Naar inhoud springen

Overleg:Slag bij Lannoy

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Laatste reactie: 1 jaar geleden door Nederlandse Leeuw in het onderwerp Bronnen

Bronnen[brontekst bewerken]

Zoals aangegeven is Motley (1856/7) geen betrouwbare bron. De meeste andere moderne auteurs geven zeer weinig details. De naam 'Pierre Cornaille' komt, zo lijkt het, alleen maar voor in de teksten van Motley, vertalingen gebaseerd op Motley of mensen die Motley klakkeloos overnemen. Wat mij echter opviel is dat er in oudere teksten wordt gesproken van ene Jan/Jean Soreau. Ik zet ze hier maar even op een rijtje.

David 1864[brontekst bewerken]

[p. 348]...omstreeks half December, [gaf Margartha van Parma bevel](1) aen Noircarmes de plaets [Valencijn] te belegeren en met geweld te onderwerpen(2). De stedelingen waren of schenen ten minste daer zeer gerust in, staet makende op de stevigheid hunner vesten en meteen op de hulp van anderen(3). Inderdaed, terwyl Noircarmes te St. Amands by Condé krygsmagt verzamelde, kwamen er talryke burgerbenden uit Fransch-Vlaenderen toegeloopen, opgeleid door een woestaert met name Ambroos Corneille, die van yzersmid predikant, en van predikant legeroverste geworden was, doch zoo min van 't een als van 't ander verstand had. Hun inzigt was, om de aendacht van Valencyn af te wenden, Ryssel te

(1) By ordonnantie van 14 December verklaert zy de Valencyners vyanden des konings, enz. Zie een uittreksel van het stuk by Strada, bl. 184, en geheel den inhoud by Bor, Nederlantsche Oorloghen, uitgave van 1621, vlgg. I, fol. 94 verso.
(2) Zie Strada, bl. 183, die daeromtrent in byzonderheden treedt. Zie mede Vander Haer, bl. 394, vlgg.
(3) Zie Burgundus, bl. 168-69.

[p. 349] verrassen, waertoe de sectarissen van Doornik hun de hand moesten leenen en reeds op weg waren, toen de gouverneur der eerstgenoemde stad, de heer van Rasseghem (1), met een handvol volks uitgegaen zynde hun niet alleen den pas afsneed, maer de ongebonden menigte zonder moeite versloeg. Bykans op hetzelfde oogenblik werden die van Doornik, ten getalle van dry à vier duizend, onder het geleide van zekeren Jan Soreau, te Lannoy(2) ingehaeld door den van alles in tyds verwittigden Noircarmes, die hen, aen 't hoofd van tien vendels voetvolk en zeshonderd ruiters, overviel, verwon en als slagtvee deed neêrhakken(3). Hiermede was dan ook de magt van Doornik gebroken, dat eerlang, namelyk den 2den January 1567, eene bezetting innam en de wapens neêrlei om grootere onheilen voor te komen(4).

(1) Zie hiervoren, bl. 298, aenteek. 2. (2) Tusschen Ryssel en Doornik. (3) Zie Strada, bl. 184-85.

Daarbij wil ik allereerst opmerken dat David een Vlaamse (Vlaamsgezinde) katholieke priester was die soms wel naar Motley verwees (meer bepaald een Franse vertaling van Motley uit 1859), maar hem zelden vertrouwt. In een voetnoot op p, 68 schrijft David bijvoorbeeld: "Des prinsen groote voorstander en bewonderaer Lothrop Motley, in zyne Hist. de la fondation de la république des Provinces-Unies (uitgave van Parys, 1859), beweert (I, bl. 265) dat het vertoog der Staten door Oranje zelf onderteekend was; maer hy brengt daer geene bewyzen voor by, en de zaek is op zich zelve onwaerschynlyk." In een andere voetnoot op p. 73 schrijft David: "Motley en Prescott, afgaende op de getuigenis van den onbeschaemden leugenaer Emmanuel van Meteren, beweren dat de koning zyne spyskamer deed voorzien van vyftien-duizend kapuinen, wat zeker belachelyk is." In dit relaas van de slag bij Lannoy verwijst David nergens naar Motley, maar alleen naar Strada (katholiek), Bor (protestant), Vander Haer (katholiek) en Burgundus (waarschijnlijk van de Ingolstadtse professor Nicolaus Burgundus Historia Belgica ab anno MDLVIII (1633), die vast ook wel katholiek zal zijn geweest).

