Overleg:Goudkust (gebied)

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een in vergetelheid geraakte poging van de Hollanders het het Portugese Fortaleza Sao Jorge da Mina te veroveren

Nadat schepen van Balthazar de Moucheron al in 1596 een zinloze beschieting van het vrijwel onneembare Portugese fort hebben ondernomen, bepleit Willem Usselincx, een na de val van Antwerpen (1585) naar Middelburg uitgeweken en later naar Amsterdam verhuisde vurig calvinist, in de Staten van Holland en in de Staten-Generaal een serieuze poging te ondernemen de Portugese forten aan de Goudkust (Costa da Mina) te veroveren.

Usselincx is op het idee gebracht door een Portugese verrader die uit Sao Jorge is gedeserteerd en zijn toevlucht heeft gezocht in Efutu. Bewoners van Efutu brengen de Portugees in contact met Hollandse kooplieden wier schepen voor Accra liggen. De verrader, wiens naam niet is overgeleverd, wordt meegenomen naar Holland, waar hij wordt ondervraagt over de sterkte en de bewapening van het Portugese garnizoen van Sao Jorge. Hij vertelt dat het moreel van het garnizoen laag is, omdat het gebrek lijdt door niet tijdige bevoorrading. Hij suggereert dat zeven of acht schepen en een paar honderd soldaten voldoende zijn om zijn landgenoten uit Sao Jorge te verdrijven. De verrader stelt voor een zwaar belegeringskanon te plaatsen op de top van de heuvel van Santiago, welke heuvel uitsteekt boven het fort. Ondanks dat de Staten-Generaal nog geen beslissing hebben genomen over de oprichting van de WIC, zeilt in de zomer van 1606 een Hollands eskader met troepen aan boord naar Moure, het Hollandse steunpunt aan de Minakust, waar het eskader in de avond van 6 september 1606 aankomt. Besloten wordt de volgende morgen te voet naar het Fortaleza, dat verdedigd wordt door Dom Cristovao de Melo, een ervaren soldaat die het ambt van kapitein-generaal aan de Minakust al tien jaar bekleedt. Dom Cristovao heeft van vissers van Sao Jorge de waarschuwing ontvangen dat zes schepen aan de kust voor anker zijn gegaan, op een afstand van ongeveer 50 mijl ten oosten van Sao Jorge. De gouverneur zendt een soldaat in een kano, bemand met zwarte roeiers, op onderzoek uit. Hij dient te achterhalen wat de bestemming van de schepen is. Enkele dagen later vertellen Afrikaanse kooplieden die Sao Jorge bezoeken, de gouverneur dat zijn man is gevangengenomen en dat de zes schepen geen koopvaarders zijn, maar bewapende Hollandse soldaten aan boord hebben. Zij liggen bij Moure, waar zij een groot aantal manschappen en kanonnen hebben ontscheept.

Dom Cristovao bedenkt dat Sao Jorge waarschijnlijk wel een enkele aanval van deze strijdmacht kan afslaan, maar dat de vesting geen langdurige belegering kan weerstaan. Daarom is het beter te trachten de vijand in een gevecht te verslaan, voordat de Hollanders het het fort beginnen te belegeren.De kapitein-generaal kan tegenover de Hollandse strijdmacht van 600 man niet meer dan 50 blanke Portugezen, aangevuld met 130 zwarte Elmina-krijgers in het veld brengen.

Nadat de Hollanders op de morgen van 6 september een schip met een peloton soldaten naar het westen hebben gezonden, met de opdracht Forte de Santo Antonio in Axim te veroveren, hebben zij hun hoofdmacht in Moure ontscheept. Zij beginnende volgende morgen aan hun opmars. Om negen uur is de colonne gevorderd tot op een halve mijl van het fort, waarin de gouverneur hen opwacht. De Hollandse commandanten gunnen hun manschappen een rustpauze, op een plaats waar tachtig zwarte krijgers en tien Portugezen die het geschut bedienen, in hinderlaag liggen. Zij liggen aan weerszijden an het pad dat de Hollanders vanuit Moure volgen. Met de rest van zijn troepen verzamelt Dom Cristovao de vrouwen en kinderen en zelfs het vee en de andere dieren van zijn zwarte krijgers in de vesting. Plotseling springen de zwarte krijgers te voorschijn en storten zich op de rustende Hollandse soldaten. Kennelijk heeft de vijand, vertrouwend op zijn aantal, het niet nodig gevonden zijn flanken te beveiligen met tirailleurs en wachtposten. De Hollanders die de laatste jaren weinig Portugese activiteiten hebben waargenomen, hebben gemeend daaruit te kunnen afleiden dat het Portugese bewind in Sao Jorge op instorten staat. Zodra zij van hun eerste schrik zijn bekomen, sluiten zij hun rijen en trachten zich te verdedigen, maar zij zijn geen partij voor de Elmina-krijgers, die het voordeel van de verrassing genieten en het terrein beheersen. De opeengepakte Hollandse formatie kan zijn geschut nauwelijks gebruiken, zij zijn in het nadeel tegen lansen, bijlen en kruisbogen van hun tegenstanders.Bovendien worden veel Hollandse soldaten getroffen door kogels van in het struikgewas verscholen Portugese en Afrikaanse schutters. Na twee uren is het gevecht ten einde. De Hollanders trekken in wanorde terug en trachten hun schepen te bereiken. Zij laten bijna honderd doden in het woud achter. Dom Cristovao, die van zijn ziekbed is opgestaan om de aanval te leiden, geeft de rest van het garnizoen opdracht de wegvluchtende Hollanders te achtervolgen. De achtervolgende Portugezen brengen in de verspreide botsingen van de namiddag twee sloepen en een reddingsboot tot zinken, zij bemachtigen of vernietigen grote voorraden munitie en doden nog eens 65 Hollanders. Volgesn eigen zeggen hebben de Portugezen dertien doden te betreuren en zijn 27 man zwaar gewond geraakt. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen Europeanen en Afrikanen.

