Milieueffecten van de Belgische cementindustrie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Dit artikel komt mogelijk voor verwijdering in aanmerking.
Het overleg hierover wordt gevoerd op deze discussiepagina. Iedereen is welkom daaraan bij te dragen. Zie voor meer informatie: Waarom staat mijn artikel op de beoordelingslijst.
Voel je vrij het artikel te bewerken. Haal de pagina echter niet leeg en verwijder deze boodschap niet voordat de discussie gesloten is.

De cementindustrie in België is een belangrijke sector in de Belgische economie die cement-gerelateerde bouwmaterialen levert voor bouwprojecten, infrastructuurontwikkeling en verstedelijking. Het milieueffect van de Belgische cementindustrie heeft een grote impact op de menselijke leefomgeving en natuur en betreft de consequenties van verschillende milieueffecten zoals uitstoot van broeikasgassen, energieverbruik en uitputting van hulpbronnen.

Groeves en cementfabrieken[bewerken | brontekst bewerken]

Groeve Antoing / Cimescaut.

De cementindustrie heeft een belangrijke plaats binnen de Belgische economie, mede omdat het een van de weinige nijverheden is waarvoor de grondstoffen in het land gedolven kan worden.

Van deze grondstoffen vormen kalk of krijt het hoofdbestanddeel voor de productie van cement, maar wordt ook klei, zand, ijzererts en gips gebruikt. Voor de 19e en 20e eeuwse fabrieken was steenkool de primaire energiebron en dus ook een belangrijke grondstof. Naast grondstoffen zijn transport en personeel eveneens belangrijke factoren voor de cementindustrie. De meeste fabrieken zijn daarom voor het natte procedé van cementproductie gebouwd in de buurt van groeves in een krijt- of kalksteenformatie, aan een kanaal, rivier of treinspoor.[1]

Kalksteenformaties[bewerken | brontekst bewerken]

De cementbedrijven vestigden hun fabrieken voornamelijk in Wallonië rondom de kalksteenformaties waar ze hun groeves konden opereren. In Vlaanderen zijn kalksteenformaties zeer schaars waardoor de Vlaamse cementfabrieken zich eerder vestigden rond secundaire grondstoffen zoals klei. Ze vestigden zich voornamelijk in de kleistreken zoals de Kempische bekken of de Rupelstreek. De steenkoolformaties in Limburg zorgde voor de nodige brandstof. Het krijt of de kalksteen moest dan vanuit de Waalse groeves getransporteerd worden naar deze fabrieken. Echter blijft kalksteen de belangrijkste grondstof waardoor het nodige transport van deze grondstof de cementproductie een stuk duurder en inefficiënter maakte. Hierdoor heeft de industrie zich na WO2 meer gaan concentreren rond de Waalse kalksteenformaties zo dicht mogelijk bij de groeves, waardoor de Vlaamse vestigingen verdwenen.[1]

Impact op de fysieke omgeving[bewerken | brontekst bewerken]

Taartdiagram met de oppervlakteaandelen van verharde en bebouwde ruimte in België.[2]

De Belgische cementindustrie heeft een grote impact op de menselijke leefomgeving en de natuur. Het land kent een enorme versnippering en verspreiding van de bebouwde ruimte.[3] In Vlaanderen is 15,3% van de oppervlakte verhard.[4] Hiervan bestaat twee derde uit wegen, opritten, terrassen, parkings, etc. en slechts een derde is daadwerkelijk bebouwd. Dit is meer dan het dubbele van het Europese gemiddelde van 7,2% verharding. Vlaanderen heeft in vergelijking met andere Europese landen ook veel inwoners voor de leefbare oppervlakte. Desalniettemin kent België geen extreme bevolkingsdichtheden: steden en landelijk gebied kennen respectievelijk relatief lage en hoge dichtheden. De bebouwing is dan ook met name in Vlaanderen zeer verspreid.[3]