Er is geen sprake van een 'Pierre Cornaille'. Wel van een 'Ambroos Corneille, die van yzersmid predikant, en van predikant legeroverste geworden was'. Deze zou echter betrokken zijn geweest bij een slag met de troepen van Rasseghem (Rassenghien, Maximiliaan Vilain), wat waarschijnlijk de slag bij Wattrelos op 27 december zal zijn geweest, niet de slag bij Lannoy die David in de volgende zin expliciet aan 'zekeren Jan Soreau' toeschrijft. David stelt dat beide gevechten 'bykans' (=bijna) 'op hetzelfde oogenblik' plaatsvonden; dat is verenigbaar met de 2 dagen verschil uit andere bronnen. Ik dacht zelf nog even dat met deze 'Ambroos Corneille' wellicht Ambrosius Wille werd bedoeld, die in deze tijd als calvinistisch predikant actief was in Doornik, maar dat lijkt uitgesloten. Corneille was ijzersmid, predikant en legeraanvoerder; Wille was koksjongen, theologiestudent en predikant. De overeenkomst in voornamen en 'beroep' als predikant kan aan toeval worden geweten; het feit dat David onderscheid maakt tussen 'die van Doornik' (waartoe Wille behoorde) en de groep van Corneille die probeerde Rijssel te verrassen benadrukt wederom het verschil. Ik zal later nog wel meer bronnen toevoegen ter analyse. Mvg, Nederlandse Leeuw (overleg) 2 aug 2022 01:35 (CEST)Reageren

Kuttner 1949[brontekst bewerken]

Op het bericht, dat Noircarmes naderde, besloten de aanvoerders van de hoop bij Doornik, de strijd te vermijden. Zij trokken zich terug in de streek van Rijssel en poogden in het stadje Lannoy een steunpunt te vinden - op zich zelf een goed plan. Maar het stadje sloot voor hen zijn poorten, en zo bleef er niets anders over dan in een zo stevig mogelijke positie de aanval van de tegenstander af te wachten. Men was alleen al daarom op het defensief aangewezen, omdat de opstandelingen slechts over zeer weinig ruiters beschikten, terwijl Noircarmes juist sterk aan cavalerie was. Volgens de mededelingen van Largilla, een stafofficier, beschikte hij bij Lannoy over duizend ruiters,

[p. 387] bovendien nog over honderd bereden haakbusschutters van de lijfwacht der regentes en ten slotte over tien vendels infanterie [P. de la Barre, II 121, no. LVI]. Gaspard de Robles, die eveneens aan het gevecht deelnam, geeft Noircarmes nog een compagnie ruiters meer en bovendien nog een vendel infanterie, doch hij merkt daarbij op, dat twee vendels slechts honderd man telden [C.C. Gr. II 188]. Alles bij elkaar beschikte Noircarmes over ongeveer 3000 man, waarvan een derde te paard, allemaal geoefende troepen. Het kon dus niet moeilijk vallen daarmee 3500 man ongeregelde troepen in het open veld te verslaan.

Kuttner voegt daar nog veel details en voetnoten aan toe over aantallen troepen en manoeuvres, maar ook wie de ooggetuigen waren (zo te zien allemaal regeringsofficieren) en wat zij erover schreven. Daarbij is op de merken dat Kuttner schreef vanuit een marxistisch perspectief dat in alles een klassenstrijd zag en daarbij koos hij vaak de kant van de protestanten (die hij zag als het 'proletariaat' dat in opstand kwam tegen de heersende klassen van katholieke hoge adel en clerus). Over de rebellenleiders zei Kuttner dit op p. 382:

