Navajoceratops

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Navajoceratops sullivani is een plantenetende ornithischische dinosauriër, behorende tot de Ceratopia, die tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika.

Vondst en naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

In 2002 vonden Robert Michael Sullivan, Denver W. Fowler, Justin Alan Spielmann en Arjan Boere op locatie 281 (Denver’s Blowout), in de Ahshislepah Wash in het San Juan Basin in New Mexico een fragmentarisch skelet van een ceratopide.

Het San Juan-bekken met de vindplaats van Navajoceratops aangegeven door asterisk A

In 2020 werd de typesoort Navajoceratops sullivani benoemd en beschreven door Denver Warwick Fowler en Elizabeth Anne Freedman Fowler. De geslachtsnaam is een combinatie van Navajo, de plaatselijke inheemse stam, met het Oudgrieks keras, "hoorn", en oops, "gezicht", een gerbuikelijk achtervoegsel in de namen van Ceratopia. De soortaanduiding eert Sullivan als ontdekker. Navajoceratops dook eerder, in 2016, op in een dissertatie door D. Fowler maar bleef toen een ongeldige nomen ex dissertatione.

Het holotype, SMP VP-1500, is gevonden in een laag van de onderste Hunter Wash Member van de Kirklandformatie die dateert uit het Campanien, iets ouder dan 75,2 miljoen jaar oud. Het bestaat uit een gedeeltelijke schedel. Bewaard zijn gebleven de gepaarde wandbeenderen en stukken squamosa van het nekschild. Verder werd specimen SMP VP-1813 gevonden: een rechterjukbeen, een rechterepijugale en een stuk rechterquadratojugale. Dit is wellicht afkomstig van dezelfde schedel. De schedel lag niet in verband. De meeste delen zijn aan het oppervlak aangetroffen; de wandbeenderen moesten worden opgegraven.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

De gepaarde wandbeenderen

Grootte en onderscheidende kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De resten van Navajoceratops wijzen op een individu dat iets kleiner is dan typische exemplaren van Pentaceratops of Utahceratops, dus op een lichaamslengte van ruim vijf meter. Het gewicht kan een drie ton hebben bedragen.

In 2020 werden als onderscheidende kenmerken verschillen aangegeven met specimen MNA Pl.1747 dat gezien werd als een aff. Pentaceratops n. sp., dus een nieuwe soort (species nova) die nauw verwant (affinitas) is aan Pentaceratops. De zijtakken van de achterste balk van de gepaarde wandbeenderen maken een hoek van 60° met elkaar in plaats van 80° of 81° zoals bij specimen KUVP 16100 respectievelijk MNA Pl.1747. De inham van de achterrand van het nekschild is bijzonder diep naar voren doorlopend tot voorbij de achterrand van de pariëtaalvensters die aldus iets overlappen met het tweede epiparietale.

Skelet[bewerken | brontekst bewerken]

De wandbeenderen hebben diepe adergroeven, vooral aan de onderzijde. De pariëtaalvensters zijn groot en hoekig. De middenbalk heeft een lensvormige dwarsdoorsnede. De middenbalk en de zijtakken van de achterbalk hebben samen een Y-vorm, in het midden ingekeept door een grote ovale inham die 132 millimeter naar voren steekt. De zijtakken vormen samen een M waarvan de gebogen punten tussen de tweede en derde epiparietalia liggen. De zijtakken versmallen eerst naar buiten toe met een breedte van voor naar achter van rond de twaalf centimeter dicht bij de middenbalk tot ruim negen centimeter halverwege de punten alwaar ze weer verdikken tot twintig centimeter. Uiteindelijk versmallen ze weer richting squamosa.

Ieder wandbeen heeft vermoedelijk drie epiparietalia. Van de eerste epipariatalia zijn slechts vage verheven concreties gevonden die wijzen op een positie boven de voorrand van de inham. De tweede epeiparietalia steken naar achteren en midden uit, bijna de inham afsluitend. Ze hebben een D-vorm. De derde epiparietalia werden niet in positie aangetroffen. Misschien staken ze naar achteren uit op de buitenste zijkanten van de wandbeenderen; wellicht overspanden ze het raakvlak met de squamosa. Wel is een losse D-vormige osteoderm aangetroffen die een losgeraakte P1 of P3 kan vertegenwoordigen.

De squamosaresten bewaren D-vormige of trapeziumvormige episquamosalia.

SMP VP-1813 is tien centimeter lang en kan een stuk jukbeen zijn, vergroeid met een epijugale en een stuk quadratojugale. In dat geval is het jukbeen, hoewel robuust, niet bijzonder lang of puntig, anders dan de jukbeenhoorn bij Pentaceratops. De beschrijvers suggereerden een alternatieve identificatie als een losgeraakt episquamosale. Dat zou dan afwijkend zijn door een driehoekig in plaats van D-vormig profiel.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

De twee anagenetische reeksen met Navajoceratops op H

Navajoceratops werd in 2020 binnen de Ceratopidae in de Centrosaurinae geplaatst. Hij zou onder Terminocavus en boven Pentaceratops in de stamboom staan. Volgens Denver Fowler was Navajoceratops zelfs de directe voorouder respectievelijk nakomeling van die twee taxa, in een proces van anagenese, dus afstamming zonder afsplitsingen die de hele reeks Utahceratops, Pentaceratops, Navajoceratops, Terminocavus en Anchiceratops zou omvatten. Hij meende zelfs dat dit zijn status als aparte soort of geslacht ondermijnde, hoewel Fowler niet aangaf van welke soort of chronospecies Navajoceratops dan formeel deel uitmaakte. De reeks zou endemisch zijn in het zuiden van Laramidia met een gelijktijdige reeks die van Chasmosaurus afstamde in het noordelijk deel. Omdat Fowler in 2017 de calibraties corrigeerde van eerdere studies die ook zo'n endemie aantoonden, prefereert hij de term "provincialisme". De isolatie zou veroorzaakt zijn door een stijgende zeespiegel die oostelijk van de Proto-Rocky Mountains slechts een smalle kustvlakte overliet.

Het volgende kladogram toont de positie van Navajoceratops in de evolutionaire stamboom volgens het beschrijvende artikel.

Chasmosaurinae 


Chasmosaurus




Vagaceratops



Kosmoceratops







Coahuilaceratops




Pentaceratops



Utahceratops






Navajoceratops




Terminocavus




Anchiceratops




Arrhinoceratops



Triceratopsini








Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Denver Warwick Fowler, 2016, Dinosaurs and time: chronostratigraphic frameworks and their utility in analysis of dinosaur paleobiology, PhD Thesis Montana State University
  • Fowler, D.W. & Freedman Fowler, E.A. 2020. "Transitional evolutionary forms in chasmosaurine ceratopsid dinosaurs: evidence from the Campanian of New Mexico". PeerJ. 8: e9251