De cementindustrie is aangepast naar dit woonmodel en draagt het bij aan de verdere versnippering van het bouwlandschap. Zo wordt cement zeer lokaal geproduceerd in vier cementovens en vervolgens verspreid naar zijn afzetmarkt. Deze bestaat voor een groot deel uit betoncentrales die zich net als het versnipperde bouwlandschap hebben verspreid over heel België: het nationale landoppervlak van 30 688km² telt ongeveer 270 betoncentrales.[5][6] De grote hoeveelheid en verspreiding van betoncentrales zorgt voor relatief korte transportlijnen naar de werf en dragen bij aan de lage prijs van cement en beton. Dit verklaart de populariteit van het product in België en waarom het land een veel groter verbruik kent dan zijn buurlanden.

De versnippering van de bebouwde omgeving en de cementindustrie hebben grote impact op de natuurlijke omgeving: natuurgebieden worden versnipperd en habitats verstoord, met achteruitgang van de biodiversiteit als gevolg. Ook de verwerking van afvalwater wordt bemoeilijkt, hetgeen ten koste gaat van waterkwaliteit.[7]

Ook de kalksteengroeves hebben een grote impact op hun omgeving. De extractie van deze zogenaamde niet-hernieuwbare grondstoffen leidt dan ook tot grote kraters die een permanent litteken vormen in het landschap en leiden tot verstoring van habitats. Bij de extractie van kalksteen en andere grondstoffen komt voorts zeer veel stofvorming kijken wat bijdraagt aan een ongezonde leefomgeving. Wanneer ontginningswerken afgelopen zijn, worden voor de groeves meestal een herbestemmingsplan ontwikkeld in een poging de impact te reduceren.[8]

CO2-emissies[bewerken | brontekst bewerken]

De productie van cement is wereldwijd verantwoordelijk voor 5-7% van de globale CO2-emissies.[9][10] In België ligt het CO2-aandeel van de cementindustrie op 3-5% van de nationale CO2-uitstoot. In 2020 werd er in België 6 717 000 ton cement geproduceerd. Met een gemiddeld gewicht van 1250 kg/m³ komt dit dan neer op 5 373 600 m³ aan geproduceerd cement per jaar.[11] Per ton geproduceerd cement werd er in 2020 gemiddeld 590 kilogram aan CO2 uitgestoten, voor staal bedraagt dit 473 kg CO2 / ton.[12] Voor glas wordt er 600 kg CO2 / ton geproduceerd glas uitgestoten.[13] Cement heeft dus niet het meest uitstotende proces maar heeft een vergelijkbare magnitude aan uitstoot als staal- en glasproductie.[14]

Met een totale productie van 6 717 000 ton cement wordt 3 963 megaton CO2 uitgestoten. Om deze jaarlijkse CO2-uitstoot te neutraliseren is er 396 303 hectaren aan bos nodig.[15] Dat is 13% van de oppervlakte van België, waarvan het bosoppervlak wordt geschat op 675 000 hectaren.[16] De bosoppervlakte nodig om de CO2-uitstoot van de Belgische cementindustrie op te nemen bedraagt dus meer dan de helft van de totale bosoppervlakte in België. Van de 6 717 000 ton geproduceerd cement werd in 2020 96,7%, oftewel 6 492 000 ton ook daadwerkelijk in België verbruikt.[17] Met een inwonersaantal van 11 492 641 werd er in 2020 gemiddeld 565 kg cement per inwoner verbruikt.[18] Hiermee verbruikt België per capita veel meer dan de andere West-Europese landen, met uitzondering van Luxemburg.

Cementverbruik in België en Europa[17]
Landen Cementverbruik (2020) (1000 × ton) Gem. Cementverbruik / inwoner (kg)
België 6 492 565,01
Nederland 4 950 286,46
Frankrijk 18 624 274,49
Duitsland 30 108 375,60
G.H. Luxemburg 421 668,25
V.K. 10 381 157,86
Italië 17 706 283,75
Spanje 13 361 267,11

De cementindustrie speelt een meer dan significante rol speelt binnen het economische, cultureel en klimatologisch landschap in België. Het verbruik van cement is een deel van de Belgische cultuur. De grote CO2-emissies per ton geproduceerd cement samen met de gigantische afzetmarkt maken dat cement de hoogste totale CO2-uitstoot heeft van alle bouwmaterialen in België.