De onderneming werd deels door een groep notabelen uit Doornik, zoals Jehan Soreau en Robert Thérier [of Thierry] geleid, deels door een klein aantal edelen van de radicale vleugel van de Geuzenbond, waaronder de heer van Escaubeque, een vertrouwensman van graaf Hoorne, als leider fungeerde. Toch hield deze zich meer op de achtergrond, naar buiten trad zijn majordomus Remault meer naar voren, die samen met Thérier als recruterings- en werfofficier optrad. Wij zien ook een proletarische leider ten tonele verschijnen, de smid-predikant Cornille. Daarnaast spelen plaatselijke leiders als Jean Denys uit Hondschoote, de familie Wattepatte en de schepen Noël Creton uit Laventhie een rol.

We hebben hier dus zowel een Jehan Soreau als een smid-predikant Cornille. Welke rollen zij precies speelden in de gevechten maakt Kuttner verder niet duidelijk, hij schrijft over groepen, niet individuen. Nederlandse Leeuw (overleg) 2 aug 2022 02:04 (CEST)Reageren

Montanus 1612 (interpolatie Guicciardini 1567)[brontekst bewerken]

Ende hoe wel van noodts weghen by de Gouvernante de artijckelen gheapprobeert werden, soo en is nochtans den oproer daer mede niet ghestilt geweest. Waer door de stadt van Valencijn beleghert wesende, als Gheconfedereerde ende Bontghenooten, die van Doornick met eenighe uyt West Vlaenderen, om die van Valencijn ontset te doen, uytgetrocken zijn. Dan alsoo het meest nieuw onervaren krijchsvolck was, ende sonder goede order, ende voornamelijck kloecke Hoofden oft Capiteynen, hebben zy luttel uytgerecht, maer zijn vanden Heere van Rassegem van d'een zyde, ende van Noircarmes (die met thien vaendelen ende etlijcke benden peerden bestemt was) van d'ander zyde bespronghen[+], verslaghen ende verstroyt gheweest, daer etlijcke honderden doot bleven, tusschen Waterloo ende Lannoy. Den Capiteyn Jan Soreau quam noch daer van, ghequetst zijnde. De vlucht was meest op Doornick, daer vele haer salveerden: maer korts daer na werter[+] krijchsvolck tot Doornick inghebrocht door het Casteel, waer by die van der Religie uyt Doornick gantsch verjaecht ende verdreven werden, vele ghevanghen ende ter doodt gebrocht.

+ Nederlage der Geusen te Waterloo ende Lannoy, die Valencijn wilden helpen.
+ Tot Doornick komt krijchsvolck in.

