Naar inhoud springen

Gebruiker:BloemenV/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Arbeidsrisico[bewerken | brontekst bewerken]

Overal waar arbeid wordt verricht, zijn arbeidsrisico's die de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in gevaar brengen van zowel de arbeider of vrijwilliger die de arbeid verricht en/of personen in zijn of haar omgeving, zoals leerlingen, gasten of patiënten. Arbeidsrisico's moeten daarom op grond van de arbeidsomstandighedenwet tot een uiterste minimum beperkt worden. Voor de resterende risico's -die onmogelijk beperkt kunnen worden- is de bedrijfshulpverlening binnen elke organisatie, waar arbeid verricht wordt, verplicht gesteld.

Achter elk risico gaat een veelheid aan verschijnselen schuil, ook al zijn de benamingen van arbeidsrisico's gelijkluidend. Fysieke belasting heet in de bouw wel hetzelfde als in de zorg, maar het gaat in elk branche vaak om hele andere aspecten. Bij het noemen van bepaalde arbeidsrisico's is de context van de risico's van groot belang voor de aanpak van het risico.

Arbo-besluit arbeidsrisico Richtlijn
art.4 gevaarlijke stoffen en biologische agentia 90/269/EEG
art.5 fysieke belasting 2e
art.6 fysische factoren, onder meer lawaai, trillingen, straling,

xxxx

3e
art. ...belasting of gevaar voor 4e
art. ...belasting of gevaar voor 5e
art. ...belasting of gevaar voor xxx
art. ...belasting of gevaar voor xxx
art. ...belasting of gevaar voor xxx
art. ...belasting of gevaar voor 12e

Hieronder lukt het niet om mijn bronnen te plaatsen én de bestaande bron (1) te laten staan


Arbocatalogus[bewerken | brontekst bewerken]

De arbocatalogus is een document, waarin vertegenwoordigende organisaties van werkgevers en werknemers op bedrijfstak of sectorniveau vastleggen welke maatregelen er getroffen moeten worden om te voldoen aan de bedoelingen van de arbowet. Dit document moet met positief resultaat getoetst zijn door de arbeidsinspectie. Dit document kan bestaan uit verschillende hoofdstukken met maatregelen bij arbeidsrisico's, wat in de loop van de tijd uitgebreid kan worden met nieuwe hoofdstukken voor maatregelen bij andere, niet eerder behandelde, arbeidsrisico's. Dat geldt ook voor vernieuwde hoofdstukken.

In een arbocatalogus leggen werkgevers en werknemers in Nederland per bedrijf of branche vast hoe zij aan de doelvoorschriften van de Arbowet kunnen voldoen.[1] Met doelvoorschriften wordt bedoeld dat veel wettelijke voorschriften wel aangeven wat de bedoeling is, maar niet aangeven hoe dat doel kan worden bereikt. Om die reden worden doelvoorschriften onderscheiden van bijvoorbeeld middelvoorschriften. Middelvoorschriften geven aan welke middelen kunnen worden gebruikt om bepaalde doelen te bereiken.

  • Voorbeeld 1: veel lawaai is een belangrijk risico omdat de werknemer daar (vaak veel later) slechthorend of doof van kan worden. Daarom staat er in de wet -als doelvoorschrift- dat vanaf een geluidsniveau van 80 dB(A) gehoorbescherming verplicht is. Dat is dus een heldere wettelijke grens. Vertegenwoordigende organisaties van werkgevers en werknemers op sectorniveau kunnen nu in hun arbocatalogus zélf vastleggen dat zij binnen hun branche of bedrijfstak een geluidsniveau van 75 dB(A) gehoorbescherming verplicht is in hun bedrijf of branche. In de arbocatalogus kunnen de vertegenwoordigende partijen die grens wel verlagen, maar niet verhogen.