Naast de CO2-uitstoot genereert de cementproductie ook andere luchtverontreinigende stoffen, zoals fijnstof (PM), zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen. Deze verontreinigende stoffen kunnen bijdragen aan luchtvervuiling, smogvorming en ademhalingsproblemen in omliggende gemeenschappen. Echter wordt de uitstoot van deze stoffen voor een groot deel beperkt door het gebruik van filters.[19]

Productieproces[bewerken | brontekst bewerken]

Het productieproces van cement gaat gepaard met zeer grote hoeveelheden uitgestoten CO2. Echter is verschilt deze uitstoot sterk tussen de verschillende productiefasen en heeft elke fase zijn eigen individuele impact op het milieu en de omgeving.

Fase 1: Ontginning en vergruising[bewerken | brontekst bewerken]

De productie van cement omvat verschillende fasen, die elk gevolgen hebben voor het milieu. Het proces start bij het ontginnen van de grondstoffen zoals kalksteen, klei, schalie, zand en ijzererts in de groeves waarna ze getransporteerd worden naar de crusher waar de verschillende bestanddelen worden vergruisd en gemixt.[20] Hoewel deze fase een grote impact heeft op de directe omgeving van de groeves, blijft de CO2-uitstoot hier beperkt. Vooral het transport, de ontginningstechnieken en het aandrijven van de crusher zijn in deze fase verantwoordelijk voor de CO2-uitstoot.[21]

Cementoven Antoing

Fase 2: Klinkerproductie[bewerken | brontekst bewerken]

Het is de productie van klinker die de grootste CO2-uitstoot veroorzaakt. In deze fase wordt het mengsel van grondstoffen in de cementoven geplaatst waar het eerst wordt voorverwarmd in de voorverhittingstoren. Vervolgens komt het mengsel in de roterende cementoven waar het wordt verwarmd tot temperaturen van minstens 1450°C.[22] Dit is de sinteringstemperatuur waarbij Calcinatie optreedt. In werkelijkheid worden temperaturen rond de 1800 °C bereikt.[20] De hoge temperaturen zorgen voor een chemische reactie die de klinker en CO2 als eindproducten heeft (). Deze reactie is eigen aan cementproductie en zorgt er dus voor dat CO2-uitstoot onvermijdelijk is.[21] Naast de CO2 die vrijkomt door de chemische reactie, wordt er ook CO2 uitgestoten door verbranding van brandstoffen om de hoge temperaturen te behalen. Hier worden hernieuwbare vervangbrandstoffen zoals afval toegevoegd aan de fossiele brandstoffen om de emissies te beperken.[19] Het verbranden van de brandstoffen is verantwoordelijk voor 33% van de CO2-emissies door klinkerproductie. De overige 67% zijn een gevolg van de chemische reactie.[23]

Locaties van roterende cementovens in België.

De CO2-emissies door de klinkerproductie bestaande uit de 33% verbranding van brandstoffen en 67% calcinatie zorgen samen voor 94% van de totale CO2-uitstoot van het gehele productieproces van cement.[23] Dit maakt dat 6 313 980 ton van de 6 717 000 ton CO2 in 2020 afkomstig is van de klinkerproductie in de roterende cementovens.[17] In België zijn er 4 cementovens actief. Bijna de volledige uitstoot is te lokaliseren op deze 4 ovens: De cementoven in Gaurain (CCB), Obourg (Holcim België), Lixhe en Antoing (Heidelberg materials).[24]

Fase 3: Vermalen[bewerken | brontekst bewerken]

CO2-aandelen binnen het productieproces van cement.[19][23]

