Naar inhoud springen

Kyphosichthys

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kyphosichthys
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Midden-Trias
Kyphosichthys grandei
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Superklasse:Osteichthyes (Beenvisachtigen)
Klasse:Actinopterygii (Straalvinnigen)
Orde:Kyphosichthyiformes
Familie:Kyphosichthyidae
Geslacht
Kyphosichthys
Xu & Wu, 2011
Typesoort
Kyphosichthys grandei
Kyphosichthys
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vissen

Kyphosichthys[1] is een geslacht van uitgestorven straalvinnige beenvissen, bekend uit mariene afzettingen van de Guanling-formatie uit het vroegere Midden-Trias (Anisien) van Luoping, de oostelijke provincie Yunnan, in het zuidwesten van China. De soort is het oudste bekende fossiel van Ginglymodi met een hoog lichaam.

Naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

In 2011 werd de typesoort Kyphosichthys grandei benoemd door Xu Guanghui en Wu Feixiang. De geslachtsnaam is afgeleid van het Grieks kyphos, 'gebogen' en ichthys, 'vis', een verwijzing naar de gekromde rug. De soortaanduiding eert visexpert Lance Grande.

Het holotype is specimen IVPP V10108, een volledig skelet. Het paratype is specimen IVPP V10109.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Kyphosichthys heeft een sterk gebogen bult tussen de kop en de rugvin, waarvan de naam is afgeleid. Het holotype heeft een totale lengte van zesennegentig millimeter en een standaardlengte, dus zonder staartvin, van zesenzeventig millimeter.

Verschillende onderscheidende kenmerken werden vastgesteld. De grootste romphoogte doet zich voor aan de achterste operculaire rand, waar de hoogte meer dan zeventig procent van de standaardlengte is. De anaalvin is slechts half zo lang als de rugvin. De buikvinnen zijn veel kleiner dan de borstvinnen. Er zijn twee traanbeenderen. Er zijn twee suborbitalia: een langwerpig en klein bovenste en een hoog en groot onderste. Er zijn eenentwintig rijen schubben tussen de schoudergordel en de rugvin, negen tot de buikvin, zestien tot de anaalvin, vijfentwintig tot de staartvin en negenentwintig tot in de staartvin.

De rugvin en anaalvin bevinden zich ver naar achteren op het lichaam, De gevorkte staartvin is hemi-heterocercaal: een zware beschubde lob strekt zich uit over een derde van de lengte van de bovenste tak van de vin, maar de vin als geheel is van buiten bezien bijna symmetrisch. Het lichaam is bedekt met ganoïde schubben; die van de voorste flank zijn versierd met sierlijke richels en knobbeltjes, terwijl de schubben verder naar achteren gladder zijn.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

Toen hij voor het eerst werd beschreven, werd Kyphosichthys toegewezen als incertae sedis binnen de Ginglymodi, een groep holosteïde vissen die zowel de moderne snoek als uitgestorven soorten omvat. Een fylogenetische analyse van Kyphosichthys en andere Neopterygii uit het Mesozoïcum plaatste Kyphosichthys in een onopgeloste polytomie met Lepisosteus (de huidige snoek) en de uitgestorven Semionotus.

Het volgende kladogram toont de positie in de evolutionaire stamboom volgens deze analyse.

  
Neopterygii 
  
  
  
  
Teleostei 
  

Leptolepis



Pholidophorus




Dapedium



Holostei 
Halecomorphi 

Amia



Watsonulus



Ginglymodi
  

Lepisosteus



Semionotus



Kyphosichthys




Macrosemius






Luganoia




Felberia




Perleidus




Australosomus



  

Acipenser



Birgeria




Levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

Bij het beschrijven van Kyphosichthys vergeleken Xu en Wu zijn lichaamsvorm met moderne vissen met een hoog lichaam, zoals de evervis en vlindervis (Chaetodon sp.), en concludeerden dat Kyphosichthys op dezelfde manier een langzame zwemmer was, maar zeer wendbaar, waarschijnlijk aangepast aan structureel complexe omgevingen.