Niet bij alle arbeidsrisico's zijn grenswaarden vast te stellen en daarom zijn er ook globale doelvoorschriften in de wet vastgelegd. Voor die arbeidsrisico's kunnen vertegenwoordigende organisaties van werkgevers en werknemers op sectorniveau nu zelf in hun arbocatalogus vastleggen dat zij binnen hun branche wel grenswaarden of doelstellingen vaststellen. Tenslotte zijn er ook arbeidsrisico's, waarvoor procesnormen of een procesnormalisatie moet(en) worden overeengekomen. In een procesnorm wordt vastgelegd dat voor een bepaald risico een nadere regeling is vereist.

  • Voorbeeld 2: in de arbowet wordt voor psychosociale arbeidsbelasting (PSA) een procesnorm voorgeschreven. Dat kan een eenvoudige norm zijn, dat de werkgever verplicht is om de ondernemingsraad jaarlijks te informeren over de vraag of zich in het voorgaande jaar rond een bepaald risico problemen hebben voorgedaan en wat de werkgever daar aan heeft gedaan. Een andere norm kan zijn dat de arbodienst bepaalde informatie aan de werkgever verstrekt.

De hierboven aangegeven wijze toont aan dat vertegenwoordigende partijen per branche zelf nadere regels kunnen en mogen stellen om bepaalde arbeidsrisico's aan te pakken, ten einde de risico's tot een minimum te beperken in hun eigen branche.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De arbeidsomstandighedenwet werd enerzijds hoe langer hoe meer ondoorzichtig en anderzijds constateerden werkgeversverenigingen en vakbonden dat -hoe goed bedoeld ook- de regeldruk erg hoog werd. Daarom werd -onder meer- de arbowet per 1 januari 2007 gewijzigd. Er werd vanaf die tijd onderscheid gemaakt in het domein wat door de overheid wordt bepaald, als wetgever, en een privaat domein wat door de sociale partners wordt ingevuld. Met deze oplossing werd door de overheid gekozen om de sociale partners meer verantwoordelijkheid te geven bij de uitvoering van het arbobeleid. Om die reden werd de arbocatalogus ingevoerd, die daarom ook per bedrijf of branche kan worden opgesteld. De veiligheid, de gezondheid en het welzijn bij de arbeid staat hierin centraal.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

In een arbocatalogus staan aanwijzingen hoe de werkgever kan voldoen aan de Arbowetgeving, bijvoorbeeld:

  • een risicoprofiel van de sector
  • mogelijke oplossingen voor veelvoorkomende risico’s binnen de sector
  • een inschatting van de effectiviteit, de kosten en mogelijke leveranciers van de oplossing
  • een overzicht van hulpmiddelen afgestemd op de voornaamste risico’s binnen de sector

Aan de hand van deze aanwijzingen moeten de methoden en oplossingen beschreven staan.

Verantwoordelijkheid en toetsing[bewerken | brontekst bewerken]

De indieners van de arbocatalogus, dus vertegenwoordigers namens het bedrijf of de branche, zijn verantwoordelijk voor de inhoud en publicatie. De arbocatalogus wordt getoetst door de Nederlandse Arbeidsinspectie. Zodra een arbocatologus door de Arbeidsinspectie goedgekeurd is vormt de catalogus het uitgangspunt voor controle op handhaving van de Arbowet.




1.Bij plaatsing onderstaande -wat deels in geciteert uit de beschrijving van Zoudenbalch- zou dat gedeelte eigenlijk bij Zoudenbalch verwijderd moeten worden (of dubbel in Wiki). 2.Ook verbeteren in lijst internaten in Nederland?

Sint-Elisabethgasthuis Utrecht[bewerken | brontekst bewerken]

Het Weeshuis of het Sint-Elisabethgasthuis te Utrecht is in 1491 gesticht door Evert Zoudenbalch(1424 - 1503). In de Noordelijke Nederlanden is dit het eerste echte weeshuis omdat de zorg voor weeskinderen apart vermeldt wordt in de stichtingsakte. Het weeshuis was bestemd voor alle ellendighe weeskynderen, knechtkens en meechdekens, die van alle menschelicken troost verelaten zyn". Het weeshuis was behoorlijk groot en bestond uit drie rondom een binnenplaats gelegen vleugels die grensden aan het Achter Clarenburg en de Korte en Lange Elisabethstraat met een bijbehorende kapel. Het complex lag naast het kasteel Vredenburg en had in 1577 sterk te lijden van de verwoesting van het kasteel. Vandaag de dag is alleen een deel van de zuidelijke vleugel over. Het weeshuis verhuisde na 1577 naar Oudegracht 245 (later Gereformeerd Burgerweeshuis), thans het Tivolicomplex.