Na de klinkervorming wordt de klinker vermalen tot bruikbaar cement. De CO2-emissies afkomstig uit deze fase zijn ook zeer beperkt en komen voornamelijk voort uit transport en de aandrijving van de maalmachines.[20] Deze laatste fase in combinatie met de eerste zijn verantwoordelijk voor slechts 6% van de totale uitstoot.[23]

De cementindustrie verbruikt dus grote hoeveelheden energie, voornamelijk in de vorm van fossiele brandstoffen, elektriciteit en warmte. De winning en verwerking van grondstoffen, het transport van materialen en eindproducten en de bediening van machines en apparatuur dragen allemaal bij aan het energieverbruik en de ecologische voetafdruk van de industrie.

Maatregelen[bewerken | brontekst bewerken]

Door het steeds groeiende politiek belang en de maatschappelijk bewustwording over de milieu-impact van de menselijke samenleving, worden de cementbedrijven geforceerd om hun milieu-impact te verminderen. Zo is het doel om tegen 2030 een gemiddelde CO2-uitstoot te hebben van 400 kg/ton cement in plaats van de 590 kg/ton in 2020. Verder is de ambitie om de totale emissie van broeikasgassen van de cementindustrie in België te doen dalen met 55% tegen 2030. Het ultieme doel om CO2-neutraal te zijn is gezet op 2050. Om deze doelen te kunnen halen wordt er ingezet op energie-efficiënte, brandstoffen met lage CO2 uitstoot, koolstofvrije materialen, CO2 hergebruik, en CO2-opslag.[25]

Energie-efficiëntie[bewerken | brontekst bewerken]

Door investeringen in nieuwe apparatuur en onderzoek zorgt de industrie voor een technologische ontwikkeling die ervoor zorgt dat de verbruikte energie zo nuttig mogelijk gebruikt wordt en dat er geen energie verspild wordt. Zo werd er in de eenentwintigste eeuw ook massaal geïnvesteerd in de automatisering van het productieproces die bestuurd wordt door industriële computers.[26]

Verder is het overschakelen van een nat productieproces naar een droog productieproces een belangrijke piste.[27] Het droog productieproces heeft namelijk minder CO2-uitstoot. Deze transitie werd reeds na WO2 in gang gezet, maar wordt in de 21e eeuw nog steeds voortgezet. Zo zou het productieproces van de cementoven in Obourg overstappen naar het droge proces vanaf 2026, vanuit het GO4ZERO-project volgens Holcim België.[28]

Brandstoffen met lage CO2-uitstoot[bewerken | brontekst bewerken]

De nodige 1450°C voor het sinteringsproces zorgt ervoor dat grote hoeveelheden brandstof worden verbrand. Dit gebeurt voornamelijk met fossiele brandstoffen. Om het CO2-aandeel van dit proces te verminderen wordt de brandstof vervangen door CO2-armere alternatieven. De meest gebruikte is afval, onder de vorm van energievalorisatie.[29] De vervanging van fossiele brandstof door afval zal geen directe CO2-vermindering veroorzaken, aangezien deze ook verbrand moeten worden. Maar aangezien dit afval toch verbrand wordt in afvalverbrandingscentrales kan het ook geïntegreerd worden in de klinkerproductie, zodat de CO2-uitstoot van de afvalverbrandingssector kan dalen. Een ander voordeel is dat de temperaturen bij de cementproductie veel hoger liggen als bij de afvalverbranding zodat er geen restproducten overblijven en zaken die schadelijk zijn voor bijvoorbeeld de volksgezondheid zo volledig vernietigd kunnen worden. Veel gebruikte soorten afval zijn afval van biomassa vermengt met industrieel afval, rioolzuiveringsslib en dierlijk meel.[19]

Om afval te gebruiken als brandstof moet het eerst administratieve goedkeuring krijgen. Er wordt ten eerste gecontroleerd of het cementproductieproces alle afvalstoffen veilig kan vernietigen onder toezicht van de Waalse afvalstoffendienst. Verder worden er interne procedures ontwikkeld die de aanvaarding en in ontvangstname van de afvalstoffen moet regelen zodat de cementproducenten kunnen controleren of het afval voldoet aan de strenge bestekvoorschriften.[19]

