Portaal:Shakespeare/Sonnet van de week 15

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Sonnetten van Shakespeare, 1609

Sonnet 6 maakt deel uit van de sonnetten van Shakespeare die voor de eerste keer in 1609 werden gepubliceerd. Het is het zesde uit de reeks van 17 sonnetten van Shakespeare die in het Engels de procreation sonnets (letterlijk: voorplantings-sonnetten) worden genoemd. Ze zijn geschreven voor een jongeman, en raden hem dringend aan snel te gaan trouwen en kinderen te krijgen, zodat hij zijn schoonheid kan doorgeven aan de volgende generatie.

De openingszin van dit sonnet sluit aan bij de slotzin van het vorige sonnet, waardoor ze als het ware een gekoppeld sonnet vormen. In sonnet 6 wordt immers verdergebouwd op het thema van het vorige sonnet: het effect dat de winter op de zomer heeft. De zomer staat hier symbool voor de jeugdige schoonheid van de jongeman, die, als hij de tijd zomaar laat voorbijvliegen en niets onderneemt om zich voort te planten, snel lelijk zal worden. Voor dit laatste staat de winter symbool. Door kinderen te krijgen, wordt de schoonheid doorgegeven aan de volgende generatie, waardoor de winter er geen vat kan op krijgen. Tien kinderen zouden zijn vreugde vertienvoudigen, omdat ze elk als een soort schoonheidsspiegel zouden dienen. Door het krijgen van kinderen kan hij zelfs de dood overwinnen, omdat zijn schoonheid verder blijft leven in die van zijn nageslacht.

Sonnet 6[brontekst bewerken]

Sonnet 6

Then let not winter's ragged hand deface,
In thee thy summer, ere thou be distilled:
Make sweet some vial; treasure thou some place
With beauty's treasure ere it be self-killed.
That use is not forbidden usury,
Which happies those that pay the willing loan;
That's for thy self to breed another thee,
Or ten times happier, be it ten for one;
Ten times thy self were happier than thou art,
If ten of thine ten times refigured thee:
Then what could death do if thou shouldst depart,
Leaving thee living in posterity?

Be not self-willed, for thou art much too fair
To be death's conquest and make worms thine heir.