De predikantsborden zijn in vele Protestantse kerkgebouwen in Nederland geplaatst ter nagedachtenis aan de predikanten die in dat kerkgebouw pastoraal werkzaam zijn geweest. Dat is omdat een dergelijke opdracht in de Bijbel geschreven staat, te weten in het bijbelboek Hebreeën, hoofdstuk 13, het 7e bijbelvers, waar geschreven staat: “Denk aan uw voorgangers, die het Woord van God tot u gesproken hebben” (Herziene Statenvertaling).


Ans Rosendahl[bewerken | brontekst bewerken]

Anna Elisabeth (Ans) Rosendahl (22 april 1910 te Amsterdam - 6-7-1965 te Driehuis)

ongehuwd, Evang.Luth.Kantoorbediende, correspondente, Amsterdam


(zie werken (arbeid) In twee derde van de Nederlandse huishoudens werken beide partners. In een derde werkt slechts een van beide. Vaak is dat de man, maar in een kwart van de gevallen de vrouw.[bron?]

Wegwerkers

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De taalkundige afleiding van het woord Arbeid stamt van het Indo-Europese woord Ar (=ploeg) en het oergermaanse Orbho (= knecht). In het Oudhoogduits betekent het ook moeite, ongemak. Het Nederlandse woord Arbeid is afgeleid van de Germaanse talen Are Bejd of Ar(a)beit, een situatie van grote nood waarin mensen komen te verkeren die uit hun stam (antropologie) zijn gevallen en –afhankelijk van dienstbaarheid aan vreemden- zich in leven moeten houden. Arbeid heeft dus te maken met inspanning en verlies van geborgenheid. In het Oudhoogduits hebben Arbeid en Armoede –Ar(a)muoti- dezelfde stam (taalkunde). In veel andere talen in Europa talen gebruikt men Arbeid voor woord die pijn, moeite en inspanning aanduiden. Het verwijst ook naar de barensweeën van vrouwen. Dit geldt ook voor –de stam van- het Engelse Labour, het Italiaanse Lavoro als voor het Franse Labeur. In de 12e eeuw komen we voor het eerst het woord Ouvrier (arbeider) tegen. Ook andere wetenschappers zijn het er over eens dat tot ver in de 13e eeuw het Arbeiden gelijk was met werken in de landbouw, bewerken van de grond (aarde), spitten en graven. Onaangenaam bezig zijn en zwaar werken.

Bron o.a. Academia; Het concept arbeid met zijn verschillend connotaties in het centrale conflikt tussen de subjecten en hun instituties. De politieke stem van Dominique Méda door Chris Laperre, 1999, Hfdst. 2.1.1, blz 13-18.

  • Uit: Arbeid, een omstreden begrip door A. Benschop, 1995, blz.12-13)


Internationaal[bewerken | brontekst bewerken]

In Nederland wordt een werknemer ook wel arbeider genoemd.




Johanna Kuiper[bewerken | brontekst bewerken]

Johanna Engelberta Kuiper (Warga, Idaarderadeel, 10 maart 1896 – Semarang, 2 maart 1956), dochter van Abraham Kornelis Kuiper en Henriëtta Sophia Muller, is een schrijfster, feministe, socialiste en verzetsvrouw tijdens de tweede wereldoorlog.

Ze gaf ook steun aan Joodse onderduikers tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Op 18 augustus 2020 besloot de Gemeente Amsterdam de Johanna Kuiperbrug naar haar te vernoemen. In 2015 werd zij postuum onderscheiden met Yad Vashem-onderscheiding.



ook nog invoeren bij Warga----

Lucia Rescia[bewerken | brontekst bewerken]

Lucia Maria Natalina Luciana Bokma-Rescia (8 juni 1902 te Vignole Borbera (Italië) - 7 juli 1995 Amsterdam), was de dochter van Pasquale Rescia en Erminia Fratini, beide woonachtig bij Turijn in Italië. Zij werkte mee aan het Nederlands verzet in de Tweede Wereldoorlog.

