Nomina sacra

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Nomina sacra (enkelvoud: nomen sacrum) betekent "heilige naam" in het Latijn.

Deze uitdrukking wordt gebruikt om de groep van namen van God of aanverwante begrippen aan te duiden die bij het schrijven van handschriften meestal werden afgekort door contractie.

In zijn boek Manuscripts of the Greek Bible geeft Bruce Metzger[1] 15 dergelijke begrippen uit de Griekse papyrussen: God, heer, Jezus, Christus, zoon, geest, David, kruis, moeder, vader, Israël, verlosser, mens, Jeruzalem en hemel. Het nomen sacrum voor moeder werd niet gebruikt tot de vierde eeuw,[2] maar alle andere nomina sacra zijn terug te vinden in manuscripten van de 1e tot de 3e eeuw. De contractie of abbreviatuur werd aangeduid met een lijntje boven het woord.

Gebruik[bewerken | brontekst bewerken]

De eerste nomina sacra die in de vroegste christelijke documenten worden teruggevonden zijn Θεός, Κύριος, Χριστός, en Ἰησοῦς[3] (God, heer, Christus en Jezus). Een tweede groep ‘‘nomina sacra’’ werden minder regelmatig afgekort en niet steeds op dezelfde wijze, het zijn: Πνεῦμα, Ἄνθρωπος en Σταυρός (geest, mens en kruis). De derde groep, Υἱός, Πατήρ, Δαυὶδ, Μήτηρ, Σωτήρ, Ἰσραήλ, Ἱερουσαλήμ en Οὐρανός (zoon, vader, David, moeder, verlosser, Israël, Jeruzalem en hemel) kwam pas later in gebruik en werd ook niet steeds op dezelfde manier gebruikt.

In het Latijn zijn niet alle 15 nomina sacra, die als dusdanig gekend zijn uit de Griekse teksten, overgenomen in dezelfde hoedanigheid. Men vindt, zeker in de oudere teksten, geen afkortingen voor verlosser, vader, moeder, kruis en hemel in de context van de nomina sacra en de afkortingen voor zoon en mens worden zeker niet uitsluitend gebruikt als nomen sacrum. In het latijn komt dan weer wel sanctus (heilig) voor als nomen sacrum in de associatie met spiritus (geest).[4]

Het afkorten van een aantal woorden in een handschrift bleef natuurlijk niet beperkt tot het Grieks. Ook in het Latijn en in alle andere talen zoals ook in het Middelnederlands werd er driftig afgekort en de afkortingen beperkten zich niet tot de ‘‘nomina sacra’’, ook andere woorden werden afgekort. Wat we wel bij de ontwikkeling van nieuwe schriftsoorten meestal vaststellen is dat aanvankelijk de ‘‘nomina sacra’’ worden afgekort en dat andere abbreviaturen slechts later optreden. In de Latijnse manuscripten, zoals in de vernaculaire, zijn de afkortingen voor de ‘‘nomina sacra’’ niet standaard en overal gelijk, het gebeurt zelfs frequent dat men verschillende abbreviaturen vindt in hetzelfde manuscript en bij dezelfde scribent.

Oorsprong[bewerken | brontekst bewerken]

Sommige onderzoekers,[5] voerden het gebruik van ‘‘nomina sacra’’ terug op de Joodse traditie van het tetragrammaton, waarbij de naam van God zonder klinkers werd geschreven. Het Hebreeuws werd vanouds alleen met medeklinkers geschreven. In latere tijd werden er klinkertekens toegevoegd als hulp bij de uitspraak. Deze klinkers horen dus niet bij de heilige, oorspronkelijke tekst. Omdat het verboden was de naam 'JHWH' uit te spreken, zei men bij het voorlezen van teksten meestal 'adonai' (mijn heer; eigenlijk een meervoudsvorm uit eerbied) als er 'JHWH' stond. De masoreten hebben daarom bij het overschrijven van teksten van de Tenach de naam 'JHWH' meestal voorzien van de klinkers van 'adonai'. In veel gevallen staat er 'Adonai JHWH' en in die gevallen werden de klinkers van het woord 'elohim' (God) ingevoegd, zodat men de woordcombinatie niet als 'adonai adonai' uitsprak, maar als 'adonai elohim'. De vroege christenen zouden dan in hun schriften deze traditie hebben overgenomen en de naam van God ook niet woordelijk hebben geschreven. Traube baseerde zich voor zijn these op het feit dat woorden als god, geest, vader, moeder, heer, mens etc. wel voluit werden geschreven als er geen heilige persoon mee bedoeld was. Bovendien waren de abbreviaturen die wel in gebruik waren in de vroege niet christelijke geschriften meestal suspensies[6] terwijl de ‘‘nomina sacra’’ werden afgekort door contracties.[7] Anderen[8] schrijven dit dan toe aan joods-christelijke invloeden.