De functie van afvalverwerker zorgt voor een nog groter belang van de cementindustrie binnen de Belgische economie en werking. Dit uitte zich bijvoorbeeld bij de lockdowns tijdens de coronacrisis, toen alle niet-essentiële ondernemingen het werk moesten stilleggen. Echter werd de cementindustrie wel als essentieel beschouwd door de Belgische overheid omdat zij zorgden voor afvalverwerking. Hierdoor hebben de klinkerovens gedurende de lockdown gewoon kunnen blijven draaien.[30]

Koolstofvrije vervangmaterialen[bewerken | brontekst bewerken]

Voor de calcinatie: De calcinatie van kalksteen is het meest CO2-uitstotende element uit de gehele cementproductie. Met 67% van de CO2-uitstoot van de klinkerproductie alleen. Om dit cijfer wat naar beneden te halen wordt het mengsel van grondstoffen verrijkt met een reeds gecalcineerd of een kalkvrij product, bv. vliegas, een afvalproduct van steenkoolverbranding. Hierdoor vermindert het aandeel nog te calcineren product en dus ook de CO2-uitstoot. Het aandeel vliegas moet echter wel beperkt blijven om de kwaliteit van het cement te bewaren waardoor de CO2-vermindering ook beperkt blijft.[19] Ook afval wordt als vervangmateriaal ingezet voor grondstofvalorisatie.[29]

Na de calcinatie: Aangezien de hoge CO2-uitstoot eigen is aan de klinkerproductie ondanks het gebruik van vervangbrandstoffen of vliegas in de grondstofmix probeert men de CO2-uitstoot van cement te verlagen door een aandeel van de klinker te vervangen door een koolstofvrij materiaal. De meest gebruikte vervangmaterialen zijn opnieuw vliegas, een afvalproduct van steenkoolverbranding, kalksteen en hoogovenslak, een afvalproduct van de staalproductie met hoogovens dat veel goedkoper is dan cement. Hoewel er zeer uitstotende processen aan vliegas en hoogovenslak voorafgaan, worden ze toch gezien als CO2-neutrale producten, aangezien ze ook gemaakt en daarna vernietigd zouden worden indien ze niet gebruikt worden door de cementindustrie. Zo’n 57% van de totale Belgische cementproductie was anno 2020 hoogovencement.[31] Echter begonnen toen hoogovenslakken schaars te worden en vliegas al zeker aangezien steenkool veel minder gebruikt wordt als brandstof dan in de twintigste eeuw. Daarom wordt sindsdien gezocht naar alternatieven zoals kalksteen, natuurlijke puzzolanen, gecalcineerde klei, COSMOCEM en cRCP.[32]

In 2013 werden CBR, CCB, Holcim, FEBELCEM en Cric/Occn veroordeeld door de raad voor mededinging tot een geldboete van 14,7 miljoen euro op grond van kartelvorming:[33] met hun overleg verhinderden ze de opkomst van concurrent ORCEM op de Belgische markt die voornamelijk werkte met hoogovenslakken in stortklaar beton als vervangproduct voor cement. Zo werd ook het gebruik van hoogovenslak in stortklaar beton tegengewerkt. De beschuldigde ondernemingen gingen in beroep en op 30 juni 2016 werd het arrest nietig verklaard door het hof van beroep. Het hof beoordeelde dat de feiten wel degelijk gebeurd zijn, maar dat deze niet van economische aard zijn en dus niet aan het mededingingsrecht onderworpen waren.[34] Hoogovenslak als vervangproduct voor klinker wordt vandaag zeer sterk gepromoot door de bedrijven onder febelcem als een van de maatregelen tegen CO2-uitstoot door de cementindustrie. Echter kende de bloei van hoogovencement een vertraging door de kartelvorming.[19]

CO2-opvang[bewerken | brontekst bewerken]