De hier bovenstaande passage is niet te vinden in de Italiaanse editie van 1588 (toen Guicciardini nog leefde), zie p. 345–348. De Italiaanse versie van 1588 en de Nederlandse van 1612 beginnen tekstueel inhoudelijk uiteen te lopen vanaf ongeveer het jaar 1521, fr:Siège de Tournai (1521), toen Hendrik III van Nassau-Breda Doornik veroverde namens Karel V. Guicciardini (1588) vermeldt vervolgens dat er Staten van Doornik en het Doornikse waren, citeert een Latijns document uit 1549 (MDXLIX) van prins Filips (de toekomstige koning Filips II) waarin Filips belooft een goede landsheer te zijn en alle dingen te doen die een fidelis Dominus, Flandriæ, & dominus ciuitatus & prouinciæ Tornacensis facere tenetur: sic me Deus adiuuet, & omnes sancti eius. [p. 347]. Vervolgens citeert Guicciardini in 16e-eeuws Frans de reactie van de Staten van Doornik in gelijkaardige bewoordingen dat zij goede onderdanen zullen zijn van hun toekomstige heer (tres-illustre Prince nostre future, droicturier, & souuerain Seigneur, Philippe Prince de Spaigne [...] &c. Seigneur de Tornai, & Tornasis [...] & ferons tout ce que bons subiectz sont tenus de faire a leur droicturier, & souuerain Seigneur, & Prince naturel: ainsi nous veuille Dieu ayder, & tous les Saincts. Dan volgt een witregel en begint Guicciardini te vertellen over Mortaigne è situata nel paese Tornasi, in su la Schelda.... Montanus vertelt niets over de Staten van Doornik en het Doornikse of de wederzijdse verklaringen van toekomstige prins en onderdanen, maar komt met een flashback naar verschillende eerdere momenten in de Doornikse, Vlaamse, Franse en Bourgondische geschiedenis en begint dan plots te vertellen: In den jare 1566 oock mede seer groote beeldtstormerye gheweest is tot Doornick ende in het land van Tournaisis, invoerende de predicatie van de Protestanten... Zeer waarschijnlijk heeft Montanus de tekst van Guicciardini flinkt zitten bewerken omdat hij graag iets over deze gevechten wilde vertellen (en zijn verhaal loopt door tot het Beleg van Doornik (1581); pas daarna schrijft Montanus [p. 326]: In het lant van Tournaisis op de Schelde is gheleghen Mortaigne...) en wilde uitwissen dat de Staten van Doornik en het Doornikse expliciet trouw hadden gezworen aan Filips II. Het is echter ook mogelijk dat de wederzijdse verklaringen van trouw niet voorkwamen in de oorspronkelijke editie van Guicciardini van 1567 (waar ik helaas nog geen origineel exemplaar van heb gevonden), maar deze er pas voor zijn latere editie van 1588 aan heeft toegevoegd; dan heeft Montanus geen omissie gepleegd, maar alleen een interpolatie. Guicciardini had in 1567 en zeker in 1588 al best over de gebeurtenissen van 1566 kunnen schrijven als hij had gewild, maar heeft daar kennelijk (bewust?) niet voor gekozen. Het belangrijke van deze passage die dus evident door Montanus in 1612 is toegevoegd is dat hij een ouder verslag van de gevechten bij Wattrelos en Lannoy geeft dan de meeste andere vroege auteurs zoals Strada en Hooft. Er is geen sprake van een Cornaille/Corneille/Cornille, ook geen Denys, alleen van een Capiteyn Jan Soreau die gewond raakte maar het overleefde. Omdat Montanus echter geen bronnen opgeeft, is de betrouwbaarheid ervan dubieus. Letterlijk gelezen impliceert Montanus ook dat het één gevecht was dat ergens tussen Wattrelos en Lannoy plaatsvond tussen één geusen-leger dat van twee zijden tegelijk werd aangevallen door Rassegem en Noircarmes. Dat spreekt de andere bronnen tegen die het op twee aparte gevechten bij Wattrelos respectievelijk Lannoy (niet 'tusschen') met 2 dagen verschil houden. Nederlandse Leeuw (overleg) 2 aug 2022 10:15 (CEST)Reageren

Strada 1632 / Aalst 1655[brontekst bewerken]

Famiano Strada 1632, vertaald door Willem van Aalst 1655, De thien eerste boecken der Nederlandtsche oorloge. Het Seste Boeck. p. 372–374:

[p. 372] ...Welcke dreygementen oock niet te vergeefs geweest zijn ; want korts hier na , vertoonden haer ontrent nemen de Doornick in de wapenen, vier duysent Geusen, onder wapenen het beleydt van eenen Ioannes Soreau. Haer voornemen was Rijssel, het Hooft van Walsch-Vlaenderen t'overvallen, waer toe eenige rijcke Kooplieden in de selve nemen op Stadt wonende, in haren Kercken-rạedt goede hope gaven; en de saecken aldus beleyt hadden: als op sekeren dagh, wanneer Maximilianus van Raßingem haren Gouverneur uyt der Stadt moghte zijn, de Calvinisten als dan in meerder menighte als sy gewoon waren, na hare Velt-predicatien buyten gaen souden; daer haer in't wederkeeren het voorseyt volck van Doornick by voegen moesten: en dat de selve Kooplieden onderwijlen toesien souden, dat de Stadts-poorten voor de wederkeerders niet toegesloten wierden. Voorts om den Heer van Rassingem werck te geven, soo moesten oock eenige