We kunnen wel vaststellen dat in de cursieve schriftsoorten, de schriften voor het snel schrijven dus, ook bij de niet christelijk schrijvers veel meer wordt afgekort en dat daar ook contracties worden gebruikt voor woorden die hoegenaamd niets met ‘‘nomina sacra’’ te maken hebben[9]

Voor het standpunt van Traube pleit dan weer dat Christian van Stavelot, een monnik die het schrijven onderwees op de abdij van Stavelot, over het verschil van het gebruik van het nomen sacrum voor Jezus en de naam Joshua schreef (vrij vertaald): "Men schrijft de naam van Jezus met iota, èta en sigma, want de naam van God kan niet met letters worden verklaard, maar als het over een mens gaat schrijven we de naam met alle letters."[10] Een ander voorbeeld vinden we in een Valerius Maximus uit Florence waar een corrector een groot aantal keer de afkortingen voor spiritus, sanctus en dominus heeft geëxpandeerd op die plaatsen waar ze niet in de theologische zin gebruikt werden. Dergelijke correcties zijn in talloze handschriften terug te vinden.[11]

Samenvattend kan men stellen dat de specialisten het er nog steeds niet over eens zijn of het nu gewoon om afkortingen gaat dan wel om een bijzondere, geheiligde voorstelling, van het begrip.[12]

Latijnse abbreviaturen van nomina sacra[bewerken | brontekst bewerken]

De gebruikte afkortingen zijn afhankelijk van het type schrift, de naamval van het afgekorte woord en dergelijke. Lindsay geeft hiervan een volledig overzicht.[13] Hierbij enkele voorbeelden:

  • Christus: xp, xps, xpm, xpum, chi, cho, chm, chri, chro, chrm
  • David: dd, dad
  • Deus: ds
  • Dominus: dns, dn, dms, dom
  • Hierusalem: hierusal, hierul, hierus, hierusl, hiers, hieru, hiru, hier, hir, hirm, ierl, hierlm, ihrlm
  • Iesus: ihs, ihm, ihu, ihus, ihum
  • Israel: isrl, isral, ihl, irl, ishl, isrhl, israhl, irl, srl
  • Spiritus: spus, spum, spm, sps

Lijst van de Griekse nomina sacra[bewerken | brontekst bewerken]

Nederlands Grieks Nominatief Genitief'
God Θεος ΘΣ ΘΥ
Heer Κυριος ΚΣ ΚΥ
Jezus Ιησους ΙΣ ΙΥ
Christus Χριστος ΧΣ ΧΥ
Zoon Υιος ΥΣ ΥΥ
Geest Πνευμα ΠΝΑ ΠΝΣ
David Δαυειδ ΔΑΔ
Kruis Σταυρος ΣΤΣ ΣΤΥ
Moeder Μητηρ ΜΗΡ ΜΗΣ
Vader Πατηρ ΠΗΡ ΠΡΣ
Israël Ισραηλ ΙΗΛ
Verlosser Σωτηρ ΣΗΡ ΣΡΣ
Mens Ανθρωπος ΑΝΟΣ ΑΝΟΥ
Jerusalem Ιερουσαλημ ΙΛΗΜ
Hemel Ουρανος ΟΥΝΟΣ ΟΥΝΟΥ

Lijst van manuscripten van het Nieuwe Testament die nomina sacra bevatten[14][bewerken | brontekst bewerken]