Aangezien het calcinatieproces altijd een deel zal blijven van cementproductie en CO2-uitstoot deel is van het proces, worden investeringen gepland sinds de jaren 2010 in de ontwikkeling van CO2-opvang, recyclage- en opslagtechnologieën (Carbon Capture Use and Storage, CCUS). Hierbij wordt getracht de CO2 die vrijkomt van het productieproces op te vangen en op te slagen of te recycleren. Dit wordt gezien als de enige oplossing om CO2-neutraal te zijn tegen 2050.[35] De technologie om aan CO2-opvang te doen wordt al sinds 1996 gebruikt in de koolwaterstofverwerkings- en terugwinningsindustrieën en verder ontwikkeld voor de energiesector, maar werd lang niet gebruikt in de cementindustrie, aangezien het opereren van de technologie additionele CO2-emissies veroorzaakten die dan op hun beurt terug moesten worden opgevangen.[36] Ook zou het de productiekost van cement hebben verdubbeld wat uiteindelijk door de consument betaald zou moeten worden.[36]

Vanuit economisch standpunt was carbon capturing niet ideaal, echter had de technologie vroeger kunnen worden ingezet om de CO2-uitstoot verminderen. Met de beschikbare technologieën in de jaren 2010 en 2020 zijn deze problemen echter voor een deel opgelost en beginnen de technologieën hun intrede te maken in de Belgische cementindustrie. Zo zijn er anno 2024 in België drie projecten gaande in de test- of planningsfase. LEILAC in Lixhe, ANTHEMIS in Antoing en GO4ZERO in Obourg.

Schema werking LEILAC-toren.[37]

Leilac-toren, Lixhe: Sinds 2019 is de LEILAC-toren in gebruik genomen in de cementfabriek van Lixhe. LEILAC staat voor ‘Low Emissions Intensity Lime And Cement’.[38] De toren maakt gebruik van de technologie voor directe afscheiding. De technologie focust op het scheiden van de CO2 afkomstig van de ruwe kalksteen en de andere gassen die ontstaan bij het sinterproces. Om dit mogelijk te maken werd de verhittingstoren dus vervangen door de LEILAC-toren. De nieuwe toren bestaat uit een hermetisch afgesloten stalen buis in het midden met daaromheen twee verwarmingselementen. De twee verwarmingselementen worden verhit waardoor ook de buis warm wordt. De kalksteen wordt in de buis geïnjecteerd waardoor de kalksteen en de energiebron van elkaar gescheiden blijven. De vrijgekomen CO2 zal door de warmte stijgen en wordt bovenaan de toren opgevangen.[39] De CO2-emissies die hier vrijkomen zijn goed voor ongeveer 2/3 van de totale CO2-emissies van de cementproductie.[40] Echter dient de toren momenteel enkel als test en wordt de opgevangen CO2 terug vrijgelaten in de atmosfeer. Het project vergde een investering van 21 miljoen euro waarvan 12 miljoen gesubsidieerd door de Europese Commissie.[14]

Anthemis, Antoing: ANTHEMIS (Atoing Heidelberg Emissions Integrated Solutions) is het tweede CCUS-project in België en zou volgens Heidelberg materials in 2029 in productie moeten gaan. ANTHEMIS plant het gebruik van een hybride combinatie tussen oxical- en amineverwerkingsprocessen.[41] In tegenstelling tot LEILAC zal hier de CO2 pas worden gescheiden na het sinteringsproces. De uitgestoten gassen worden terug naar de brander getransporteerd terwijl zuurstof wordt toegevoerd om de verbranding te verbeteren. Hierdoor zal de concentratie CO2 in de rookgassen stijgen naar 70% of hoger wat de rook meer geschikt zal maken voor CO2-opvang. Stof, zwavel en stikstofoxiden aanwezig in de rookgassen zullen worden weggefilterd. Vervolgens wordt de rook door een oplossing van amines gestuurd. Hier bindt de CO2 zich met de amines en wordt zo gescheiden van de rookgassen. De amineoplossing wordt hierna verwarmd met restwarmte van de oven zodat de CO2 weer vrijkomt en kan worden opgeslagen. Na afkoelen kan de amineoplossing hergebruikt worden.[42] Aangezien deze methode op het eind van het calcinatieproces wordt toegepast, is het in staat om 95% van de CO2 van de klinkerproductie op te vangen in plaats van slechts 2/3 zoals bij LEILAC.[43]

