Overleg:Lijst van Nederlandse suffixen

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Laatste reactie: 18 jaar geleden door Xyboi

In de bestaande pagina "Suffix" mis ik de achtervoegsels vetgedrukte tekst-selvetgedrukte teksten vetgedrukte tekst-lingvetgedrukte tekst. Hierover voeg ik twee stukjes bij. Ik ben geen neerlandicus, maar taal interesseert me.

Het typisch Nederlandse achtervoegsel: -sel. Toe-voeg-sel. Toevoegsel is wat anders dan toevoeging. Woorden op -ing geven de act, de handeling aan, soms ook het beoogde resultaat, -sel is wat min of meer toevallig door het werkwoord ontstaat. Dat zien wij aan: Mengsel. Ontstaat door menging. Brouwsel. Ontstaat door het werk van de brouwer. Zetsel. Gezet door de zetter. Legsel. Eieren die een vogel gelegd heeft. Stolsel. Product van stolling. Stremsel. Product van stremming. Weefsel. Resultaat van weven. Windselen. Zijn gewonden, om baby's of gewonde ledematen. Smeersel werkt anders dan smering. Zitsel. Hoe de kaarten toevallig zitten. Anders dan zitting: het deel van een stoel waarop men zit, of het zitten van een rechtbank. Schepsel. Een wezen, geschapen door een Schepper, die ook het uitspansel opgehangen heeft. Bij een scheppend kunstenaar spreekt men echter van zijn schepping, handeling en product ineen.

Het achtervoegsel -sel wordt ook gebruikt voor een bijproduct: Zaagsel. Dit is niet het beoogde resultaat van het zagen - Dat zijn de planken of de houtblokken - maar een stof die van nature erbij ontstaat. Engels: sawdust, Duits Sägemehl, Frans heeft er ook een achtervoegsel voor: sciure (ontstaat door scier, le sciage = het zagen). Ook: Slijpsel, schraapsel, stiksel, pluksel, braaksel, speeksel. Het ontstaat bij slijpen, schrapen, stikken, plukken, wordt gebraakt, kan gespogen worden.

Onze voorbeelden zijn tot dusver van passieve producten. Maar de door woorden op -sel benoemde stoffen kunnen ook een actieve rol spelen: Deksel. Het voorwerp dat dekt. Voedsel. Materie die voedt. Schoeisel. Materiaal dat schoeit. Stijfsel. Een stof die textiel stijf maakt. Stijfsel is niet product van het 'stijven', maar een essentieel hulpmiddel daarbij. Witsel. Wordt gebruikt om te witten. Leidsel. Wordt gebruikt om te leiden. Omhulsel. Iets dat omhult, dus actief. Hengsel. Daaraan kun je iets laten hangen. Versiersel. Siert een ruimte of een persoon. Blijft een versiersel als je het in een la legt; een versiering niet.

Tot dusver gingen de voorbeelden over concrete stoffen of voorwerpen. Maar de werkwoorden waaraan -sel gekoppeld wordt, kunnen ook abstracte producten leveren: Bedenksel. Een gedachte. Een hersenspinsel, verzinsel. Beginsel. Kan concreet zijn: vruchtbeginsel. Of abstract, = principe, waar het mee begint, uitgangspunt. Schijnsel. Is concreet. Verschijnsel abstract. Overblijfsel. Wat overgebleven is. Beletsel. Iets, hetzij lichamelijk of geestelijk, dat belet. Letsel. Schade, meestal onbedoeld toegebracht. Stamwerkwoord niet meer in gebruik: wat let me? In het Duits wel: Verletzung. Stelsel. Met een stelling wordt zowel in de bouw als in de wiskunde meer het resultaat of het hulpmiddel dan de handeling bedoeld. Opstelling, stellingname. Stelsel is uitgebreid tot systeem, tot een heel bouwwerk. (Kiesstelsel, cultuurstelsel, vaatstelsel, stelselmatig.) Raadsel. Moet naar geraden worden. Dit is de enige maal dat ik dit achtervoegsel in verwante talen aangetroffen heb: Rätsel. Het Duits en Engels maken vrijwel geen gebruik van het suffix -sel. In het Frans bestaat wel iets dergelijks: U hoorde het woord sciure = zaagsel. Het achtervoegsel -ure komt in het Frans veel voor: Créature/ création. Dezelfde verhouding als schepsel/ schepping. Friture. Baksel. Peinture werk van de peintre; schildering (niet schilder-sel). Écriture. In het Nederlands niet schrijfsel, te geringschattend, maar geschrift.

