Overleg:Erfstadhouder

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Verplaatst van stadhouder Willem IV naar hier. Tijdelijke oplossing

Over het ambt van stadhouder[brontekst bewerken]

De titel stadhouder betrof, zowel voor als na 1648 (Vrede van Munster) - toen Nederland algemeen erkend werd als zelfstandige staat (een confederatieve republiek) - een functie-aanduiding. In eerste instantie stond het voor plaatsvervanger-zijn van de regerend vorst. Dat was begin-16de eeuw de Duitse keizer Karel V, tevens koning van Spanje. Hierdoor was het stadhouderschap in feite het hoogste bestuurlijke ambt van een gewest.

Na de Vrede van Munster bleef de functie bestaan, alhoewel de leiding van de staat niet meer in handen lag van een persoon - de regerend vorst - maar in dat van de Staten-Generaal der Nederlanden. In feite was sprake van een collectief staatshoofdschap, de tweede in zijn soort op het Europese continent (naast statenbond Zwitserland). Het ambt kon door een, enkele of door alle zeven staten van de Nederlandse republiek vergeven worden. Zoals bleek: aan telgen van het van origine Duitse adelsgeslacht Van Nassau. Plichten en bevoegdheden van het ambt waren in gedetailleerde instructiebrieven geregeld.

Dat het stadhoudersambt in de loop van de geschiedenis uitsluitend aan leden van deze adellijke familie is toegevallen, was het gevolg van de prominente rol die een Willem van Oranje heeft gespeeld in de Tachtigjarige Oorlog van 1568-1648. Hij was door keizer Karel V tot plaatsvervangend bestuurder (stadhouder) van Holland, Zeeland en Utrecht benoemd. Als 'Willem de Zwijger' zou hij als leider opereren van de opstand in Nederland tegen de Spaanse koning Philips II van Spanje, zoon van keizer Karel.

Naarmate leden van het Huis Oranje-Nassau huwden met telgen van koninklijke geslachten uit Duitsland en Groot-Brittannië, werd dit ambt door de dragers ervan meer en meer in dynastieke zin gekoesterd en met dienovereenkomstige pretenties omgeven. Daadwerkelijk lukte het omzetten van het stadhouderschap in een erfelijk stadhouderschap van alle zeven Provinciën pas bij prins Willem IV in het oorlogsjaar 1747. Hij kon zich vanaf dat jaar erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Provinciën noemen, met automatisch recht van opvolging door zijn eerstgeboren zoon, Willem V.