Overleg:Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Volgens mij vloeit het bestuursrechtelijke vertrouwensbeginsel NIET voort uit art. 3:35 BW ("Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.") Maar ik weet het ook iet helemaal zeker en daarom zet ik het eerst maar even hier op de overlegpagina.

Volgens mij zijn er twee redenen om te concluderen dat die artikel niet van toepassing is:

  • Art. 3:35 BW gaat over het privaatrecht, terwijl het vertrouwensbeginsel een bestuursrechtelijk beginsel is.
  • Het bestuursrechtelijke vertrouwensbeginsel behelst een verplichting voor bestuursorganen, terwijl art. 3:35 gaat over de interpretatie van de interactie tussen partijen. Bijv. als iemand tijdens een veiling een wenkbrauw optrekt kan dat betekenen dat een koop gesloten is, maar in een auto-showroom geldt dat niet. De laatste zin geeft de gevolgen aan: wie zich op een bepaalde manier gedraagt (in een bepaalde omgeving) moet ervan uitgaan dat zijn daden als een bepaalde rechtshandeling worden opgevat. Het rechtsgevolg treedt onmiddellijk in.

specialiteitsbeginsel[brontekst bewerken]

Specialiteitsbeginsel. Een bestuursorgaan mag alleen die belangen behartigen waarvoor de betrokken wet of regeling een grondslag biedt (art. 3:4 lid 1 Awb). Is dit niet artikel 3;3 AWB?? – De voorgaande bijdrage werd geplaatst door 62.45.144.59 (overleg · bijdragen)