Go4Zero, Obourg: GO4ZERO is het derde Belgische CO2-opvangproject.[44] Volgens Holcim zal de cementfabriek vanaf 2026 overstappen van het natte naar het droge procedé als eerste fase van het project. Vervolgens zou op deze site ook een CO2-opvanginstallatie voorzien worden die in 2028 in gebruik zou moeten gaan.[45]

CO2-opslag of recyclage[bewerken | brontekst bewerken]

Opgevangen CO2 kan worden opgeslagen of hergebruikt. Recyclage is de meest ideale optie aangezien CO2 een niet afbreekbare stof is en dus voor een lange tijd zal moeten worden bewaard. Zo wordt er gezocht naar industriële processen die gebruik kunnen maken van opgevangen CO2. De CO2 uit Lixhe zou kunnen worden hergebruikt bij de productie van materialen zoals bakstenen en het kweken van algen voor dierenvoeder.[14]

Voor opslag worden oude schachten van stilgelegde koolmijnen overwogen.[14] Ook natuurlijke opslagsystemen zijn een mogelijkheid.[46] Zo is Holcim een samenwerking aangegaan met TotalEnergies om de opgevangen CO2 uit Obourg op te kunnen slaan in lege gasvelden onder de Noordzee.[47][48]

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  1. a b Morlion, Anna, De cementnijverheid in België (masterscriptie). Universiteit Gent (1960).
  2. Lintbebouwing zorgt voor versnippering van Vlaanderen. De Tijd (13 december 2018). Geraadpleegd op 2024-04 – via Vilt.
  3. a b Van Aert, Laurens, Nieuw Vlaams bouwrapport: minder open ruimte en dagelijks 270 nieuwe gebouwen tussen 2013 en 2019. vrtnws (9 december 2021). Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  4. Verharding | Departement Omgeving. indicatoren.omgeving.vlaanderen.be (12 december 2023). Geraadpleegd op 17 mei 2024.
  5. Wie zijn we. Fedbeton. Geraadpleegd op 9 mei 2024.
  6. Geografische beschrijving.... belgium.be. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  7. Ruimtelijke wanorde in België nefast voor milieu. Knack (21 september 2011). Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  8. Verhaegen, Katelijne (red.), Richtlijnenboek milieueffectrapportage basisrichtlijnen per activiteitengroep: Ontginningen. Technum (7 mei 2013).
  9. (en) Makar, A. B., McMartin, K. E., Palese, M., Tephly, T. R. (1975-06). Formate assay in body fluids: application in methanol poisoning. Biochemical Medicine 13 (2): 117–126. ISSN:0006-2944. PMID: 1DOI:10.1016/0006-2944(75)90147-7.
  10. (en) Devi, Kuruva Syamala; Lakshmi V, Vijaya, Impacts of Cement Industry on Environment - An Overview. Asia Pacific Journal of Research (november 2017).
  11. DO, Achtergrond berekeningen volumedelen en gewichten mortel en stabilisé. Houzez (12 augustus 2019). Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  12. Meijer, J.; Hollander J.-P. den, Gebruik juiste milieudata. Bouwen met staal 230 (2012-12).
  13. Vermindering van uitstoot van broeikasgassen. Verbond van de glasindustrie vzw (2001).
  14. a b c d Riepl, Wolfgang, België speelt een sleutelrol in de vergroening van de cementindustrie. Trends (20 oktober 2021). Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  15. 5 vragen over bijdragen aan klimaatdoelstelling. Staatsbosbeheer (6 april 2022). Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  16. Bebossingindex of bosindex. Ecopedia. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  17. a b c Jaarverslag van de Belgische cementnijverheid 2022. FEBELCEM.
  18. België telde 11.492.641 inwoners op 1 januari 2020. statbel (26 mei 2020). Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  19. a b c d e f g De bijdrage van de cementindustrie tot de beperking van de CO2-uitstoot. Febelcem (2007).