Grieks manuscript Datum van het manuscript Gebruikte Nomina Sacra
P1(P. Oxy. 2) 250 ΙΥ ΙΣ ΧΥ ΥΥ ΚΥ ΠΝΣ
P4 (Suppl. Gr. 1120) 66 - 175 ΘΣ ΘΥ ΚΥ ΚΣ ΠΝΙ ΠΝΟΣ ΠΝΑ ΧΣ ΙΥ ΙΣ
P5 (P. Oxy. 208 + 1781) 200 ΙΗΝ ΙΗΣ ΠΡ ΠΡΑ ΠΡΣ ΘΥ
P9 (P. Oxy. 402) 200 - 300 ΘΣ ΧΡΣ
P12 (P. Amherst. 3b) 250 - 300 ΘΣ
P13 (P. Oxy. 657 + PSI 1292) 225 - 250 ΘΣ ΘΝ ΘΥ ΘΩ ΙΣ ΙΝ ΙΥ ΚΣ ΚΥ
P15 (P. Oxy. 1008) 250 - 300 ΚΩ ΚΥ ΧΥ ΑΝΩΝ ΑΝΩ ΠΝΑ ΘΝ ΚΜΟΥ
P16 (P. Oxy. 1009) 250 - 300 ΘΥ ΙΥ ΧΩ
P17 (P. Oxy. 1078) 250 Θ
P18 (P. Oxy. 1079) 250 - 300 ΙΗ ΧΡ ΘΩ
P20 (P. Oxy. 1171) 250 ΠΝΣ ΚΝ ΘΥ
P22 (P. Oxy. 1228) 250 ΠΣ ΠΝΑ ΠΡΣ ΠΡ ΙΗ ΑΝΟΣ
P24 (P. Oxy. 1230) 275 - 300 ΠΝΑ ΘΥ
P27 (P. Oxy. 1395) 250 ΘΥ ΚΩ
P28 (P. Oxy. 1596) 275 - 300 ΙΣ ΙΝ
P29 (P. Oxy. 1597) 200 - 225 ΘΣ ΘΝ
P30 (P. Oxy. 1598) 200 ΚΥ ΚΝ ΘΩ ΙΗ
P32 (P. Rylands 5) 150 - 200 ΘΥ
P35 (PSI 1) 200 - 300 ΚΣ ΚΥ
P37 (P. Mich. Inv. 1570) 250 ΚΕ ΙΗΣ ΠΝΑ ΙΗΣΥ
P38 (P. Mich. Inv. 1571) 175 - 225 ΧΡΝ ΠΝΑ ΚΥ ΙΗΝ ΙΗΥ ΠΝΤΑ
P39 (P. Oxy. 1780) 200 - 250 ΠΗΡ ΠΡΑ ΙΗΣ
P40 (P.Heldelberg G. 645) 200 - 300 ΘΣ ΘΥ ΘΝ ΙΥ ΧΩ ΧΥ
P45 (Papyri Chester Beatty I) 200 ΚΕ ΚΣ ΚΝ ΚΥ ΣΡΝΑΙ ΙΗ ΙΥ ΙΗΣ ΠΡ ΠΡΣ ΠΡΑ ΠΡΙ ΘΥ
ΘΝ ΘΩ ΘΣ ΠΝΙ ΠΝΣ ΠΝΑ ΥΝ ΥΕ ΥΣ ΥΩ ΣΡΝ ΧΡ
P46 (Papyri Chester Beatty II
+ P. Mich. Inv. 6238)
80 - 150 ΚΕ ΚΝ ΚΥ ΚΩ ΚΣ ΧΡΩ ΧΡΥ ΧΡΝ ΧΝ ΧΣ ΧΩ ΧΥ ΧΡΣ ΙΗΥ ΙΗΝ ΙΗΣ ΘΩ ΘΥ ΘΝ ΘΣ

