Overleg:Troubadour

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Aan de bloeiperiode van de de troubadours in Aquitanie kwam een eind door de kruistocht tegen de Katharen.

Algemene opmerkingen[brontekst bewerken]

Geen fouten, wel wat onnauwkeurigheden.

Zucchetto verwijst ook naar een andere etymologische verklaring: volgens hem werd troubadour afgeleid van het Latijnse tropare, wat tropen (liturgische zangen) maken betekent. De vrouwelijke vorm van troubadour is overigens trobairiz.

Verder acht ik het belangrijk te vermelden dat de troubadourcultuur oorspronkelijk ontstond in Zuid-Frankrijk (o.a. Aquitanië), zich dan uitbreidde naar het Iberisch schiereiland (waar men sprak van torvodores) en later pas voet aan land kreeg in Noord-Frankrijk, Vlaanderen en Duitsland (resp. trouvère, min(ne)streel en Minnesänger).

De troubadour was in de eerste plaats een scheppende kunstenaar die echter naast talent ook de regels diende te beheersen en van lagere dan wel hogere komaf kon zijn - dit in tegenstelling tot de jonglar die "goochelde" met teksten van anderen (en bijgevolg niet creatief was) en meestal van lagere komaf was. De troubadourspoëzie was van instrumentaal belang in het geven van een identiteit aan de ridderklasse, voorheen een groep die zich ontwikkeld had uit de hogere adel en die zich wou manifesteren tegenover de gente nova. Door de troubadours werd een beeld van ridderschap opgehangen dat tot de dag van vandaag persisteert: de manhaftige ridder die zij vorst loyaal is. Dat ideaal werd dan verder door de Kerk gechristianiseerd (zie de kruistochten). In de troubadourspoëzie schonk men veel aandacht aan de fin'amor, ook wel als hoofse liefde omschreven, die neer kwam op een bijna feodale verhouding tussen de verhevener (en dus onbereikbare) dame en de ridder die zijn hart aan haar had verpand. Opgemerkt dient hierbij dat het hier om een moedwillig platonische verhouding ging: de ridder/poëet kreeg door zijn dame inspiratie en gevoelens, en de kracht om die gevoelens gloedvol te verwoorden.

Modellen en stijlen van de troubadourskunst zijn canso, planh en alba. Uit deze modellen en voornoemd besef van de regels ontwikkelden zich drie poëtische stijlen: de trobar leu (open, helder), de trobar ric (rijk en poëtisch) en de trobar clus (gesloten, hermetisch). Verder won een strikt beregeld metrum, rijmschema en de zgn. Natureingang aan belang.

Een voorbeeld van een hermetisch canso (Raembaut de Vaquieras):

Mei mag dan stralen In groene dalen Vol vogelliederen Met bloesempralen...

Dit is meteen ook een voorbeeld van een Natureingang (later ook door o.a. Hadewych gebruikt): een liefelijk sfeerscheppend natuurtafereeltje dat de ideale omstandigheden van de liefde wil oproepen.


De troubadourskunst is een bij uitstek elitaire kunst: in onze streken is bijvoorbeeld Hertog Jan I van Brabant bekend, naast Hendrik van Veldeke.

Een verklaring voor het ontstaan van de troubadourskunst - een vreemde profane toon binnen een bij uistek religieus literair klimaat - is er niet echt. Volgende lijken waarschijnlijk:

(a) De invloed van de Arabieren - lees: de Moren - wiens cultuur veel verder gevorderd was. Deze hypothese blijft twijfelachtig; (b) Dit is een manifestatie van een feodaal klimaat, waarbij bewondering voor de vrouwe van de leenheer vanwege de vazal ook de onderlinge vriendschaps- en trouwheidsbanden versterkt; (c) De beperkte huwelijksmogelijkheden waardoor vele jongemannen een eenzaam en gefrusteerd bestaan leidden. De gunst van de vrouwe verwerven liet de kans op een huwelijk stijgen. (d) De opvoedkundige waarde van de teksten die beschouwd worden als de uitdrukking van een nieuwe cultuur die de hoffelijkhed("cortesia") hoog in het vaandel droeg.


P.S. De opmerking dat door de vervolging van de ketterse Katharen de troubadourscultuur de kopin gedrukt werd, is correct.

Brechtdg 01-12-2005 18:07