  20. a b c Productieproces cement. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  21. a b De cementproductie - Productie van cement. Het productieprocédé van cement stap voor stap geïllustreerd. www.febelcem.be. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  22. klinker. www.joostdevree.nl. Geraadpleegd op 5 mei 2024.
  23. a b c d ACT de toekomst van cementproductie. Ecocem. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  24. Leden van de Federatie van de Cementnijverheid, onze leden die actief zijn in de cementsector. www.febelcem.be. Geraadpleegd op 5 mei 2024.
  25. De Belgische Cementnijverheid kondigt haar ‘Cement & beton Roadmap 2050’ aan voor een circulaire en klimaatneutrale bouw tegen 2050. Cement en beton roadmap 2050. FEBELCEM (5 mei 2021). Geraadpleegd op 2024-04.
  26. Voorstelling van de cementsector van productie tot verbruik. Evolutie van de cementmarkt. www.febelcem.be. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  27. (en) GO4ZERO. Living Tomorrow. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  28. Gool2023-08-01T14:05:00+01:00, Jacqueline van, Verduurzaming cementindustrie met nieuwe processen en CO2-afvang. ScienceLink. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  29. a b Vrijwaring van de natuurlijke rijkdommen: de valorisatie van afval in de cementindustrie. FEBELCEM. Geraadpleegd op 2024-04.
  30. admin, FEBELCEM Covid-19 update. Grond, weg en waterbouw (14 april 2020). Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  31. Ployaert, C., Belgisch cement specificatie en certificatie. FEBELCEM (2013-09). Geraadpleegd op 2024-04.
  32. De cementindustrie in beweging, nieuwe cementtypes met verminderde koolstofadruk.. Bouw Info Limburg (9 januari 2024). Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  33. https://www.bouwenwonen.net, Drie cementbedrijven krijgen 14,7 miljoen euro boete - bouwenwonen.net. www.bouwenwonen.net. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  34. Hof van Beroep Brussel vernietigt boete voor de cementsector | Eubelius. www.eubelius.com. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  35. (en) Kick-start to carbon capture. www.gea.com. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  36. a b (en) 20 Years of Carbon Capture and Storage Accelerating Future Deployment. IEA Publications (2016-11). Geraadpleegd op 2024-04.
  37. Project LEILAC core technology - Direct Separation. Geraadpleegd op 5 mei 2024.
  38. Afvang en opslag van koolstof | Heidelberg Materials Benelux. www.heidelbergmaterials-benelux.com. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  39. (en) LEILAC Technology Roadmap to 2050. LEILAC (2021-09). Geraadpleegd op 2024-04.
  40. (en) Capturing CO₂ in Cement Precalciners. Leilac. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  41. (en) Oxyfuel technology for carbon capture at HeidelbergCement plant Colleferro | Heidelberg Materials. www.heidelbergmaterials.com. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  42. CO2-afvang bij cementproductie door amines. www.cementonline.nl. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  43. Koolstofafvang (CCS) | Heidelberg Materials Benelux. www.heidelbergmaterials-benelux.com. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  44. De cementindustrie stoot veel broeikasgassen uit maar go4zero ziet licht aan het eind van de tunnel. www.hln.be. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  45. Holcim België plant ruim een half miljard euro investeringen in Obourg !. Bouw Info Limburg (2 mei 2023). Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  46. (en) GO4ZERO. Living Tomorrow. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  47. (en) GO4ZERO CCUS project. www.holcim.com. Geraadpleegd op 1 mei 2024.
  48. (en) Our Decarbonization Project for Holcim Cement Production Facility in Obourg, Belgium. TotalEnergies.com. Geraadpleegd op 1 mei 2024.