[p. 373] eenige andere Geusche Benden uyt Armentiers in de Casselrije van Rijssel vallen. Maer de Gouvernante van dit alles te voren verwittight zijnde, beveelt aen Norkermes, dat hy met een deel van't volck , met 't welck hy Valencijn belegerde, het voornemen der vyanden ontmoeten, doch sich eerst met den Heere van Rassingem beraden soude. Rassingem sulcks van’t Armentiers krijghs-volck vernemende, is sonder lang beraedt, met hondert en vijftigh voet-knechten, en ontrent de vijftigh vyer-roers te paert den vyandt tegen gegaen, en de selve by 't Dorp Waterloo vindende, verslagen. Die van Armentiers waren boven de dry hondert sterck, doch meest in den krijghs-handel onervaren, haren Aenleyder was eenen meester Cornelis, die van een Grof-smit in korten tijdt een Calvinische Predicant, en van Predicant een krijghs-overften geworden zijnde, in den Oorloge even soo ervaren zijnde , als hy korts te voren in 't Euangelie te predicken geweest was. Want metten eersten aenval verbaest zijnde , nam dese gewapenden haes de vlucht, twee hondert dertigh van de sijnen verslagen latende, en voorts uytgeschut zijnde, gaf aen Rassingem sonder eenige bloedt-stortinge de overhandt. Na 't welcke hy het krijghs-volck verblijdt en met haer vyandts roof beladen binnen Rijssel gekomen zijnde , heeft de Heere van Rassingem aldaer meer der vreese veroorsaeckt, als was d'eere by hem verkregen in't verslaen van soodanige plompaerden. Soo dat het voornemen der Kercks-gesinden hier mede gebroken, het leger van Doornick uyt de Casselrije van Rijssel na't Stedeken Lanoy geweken is; 't welcke alloo't de poorten gesloten hiel, terwijle dat Soreau met de sijnen het selve bevocht, heeft Norkermes tijdt gewonnen haer te achterhalen. Maer eer hy noch by haer quam, en den Heere van Rassingem uyt eenige gevangenen van Armentiers verstaen hadde, dat de Geusen van Doornick oock op wegh waren; was hy hen dadelick met al't volck dat hy uyt het Landt by een konde krijgen, recht tegen getrocken, niet wetende dat Nor

[p. 374] kermes uyt het belegh van Valencijn ten selven eynde aenquam. En 't gebeurde als doen dat eenige ruyters , die na krijghs-gebruyck, van den Heer van Rassingem voor uytgesonden waren, om den wegh te verseeckeren, en des vyandts macht te ondersoecken, den avondt, onder diergelijcken hoop ruyters van Norkermes geraeckte; en gelijck de nacht en het achterdencken voorder kennisse belettede, vermoedden elck anders vyandts Spions te wesen; hebben weder-zijdts los-gebrandt, en malkanderen aldus meer vervaert gemaeckt , als leedt gedaen hebbende, zijn van den anderen gescheyden. Welck geval den Heere van Rassingem in twijffel houdende, soo kreegh Norkermes ondertusschen seeckere tijdinge dat den vyandt voor Lanoy lagh , waer hy hem na toe haestede , en terwijl' hy sijn volck in slagh-orden stelde , soo bemerckte hy dat de Geusen, die tot een openbare veldt-slagh te onsterck waren , haer allengskens tot een engte en besloten plaetse, die van achter met een bosch bewaert was, vertrocken; des hy dry Benden vyer-roers die met eenige piecken vermengt waren, op hen gesonden heeft, hy met de ruyterije volgende. In den eersten aen - stoot en droegen haer de Geusen niet qualick met het af-schieten van eenige kleyne stuckskens geschut , die sy voor den ingang gestelt hadden; ja hoe wel daer na de plaets der gener die daer doodt bleven, kloeckelick vervult wierden, soo dat se het volck van Norkermes sonder swarigheydt afweerden: is ten laetsten de piecken den ingang overweldight, en de selve soo voor de ruyterije, als voor het ander voet-volck geopent hebbende , hare slagh-orden gebroken , en het volck verstroyt : op de vlucht, in de welcke gemeynelick meer gevaers als in een vollen slagh pleegh te zijn, wierden se als verstroyde schapen neder-gehouwen : haren aenleyder Soreau met weynige anderen zijn door 't bosch en andere wegen ontkomen. Norkermes , niet als ses mannen verloren hebbende , en daer tegens negen vaendelen, twintigh veldt-stucken, en

