellen van vaartuigen

29. „samenstel”: een hecht samenstel of een sleep;

30. „formatie”: vorm van de samenstelling van een samenstel;

31. „hecht samenstel”: een duwstel of een gekoppeld samenstel;

32. „duwstel”: een hecht samenstel van vaartuigen, waarvan er ten minste één is geplaatst vóór het vaartuig met motoraandrijving dat dient voor het voortbewegen van het samenstel, dan wel voor de beide vaartuigen met motoraandrijving die dienen voor het voortbewegen van het samenstel en die worden aangeduid als „duwboot” of „duwboten”. Hieronder wordt ook verstaan een duwstel dat is samengesteld uit een duwend en een geduwd vaartuig waarvan de koppelingen een beheerst knikken mogelijk maken;

33. „gekoppeld samenstel”: een samenstel van langszijde van elkaar vastgemaakte vaartuigen, waarvan er geen is geplaatst vóór het vaartuig met motoraandrijving dat dient voor het voortbewegen van het samenstel;

34. „sleep”: een samenstel van één of meer vaartuigen, drijvende inrichtingen of drijvende voorwerpen, dat wordt gesleept door één of meer tot het samenstel behorende vaartuigen met motoraandrijving;