Portaal:Shakespeare/Sonnet van de week 2

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Sonnetten van Shakespeare, 1609

Sonnet 7 maakt deel uit van de sonnetten van Shakespeare die voor de eerste keer in 1609 werden gepubliceerd. Het is de zevende uit de reeks van 17 sonnetten van Shakespeare die in het Engels de procreation sonnets (letterlijk: voorplantings-sonnetten) worden genoemd. Ze zijn geschreven voor een jongeman, en raden hem dringend aan snel te gaan trouwen en kinderen te krijgen, zodat hij zijn schoonheid kan doorgeven aan de volgende generatie. In sonnet 7 vergelijkt de dichter de levensloop van een mens met de weg die de zon op een dag aflegt. Aanvankelijk is de zon nog jong en wordt door iedereen bewonderd, net als de jonge, krachtige man. Naarmate de man ouder wordt, heeft hij net als de zon alleen maar de nacht (de dood) in het vooruitzicht, en dan wordt ook hij vergeten. Om te vermijden dat iedereen hem vergeet, moet een man een zoon nalaten.

Sonnet 7[brontekst bewerken]

Sonnet 7

Lo! in the orient when the gracious light
Lifts up his burning head, each under eye
Doth homage to his new-appearing sight,
Serving with looks his sacred majesty;
And having climb'd the steep-up heavenly hill,
Resembling strong youth in his middle age,
yet mortal looks adore his beauty still,
Attending on his golden pilgrimage;
But when from highmost pitch, with weary car,
Like feeble age, he reeleth from the day,
The eyes, 'fore duteous, now converted are
From his low tract and look another way:
So thou, thyself out-going in thy noon,
Unlook'd on diest, unless thou get a son.