Bij Axim vergaat het de Hollanders niet veel beter. De factor in Forte de Santo Antonio, Luis Soares, is van te voren gewaarschuwd dat de vijand in aantocht is en hij slaagt erin zijn sterkte dapper te verdedigen, met behulp van zwarten uit de naburige dorpen. De Afrikaanse krijgers worden voor hun hulp betaald met handelswaar die is opgeslagen in het pakhuis van het fort. Ten tijde van de aanval van de Hollanders bestaat de verdediging van fort Santo Antonio uit niet meer dan acht blanken. Hier staat tegenover dat zij die het fort willen aanvallen, daar niet vlak bij kunnen komen. Hollandse schepen ondervinden grote moeilijkheden bij het handeldrijven in de ondiepe toegang tot de kleine haven. Als de Hollandse troepen eindelijk zijn geland, lijkt het of zij in de val zijn gelopen. Zij bevinden zich namelijk op een smal strand dat overschaduwd wordt door de kanonnen van het fort. Na enige uren waarin schoten worden gewissels, zoeken de Hollanders hun schepen op en vertrekken. Na de mislukte aanval op Sao Jorge da Mina uit 1596 is dit het tweede echec bij een aanval op de Portugese sterkten aan de Minakust geweest.

Ondanks hun pijnlijke nederlaag, verlaten de Hollanders de Minakust niet; zij blokkeren met hun oorlogsschepen de haven van Sao Jorge, om de aanvoer van voorraden te beletten. In december gaan Hollandse troepen aan land en vallen herhaalde malen de buitenmuur van Sao Jorge aan en steken een nabijgelegen dorp in brand. Bij iedere aanval worden zij teruggeslagen door de sterke verdediging van het fort en door de Portugese en zwarte soldaten, die de buitenmuur van het fort bewaken. Uiteindelik breken de Hollanders de blokkade van de haven tegen eind januari 1607 af en hun schepen vertrekken.

De hierboven vermelde gegevens over de tweede mislukte Hollandse aanval op de Portugese militaire aanwezigheid aan de Minakust zij ontleend aan het voortreffelijke boek Portuguese Rule on the Gold Coast 1469-1682. Merkwaardig is dat geen van de geraadpleegde Hollandse schrijvers - Pieter van den Broecke (1634), W.R. Menkman (1947) en Klaas Ratelband (2000) over de mislukte aanval rept. Zeer vreemd is dat de Ghanees J. Bato'ora Ballong-Wen-Mewuda in zijn recente tweedelige standaardwerk: Sao Jorge da Mina 1462-1637; La vie d'un comptoir portugais en Afrique occidentale (1993)geen melding maakt van de mislukte Hollandse aanval van 1606,maar volsterkt onverklaarbaar is dat in de Dicionaria de Historia dos descobrimentos Portugueses (twee vol.),onder direccao van Luis de Albuquerque,de Hollandse aanval van 1606 impliciet wordt ontkend. In dit werk wordt namelijk vermeld dat de Hollanders voordat zij Sao Jorge in 1637 definitief veroverd hebben, tweemaal een mislukte aanval op de vesting hebben gedaan in 1596 en in 1625, welke aanval Vogt ook uitvoerig beschrijft. Hiermee wordt - zeer onportugees - voorbijgegaan aan een glorieuze overwinning op de zeer geduchte Hollandse vijand.

Het is mij een volstrekt raadsel aan welke bron John Vogt, wiens wetenschappelijke integriteit boven iedere twijfel verheven is, zijn gegevens over 1606 hheft ontleend. Als iemand dit raadsel kan oplossen wordt hij/zij uitgenodigd hierover met mij in contact te treden (arnold.vanwickeren@wanadoo.nl)