Op 3 juni 1926 te Tortona (Italië) is zij gehuwd met Johan Henderik(Jan, later ook Giovanni Enrico) Bokma (28 sep 1901 te Smallingerland – 31 mei 1988 Amsterdam). Hij was, na het behalen van zijn MULO-diploma, ambtenaar of schrijver. Hij vervulde ook zijn militaire dienstplicht bij de Grenadiers.

Lucia kwam rond 15 juni 1926 met haar man naar Nederland en vestigde in Amsterdam op verschillende adressen, en vanaf april 1935 aan de Leidsegracht 117, 2e etage, tot augustus 1939. Toen verhuisde zij vervolgens naar de Prinsengracht 657, 1e etage. Zij en haar man Jan waren overtuigd communist en zij konden zich niet verenigen met de opkomst van het fascisme in Italië.

In alle bescheidenheid deed Lucia verzetswerk. Via de Internationale Rode Hulp kwamen zij regelmatig in aanraking met mensen uit verschillende Europese landen die tegen het fascisme waren, vooral uit Italië. Indien nodig namen zij die in huis in Amsterdam, zelfs als het ging om onderduiken. Ook wisten ze een persoonsbewijs te regelen voor Italianen die naar Nederland kwamen. Door haar beslotenheid kreeg dit pas veel later -via haar familie- nadere bekendheid.




= Nanny Koetsier-Trouw = IN BEWERKING

citaat uit Dagblad Trouw Nannie Koetsier was een verzetsvrouw die zowel in Utrecht als Amsterdam werkte. Ze werkte nauw samen met verzetsman Cees van Drimmelen, die de financiën van de illegale Trouw regelde en ook voor voedsel zorgde voor ondergedoken medewerkers. Koetsier koerierde voor hem en reed ook mee in de estafettedienst van jonge vrouwen die na de spoorwegstaking post en ander illegaal materiaal vervoerden: ze reed om de dag naar Nieuwveen. Vlak voor de bevrijding werd ze samen met Cees van Drimmelen gearresteerd in Utrecht. Ze gaf hem de kans te ontsnappen door de Duitser tegenover haar te omarmen. Van Drimmelen werd neergeschoten en zij opgepakt. Aan het eind van de oorlog kwam ze vrij. Ze studeerde geneeskunde en was gedurende haar leven jeugdarts.




Clariet Kok-van Alphen[bewerken | brontekst bewerken]

Clara Corryta van Alphen (6-4-1917 te Rotterdam – 6-11-1987 te Oegstgeest), ook bekend als Clarita of Clariet, was arts en lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Op 6 september 1945 trouwde zij met de apotheker Dirk C. Kok. Zij studeerde geneeskunde en promoveerde in 1951 bij de (Rijks)Universiteit van Leiden te Leiden op haar proefschrift “Bijdrage tot de Keratoplastiek”. Na de tweede wereldoorlog vestigde zij zich als oogarts te Leiden. In werd op 14 mei 1977 benoemd tot bijzondere lector –later hoogleraar- bij de Faculteit Geneeskunde te Leiden op het vakgebied Oogheelkunde met de leeropdracht Ziekte van de Cornea.

Clariet Kok-van Alphen heeft –evenals haar echtgenoot- tijdens de tweede wereldoorlog meegewerkt aan het verzet in Leiden en omstreken, ook al gebeurde dat in alle beslotenheid en bescheidenheid. Door dit werk werd zij lid van de Binnenlandse Strijdkrachten.

In Leiden, in de Dobbewijk-zuid, is de Clariet Kok-van Alphenstraat naar haar vernoemd.

Zij overleed op 70-jarige leeftijd en vond haar laatste rustplaats op de N.H. begraafplaats Hillegersberg aan de Kerkdreef te Rotterdam.