ΠΝΑ ΠΝΙ ΠΝΣ ΥΙΥ ΥΙΝ ΥΙΣ ΥΝ ΣΤΡΕΣ ΣΤΡΝ ΣΤΡΩ ΣΤΡΟΣ ΣΤΡΟΥ ΕΣΤΡΟΝ ΕΣΤΡΑΙ

ΕΣΤΑΝ ΣΤΟΥ ΑΙΜΑ ΑΝΟΥ ΑΝΟΝ ΑΝΟΣ ΑΝΩΝ ΑΝΟΙΣ ΠΡΙ ΠΗΡ ΠΡΑ ΠΡΣ ΙΥ

P47 (Papyri Chester Beatty III) 250 - 300 ΘΥ ΘΣ ΘΝ ΘΩ ΑΘΝ ΚΣ ΚΕ ΚΥ ΕΣΤΡΩ ΠΝΑ ΧΥ ΠΡΣ
P48 (PSI 1165) 200 - 300 ΥΣ
P49 (P.Yale 415 + 531) 250 ΚΩ ΘΥ ΘΣ ΙΥ ΠΝ ΧΣ ΧΥ ΧΩ
P50 (P. Yal 1543) 275 - 300 ΙΛΗΜ ΠΝΑ ΑΝΟΣ ΘΣ ΘΥ
P53 (P. Mich. inv. 6652 260 ΠΡΣ ΙΗΣ ΠΕΡ ΚΝ
P64 (Gr. 17) 66 - 175 ΙΣ
P65 (PSI XIV 1373) 250 ΧΥ ΘΣ
P66 (P. Bodmer II +
Inv. Nr. 4274/4298
90 - 130
P69 (P. Oxy. 2383) 250 ΙΗΝ
P70 (P. Oxy. 2384 +
PSI Inv. CNR 419, 420)
250 - 300 ΥΝ ΙΣ ΠΗΡ
P72 (Papyri Bodmer VII et VIII) 250 - 300 ΙΥ ΙΗΥ ΙΗΝ ΧΡΥ ΧΡΝ ΧΡΣ ΧΡΩ ΘΥ ΘΣ ΘΝ ΘΩ ΠΡΣ ΠΑΡ ΠΤΡΑ ΠΡΙ ΠΝΣ

ΠΝΑ ΠΝΑΙ ΠΝΙ ΠΝΤΙ ΚΥ ΚΣ ΚΝ ΚΩ ΑΝΟΙ

P75 (Papyri Bodmer XIV et XV) 125 - 190
P78 (P. Oxy 2684) 250 - 300 ΚΝ ΙΗΝ ΙΗΝ ΧΡΝ
P90 (P. Oxy 3523) 150 - 175 ΙΗΣ
P91 (P. Mil. Vogl. Inv. 1224 + P. Macquarie Inv. 360) 250 ΘΥ ΘΣ ΠΡΣ ΧΡΝ ΙΗΝ
P92 (P. Narmuthis 69.39a + 69.229a) 250 - 275 ΧΡΩ ΚΥ ΘΥ
P100 (P. Oxy 4449) 275 - 300 ΚΥ ΚΣ
P101 (P. Oxy 4401) 200 - 250 ΥΣ ΠΝΑ ΠΝΙ
P106 (P. Oxy 4445) 200 - 250 ΠΝΑ ΠΝΙ ΧΡΣ ΙΗΝ ΙΗΣ
P108 (P. Oxy 4447) 175 - 200 ΙΗΣ ΙΗΝ
P110 250 - 300 ΚΣ
P111 (P. Oxy 4495) 200 - 250 ΙΗΥ
P113 (P. Oxy 4497) 200 - 300 ΠΝΙ
P114 (P. Oxy 4498) 250 - 300 ΘΣ
P115 (P. Oxy 4499) 225 - 275 ΙΗΛ ΑΥΤΟΥ ΠΡΣ ΘΩ ΘΥ ΑΝΩΝ ΠΝΑ ΟΥΝΟΥ ΟΥΝΟΝ ΚΥ ΘΝ ΑΝΟΥ ΟΥΝΩ
0162 (P. Oxy 847) 275 - 300 ΙΗΣ ΙΣ ΠΡΣ
0171 (PSI 2.124) 275 - 300 ΚΣ ΙΗΣ
0189 (P. Berlin 11765) 175 - 200 ΑΝΟΣ ΠΝΑ ΚΥ ΚΩ ΙΛΗΜ ΘΩ ΙΣΗΛ
0220 (MS 113) 275 - 300 ΚΝ ΙΥ ΙΝ ΧΥ ΘΥ