Gebruiker:Timelezz/Geloven

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit artikel gaat over het geloven van een bewering. Zie Geloof voor andere betekenissen van Geloven.

Geloven is het aannemen van een bewering als waar. Het niet aannemen van de bewering betekent niet dat de omgekeerde stelling wordt aangenomen. Als iemand de bewering 'God bestaat' niet als waar aanneemt, volgt daaruit niet noodzakelijk dat diegene de bewering 'God bestaat niet' aanneemt als waar. Meestal is het geloven in een bewering de uitkomst van een inschatting van de waarschijnlijkheid; de meeste mensen passen hun geloofssysteem aan op basis van bewijs. Maar dit is niet noodzakelijk het geval. Een geloof kan ook de uitkomst zijn van wensdenken, een gevolg zijn van een valse herinneringen. Omgekeerd kan iets wat waar is niet geloofd worden als gevolg van verdringing van herinneringen.

Volgens Plato liggen geloof en kennis op eenzelfde continuüm waarbij geloof pas kennis is als het ook gerechtvaardigd en waar is.

Etymologie en verwante termen[bewerken | brontekst bewerken]

De etymologie en de verwante termen in de Grieks-Romeinse oudheid zijn verhelderend voor het begrip geloof.

  • Geloof - Oud-Engels ge-leafa (Engels be-lief) < Germaans *ga-laubon (Duits Glaube) < *ga-laub-: "bemind, gewaardeerd". De stam -loof komt ook voor in lief-de < Oer-Germaans *lubo (Duits lieb, Gotisch liufs) < Indo-Europees *leubh-: "verlangen, beminnen" (vergelijk Latijn lubet, libet: "het behaagt", Sanskriet lubhyati: "verlangt").
  • Pistis en fides - Het Griekse en het Latijnse woord voor geloof, resp. pistis en fides, gaan beide terug op een Indo-Europese wortel *bhidh- / *bheidh- / *bhoidh- (vergelijk Grieks peithô: "overtuigen", peithomai: "overtuigd zijn, geloven", pistis: "overtuiging, geloof", Latijn fidere: "vertrouwen, geloven", foedus: "verdrag"). Het Engelse faith, Oud-Fries feid < Latijn fides. Er bestaat ook verwantschap met bidden, Oudengels biddan: "vragen, eisen" < Oer-Germaans *bithjan (Duits bitten: "vragen, verzoeken").
  • Credo - De geloofsbelijdenis begint met het Latijnse Credo: "ik geloof" (vergelijk Engels creed) dat teruggaat op Indo-Europees *kerd-dhe-: "geloven", letterlijk "zijn hart plaatsen" (Sanskriet crad-dadhami). Voor de Romein kan dit aangevoeld worden als "ik geef (do, dare) mijn hart (cor, cordis)".

Geloven in de psychologische en filosofische context[bewerken | brontekst bewerken]

Geloven in de psychologische betekenis is een geestelijke toestand die een vorm aanneemt van een voorstellende houding. Voorstellend in die zin dat geloven een bewering of een verwachting over de werkelijkheid is die verondersteld wordt wel of niet waar te zijn, zelfs als dit in de praktijk niet kan worden vastgesteld. Kennis wordt wel gedefinieerd als verdedigbaar waar geloven, in die zin dat het geloof wordt aangenomen overeen te komen met de werkelijkheid en moet zijn afgeleid van geldig bewijs en argumenten. Bij gebrek aan feitelijke kennis is een individu echter beperkt tot het geloven van een veronderstelling of het tegendeel daarvan. Iets geloven in logische zin kan daarom ook worden geïnterpreteerd als het toekennen van een waarschijnlijkheid aan de veronderstelling dat deze waar is (bijvoorbeeld: "Ik geloof dat het morgen zal ophouden met regenen."). De traditionele psychologie heeft vanouds geloven behandeld als was het de eenvoudigste vorm van geestelijke weergave en daardoor een van de bouwstenen van de bewuste gedachte.

Filosofen zijn vaak strenger in hun analyse en veel van de onderzoekingen en opvattingen betreffende het begrip geloven stammen van filosofische analyses. Het begrip geloven veronderstelt een individu (degene die iets gelooft) en een onderwerp van geloof. Geloven vooronderstelt zo het bestaan van een geestelijke toestand en voorbedachtheid. Veel filosofen hangen het beeld aan dat geloven tot zekere hoogte spontaan en willekeurig is. Sommigen menen dat men kan kiezen om een zaak te onderzoeken maar dat men niet kan kiezen het te geloven. Maar aan de andere kant bestaat ook de indruk dat individuen soms dingen niet geloven omdat zij het niet willen geloven, in het bijzonder in zaken waarin men emotioneel betrokken is. Filosofen die belangrijke bijdragen hebben geleverd aan de ideeën over kennis en geloven zijn onder andere René Descartes, Benedictus de Spinoza, David Hume, Immanuel Kant en Willard Van Orman Quine.

Factoren[bewerken | brontekst bewerken]

Geloof in een bewering is meestal de uitkomst van een inschatting van de waarschijnlijkheid dat de bewering waar is op basis van bewijsmateriaal. De beoordeling van de kwaliteit van het bewijs speelt daarbij een belangrijke rol. Zo hecht het recht een hogere waarde aan een getuigenis dan de wetenschappelijke methode. Wanneer iemand iets gelooft met een lage bewijsdrempel, wordt dit blind geloof genoemd. Het geloven in een bewering kan ook de uitkomst zijn van wensdenken of stress door onduidelijkheid. Omgekeerd kan iets wat waar is niet geloofd worden als gevolg van cognitieve dissonantie, of verdringing van herinneringen. Geloven kan ook beïnvloed worden door de aanwezigheid van valse herinneringen, of medische condities zoals paranoia en schizofrenie en beperkingen van de menselijke zintuigen. Illusionisten weten handig gebruik te maken van de beperkte snelheid waarmee het brein visuele informatie verwerkt, waardoor snelle handelingen niet opgemerkt worden.

Geloofsvrijheid[bewerken | brontekst bewerken]

In de meeste landen zijn wettelijke maatregelen getroffen om de vrijheid van geloof veilig te stellen. Dit wordt bewerkstelligd door het recht om de persoonlijke mening te uiten vrij van staatscontrole en, in nauwere zin, het recht op vrijheid van godsdienst. Maar ook met een verbod op discriminatie op basis van overtuigingen. Sommige landen — voornamelijk theocratische landen — verplichten echter hun bevolking te geloven in een voorgeschreven religie, of een beperkte set van religies.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

[[Categorie:Filosofische terminologie]] [[Categorie:Kentheorie]] [[Categorie:Levensbeschouwing]] [[Categorie:Psychologie]]