_________________________________________________

Mies Nolte[bewerken | brontekst bewerken]

Dr. Maria Elisabeth Nolte (3 juli 1899 te Amsterdam - 13 maart 1986), beter bekend als Mies Nolte, was docente, verzetsstrijdster tijdens de Tweede Wereldoorlog, Nederlands bestuurder en eerste vrouwelijke wethouder van de gemeente Bloemendaal.

Jeugd en studie[bewerken | brontekst bewerken]

Nolte’s ouders waren Josephus Gerardus Nolte (1852 – 1914) en Wilhelmina Maria van Haasbergen (1863 – 1940). Zij waren Rooms-katholiek en zij had twee zusters en twee broers. Zij begon haar loopbaan bij de Rooms-katholieke Kweekschool voor onderwijzers in Amsterdam. Na het behalen van haar onderwijsbevoegdheid, kwam zij meteen in dienst bij deze kweekschool en werd zij docent in het schoolvak geschiedenis en Duits. Daarnaast studeerde zij verder voor haar hoofdacte en later geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Ná haar doctoraal examen werd zij docente in het Middelbaar Onderwijs.

Werkzaamheden voor de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Mies Nolte was werkzaam op voornoemde Rooms Katholieke school als lerares Duits en kunstgeschiedenis.

Verzetswerk[bewerken | brontekst bewerken]

Samen met haar partner, Gezina van der Molen, was Nolte actief in het Nederlands verzet. Ze heeft veel Joodse kinderen gered van transport naar concentratiekampen door ze te smokkelen uit de kinderopvang tegenover de Hollandsche Schouwburg[2]. De kinderen werden veelal ondergebracht bij onderduikadressen in Friesland en Limburg (Nederlandse provincie).

Werkzaamheden na de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Na de oorlog behaalde Nolte haar PhD in geschiedenis en ging de lokale politiek in. Nolte was –sinds 1949 voor de KVP- lid van de Gemeenteraad te Bloemendaal en vanaf 1953 wethouder Onderwijs van die gemeente tot 1966. Elk jaar werd de Nationale dodenherdenking op 4 mei te Bloemendaal in die periode door haar ingeleid. Op 5-10-1951 promoveerde zij tot Doctor in de Letteren en Wijsbegeerte, cum laude, op het proefschrift “Georgius Cassander en zijn oecumenisch streven". Haar promotor was Prof. Dr.L.J. Rogier. In sept.1954 werd zij benoemd tot Rectrix van het meisjeslyceum Sancta Maria aan de Dreef in Haarlem tot juli 1964.

Levenspartner[bewerken | brontekst bewerken]

Mies Nolte was partner van de Gereformeerde Gezina van der Molen. Zij ontmoetten elkaar eind jaren twintig en gingen in 1930 samenwonen. Van der Molen werd in belangrijke mate beïnvloed door Nolte. Ze bleven tot aan de dood van Van der Molen in 1978 elkaar trouw. Nolte beschreef het archief van Van der Molen en droeg het over aan het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden).

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

Bevolkingsregister, Burgerlijke Stand Amsterdam, Bloemendaal, Noord-Hollands-Archief. Nieuwe Haarlemse Courant, 19-10-1951, pag.2; Haarlems Dagblad, 2 sept.1953, pag.7; Nieuwe Haarlemse Courant, 22-3-1958, pag.3; Nieuwe Haarlemse Courant, 5-7-1958, pag.3; Nieuwe Haarlemse Courant, 8-1-1960, pag.3; Haarlems Dagblad, 25-9-1961, pag.9; Nieuwe Haarlemse Courant, 2-7-1964, pag.3; Nieuwe Haarlemse Courant, 6-7-1964, pag.2; Haarlem’s Dagblad, 25-2-1966, pag.11; Haarlem’s Dagblad, 3-7-1974, pag.5

+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Jantina Christina Langerhorst (Amsterdam, 18 mei 19227 juni 1943 te Ravensbrück), beter bekend als Tini, was dienstmeisje en

  1. Inspectie SZW Arbocatalogus. Gearchiveerd op 21 april 2021.
  2. (15 februari 2022). Kindersmokkel Hollandsche Schouwburg. Wikipedia.