We vinden hier een Cornelis, grof-smid die predikant en toen krijgsoverste werd, zonder verstand van de laatste twee (wat David 1864 herhaalde), die zich tijdens het gevecht bij Wattrelos (Waterloo) als 'een gewapende haas' uit de voeten maakte. Zijn bende was meer dan 300 sterk en kwam uit Armentiers (Armentières). Zij waren volgens Strada bedoeld als afleidingsmanoeuvre voor Rassegem, zodat de "vier duysent Geusen, onder wapenen het beleydt van eenen Ioannes Soreau" van Doornik konden oprukken naar Rijssel om die hoofdstad van Waals-Vlaanderen te bezetten (en blijkbaar dus niet direct naar Valencijn in Henegouwen om het te ontzetten, hoewel de bezetting van Rijssel blijkbaar wel was bedoeld om de druk op Valencijn te verminderen). Je zou kunnen zeggen dat de afleidingsmanoeuvre was geslaagd, maar een krijgsgevangene uit Armentiers verklapte Rassegem blijkbaar 'dat de Geusen van Doornick ookc op wegh waren'. Toen gebeurde er iets wat blijkbaar niemand anders dan Strada vermeldt: de verkenners te paard van Rassegem en Noircarmes stuitten in hun zoektocht naar de geuzen van Doornik per ongeluk op elkaar en beschoten elkaar (dit friendly fire incident zal dan vermoedelijk op 28 of 29 december hebben plaatsgevonden); Rassegem trok zich terug, maar Noircarmes rukte op naar Lannoy, omdat hij hoorde dat de Doornikse geuzen een beleg voor Lannoy hadden geslagen ('seeckere tijdinge dat den vyandt voor Lanoy lagh'. 'Voor een stad liggen' betekent doorgaans 'een stad belegeren' of 'een beleg slaan voor een stad'). Strada stelt dat de Doornikse geuzen afzagen van een aanval op Rijssel en besloten Lannoy te bezetten na de overwinning van Rassegem bij Wattrelos en zijn terugkeer in Rijssel, maar volgens Kuttner deden ze dat n.a.v. het bericht dat Noircarmes naderde. Strada zegt dat de Doornikse geuzen Lannoy begonnen te belegeren toen het haar poorten sloot ('Stedeken Lanoy [hield] de poorten gesloten, terwijle dat Soreau met de sijnen het selve bevocht'), terwijl Kuttner beweert dat ze zich defensief opstelden voor een veldslag met de troepen van Noircarmes die eraan kwamen ('Op het bericht, dat Noircarmes naderde, besloten de aanvoerders van de hoop bij Doornik, de strijd te vermijden. Zij trokken zich terug in de streek van Rijssel en poogden in het stadje Lannoy een steunpunt te vinden - op zich zelf een goed plan. Maar het stadje sloot voor hen zijn poorten, en zo bleef er niets anders over dan in een zo stevig mogelijke positie de aanval van de tegenstander af te wachten'.) Deze visies zijn onverenigbaar. Strada lijkt mij betrouwbaarder; de stelling dat de geuzen een neutrale stad (Lannoy) hebben aangevallen zonder te weten dat Noircarmes eraan kwam (sterker nog, dat Noircarmes pas wist waar ze waren nadat iemand hem had verteld dat het geuzenbeleg van Lannoy al begonnen was) paste wellicht niet in het straatje van Kuttner, die sterk met de geuzen sympathiseerde. Strada is neutraler en meldt bijvoorbeeld het friendly fire incident dat niet bepaald gunstig is voor de Habsburgse/katholieke zijde. Kuttner verwijst meerdere malen (minstens zes keer) naar Strada in zijn boek en raadpleegde Strada's werk dus, maar niet in hoofdstuk XLVII dat gaat over de veldslagen bij Wattrelos en Lannoy. Ik vermoed dat Kuttner enkele bewust partijdige omissies heeft gepleegd om de geuzen in een beter daglicht te stellen. Dat er 'niets anders over bleef om [defensief]... de tegenstander [Noircarmes] af te wachten', is onwaar; Strada beweert dat de geuzen (offensief) Lannoy belegerden. Daartoe hadden zij ook wel enige middelen: 'twintigh veldt-stucken en twee tonnen met bosse-kruyt' of eerder 'eenige kleyne stuckskens geschut'. Daarmee kun je vermoedelijk wel een stadje belegeren. Kuttner noemt alleen musketten en het feit dat de geuzen geen 'vuurdiscipline' hadden om tegelijk te schieten. Waarom negeert hij Strada's artillerie hier? Als hij Strada's verslag niet vertrouwde, dan zou een goed historicus in de kantlijn hebben vermeld waarom niet. In voetnoot 93 geeft Kuttner bijvoorbeeld aan dat Largilla, Robles en Payen het oneens zijn over Noircarmes' troepensterkte, maar hij motiveert niet waarom hij Strada's vermelding van 20 stuks veldgeschut onwaarschijnlijk vindt en dus niet in zijn hoofdtekst vermeldt. We mogen aannemen dat hij van Strada's volledige werk op de hoogte is omdat hij er minstens 6x naar verwijst, dus er lijkt sprake te zijn van een bewust verzwijgen. Nederlandse Leeuw (overleg) 2 aug 2022 12:27 (CEST)Reageren

