Volgens Yke Schotanus heeft het nummer een onlogisch refrein. De tekst vertelt het verhaal van een familie die geld heeft gekregen van suikeroom Jan. Volgens het refrein weet niemand waar ome Jan het geld vandaan haalde. Tijdens het laatste couplet geeft de ik-figuur de details en blijkt dat ome Jan achter de tralies verdwijnt. Het refrein wordt dan ongewijzigd herhaald.[2] Aan het einde van het nummer te horen: "Dag ome Jan, tot volgende week hè, dan ben ik weer bij je". Dit doet vermoeden dat ome Jan zijn geld niet op rechtmatige wijze heeft verkregen en nu moet boeten voor zijn criminele daden.