Het toevoegsel -sel heeft tevens een kleinerende bijbetekenis. U zult de aanhang van uw dochter niet gauw betitelen als aanhangsel (appendix). Een bouwsel is minder professioneel gemaakt dan een gebouw of een bouwwerk. Een vertelsel hoeft minder ernstig genomen te worden dan een vertelling. Vulsel is het materiaal waarmee bijvoorbeeld een kussen gevuld wordt. Maar een tandarts vult een gaatje met een vulling. Vindt hij netter. En het geeft met de logica van de taal ook aan dat hij zijn doel bereikt. Net als de schepping van de kunstenaar. Het mooie van toevoegsels is dat je er nieuwe woorden mee kan maken. H.J.Werkman, de Groningse drukker/ schilder, sprak van zijn druksels. Hij laat het geringschattende erin doorklinken. Zo subtiel werkt het.

Dit was nog maar één achtervoegsel. Met de ontelbare andere voor- en achtervoegsels komt er geen eind aan de taal-ver-rijking!

Suffix –ling Eng.: darling, duckling, earthling, sapling, gosling: iets dat lief, klein, zwak is (uit de Engelse Wikipedia). Maar: foundling (=orphan), earthling (poëtisch), changeling (=weifelaar). Ned.: zelfstandig naamwoord: persoon wiens voornaamste eigenschap door het stamwoord gekarakteriseerd wordt. Mannelijke vorm, vrouwelijk –linge. [Bedoeling is niet –ing dat van werkwoord zelfstandig naamwoord maakt: handeling, wandeling, duikeling,ontgoocheling, verzameling; door wandelaar, verzamelaar, enz.]

Van werkwoord (dan passief): Duits Vondeling wordt gevonden Findling Inboorling is hier geboren Dopeling wordt gedoopt Täufling Zendeling wordt gezonden Leerling wordt geleerd door leraar Lehrling Kwekeling wordt opgekweekt Zögling, Pflegling Balling, banneling is verbannen Vluchteling is gevlucht Flüchtling Verschoppeling is ‘weggeschopt’, verschoveling Verstoteling wordt verstoten Vertrouweling wordt vertrouwd Verstekeling is ‘versteckt’ Schepeling is ingescheept Afstammeling stamt af Abkömmling Mislukkeling is mislukt Drenkeling verdrinkt Zwerveling omschrijft toestand; zwerver omschrijft activiteit Sterveling is sterfelijk Haftling, Häftling ist verhaftet Uitzonderingen: Gijzelaar ondergaat gijzeling, Martelaar ondergaat marteling; omdat –ling al betekenis heeft?

Van zelfstandig naamwoord: Stedeling woont in stad Dorpeling woont in dorp Dörfling Oosterling woont in het oosten Westerling woont in het westen, zuiderling, noorderling Bruggeling woont in Brugge (Van meeste plaatsen wordt inwoner gevormd door –er of –naar) Hoveling functioneert aan het hof Höfling Kleurling gekenmerkt door huidskleur Mischling halfbloed Vernufteling door Constantijn Huygens bedacht voor ingenieur

                                               Häuptling

Van bijvoeglijk naamwoord: Jongeling Jüngling Ouderling Lieveling voorwerp van liefde Liebling Pejoratief: Slappeling Zwakkeling Schwächling Naarling Lammeling Ellendeling Van telwoord: Eenling Einling (eenzelvige, zonderling) Tweeling Zwilling Drieling Drilling Meerling

Van voorzetsel? Zonderling Neen: van bijvoeglijk naamwoord afzonderlijk, bijzonder (Duits: Sonderling) Gaat niet op indien geen zelfstandig naamwoord, maar bijvoeglijk naamwoord: Onderling, mondeling (Duits: mündlich) In zeldzame gevallen niet menselijk: Kibbeling, krakeling (Duits: Pfifferling), teerling, zaailing (Duits: Sämling), hokkeling, engerling (Duits: Engerling), ringeling (maar vinger in kinderversje tot persoon gemaakt) Duits: Frühling, Sperling.

Bijwoord bij beweging: ruggelings, zijdelings, blindelings, Duits: häuptlings

Maak het niet te uitgebreid aub, er worden slechts voorbeelden gegeven ter illustratie. Jörgen (vragen?) 3 apr 2006 18:17 (CEST)Reageren