PS: Ter vergelijking een Engelse vertaling van Strada uit 1650: De Bello Belgico. The History of the Low-Countrey Warres. Book 6. p. 6-7. Dit is vooral handig om te begrijpen wat er in het Nederlands van 1655 staat waar dat niet duidelijk is. Dit bevestigt mijn interpretatie van Aalsts vertaling. Nederlandse Leeuw (overleg) 2 aug 2022 13:03 (CEST)Reageren

Pirenne 1909[brontekst bewerken]

Niet echt een 'bron' maar wel interessant: Pirenne, Geschiedenis van België. Deel 3. Hoofdstuk III. Calvinisten en Geuzen. IV. [p. 439–440]:

[p. 439]... Overigens zijn [de protestanten] meester, in het zuiden des lands, van twee groote Waalsche steden: Doornijk en Valencijn, waar de nieuwe leer zoo vroegtijdig ingang vond(4); beide weigeren de door de landvoogdes gezonden bezettingen te ontvangen, en blijven in betrekking met de Fransche Hugenoten. Te Valencijn, waar de twee befaamde geestelijken Guido de Bray en La Grange verblijven, heeft het consistorie het bestuur der gemeente bemachtigd en,

(4) Te Doornijk schat men, dat de vijf zesden der inwoners Calvinisten zijn. Groen: Archives, deel II, 217.

[p. 440] in December, is Noircarmes dit Nederlandsch Geneve komen belegeren. De regeering schrikt dus niet terug vóór een godsdienstoorlog, die haar vroeger zoozeer verontrustte. In de meeste provinciën heeft de hervormde eeredienst opgehouden. De predikanten worden vervolgd. Egmond zelf doet daaraan mee: hij laat er een hangen in Vlaanderen en ook “de niue schueren, daer zy in preecten” afbreken(1). De Calvinisten aanvaarden den strijd. Lodewijk van Nassau werft huurlingen in Duitschland; gewapende benden rukken op, om Valencijn te ontzetten. Op 27 en 29 December worden er twee in de pan gehakt door de bezetting van Rijsel en door de troepen van Noircarmes te Wattrelos, en te Lannoy. Op 2 Januari 1567 brengt Noircarmes bij verrassing eene bezetting in Doornijk.

(1) Van Vaernewijck: Beroerlicke tijden, deel II, blz. 112.

Omdat Pirenne lange tijd de toonaangevende historicus van België is geweest, is zijn perspectief op de zaken relevant. Nederlandse Leeuw (overleg) 2 aug 2022 13:26 (CEST)Reageren