}} in de Tweede Wereldoorlog.

Zij was de dochter van Dirk Langerhorst (*15 april 1894 te Sloten) en Theresia Sophia Diels (*28 augustus 1896 te Amsterdam).

Zij gaf bepaalde personen - of bemiddelde daarbij voor - betrouwbare onderduikadressen. Uit het bevolkingsregister van Amsterdam blijkt dat zij zelfstandig een woning huurde, waar zij slechts enkele maanden woonde, hooguit 14 maanden. Op 14 juli 1941 kreeg zij haar persoonsbewijs nr. 309449.

Nadat een door haar geregelde onderduiker werd gearresteerd, werd zij - en de echtgenote van de onderduiker - ook gearresteerd op 11 november 1941 en op 18 september 1942 – met reisgenoot To Stolz - overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen.

Per 8 maart 1943 wordt zij van het bevolkingsregister van Amsterdam overgeschreven naar het Centraal Bevolkingsregister.

Vanuit Scheveningen werd zij overgeplaatst naar Ravensbrück waar zij op 21 jarige leeftijd op 7 juni 1943 overleden.

eerbetoon[bewerken | brontekst bewerken]

Rachel kreeg een blijvende herinnering met andere vrouwen uit het verzet in de vorm van een standbeeld in Heerhugowaard, waar ook een straat naar haar vernoemd is.

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Christina Maria Smoorenburg (Amsterdam, 24 december 1910Ravensbrück, 8 december 1944), was een verzetsstrijdster in de 2e wereldoorlog.

Zij was de dochter van Gerardus Henricus Antonius Smoorenburg (Amsterdam, 4 november 1881) en Anna Jacoba Zijbrands (Amsterdam, 25 januari 1876 – Amsterdam, 1 januari 1937). Op 5 december 1935 te Amsterdam trad zij in het huwelijk met Frans A. Bierenbroodspot. Op 11 augustus 1941 kreeg zij haar Persoonsbewijsnr.401221.

Zij nam deel aan het verzet, zo blijkt uit de administratie die tijdens de oorlog werd vastgelegd, ook al is het vooralsnog niet duidelijk in welke vorm zij dat deed. Het concentratiekamp Vught werd op 13 januari 1943 in gebruik werd genomen tot 16 september 1944. Zij werd daarom tussen 13 januari 1943 en 16 september 1944 gearresteerd en overgebracht naar Vught en vandaar op transport gezet naar Ravenbrück.

Op 8 december 1944 is Christina Maria Smoorenburg op 33-jarige leeftijd door ziekte en uitputting omgekomen in Ravensbrück (Duitsland, Brandenburg). Christina Maria kreeg een blijvende herinnering met andere vrouwen uit het verzet in de vorm van een standbeeld in Heerhugowaard, waar ook een straat naar haar vernoemd is.

+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++



Maria Clasina Zegwaart-de Korte (Haarlem, 29 juni 1889Ravensbrück, 15 januari 1945) was een verzetsstrijdster in de 2e wereldoorlog.

Maria Clasina de Korte was de dochter van Wilhelmus Gijsbertus de Korte en Catharina Helena Sikman. Zij woonde te Haarlem aan de Kalverstraat 8. Op 10 juni 1914 te Haarlem trad zij in het huwelijk met de timmerman Alissio Bacilico Petrus Johannes Zegwaart (Haarlem, rond 1892 – Haarlem, 23 april 1943), zoon van Petrus Johannes Zegwaart en Anna Wijnands. Zij nam zelfstandig -op een vooralsnog onbekend terrein- deel aan het verzet en werd daarom gearresteerd en op 12 augustus 1944 in de vrouwengevangenis te Vught gevangen gezet. Later werd zij overgeplaatst naar Ravensbrück waar zij op 9 september 1944 is aangekomen. Zij kreeg het kampnummer 67174 en is daar op 56 jarige leeftijd op 15 januari 1945 overleden.

Maria Clasina kreeg een blijvende herinnering met andere vrouwen uit het verzet in de vorm van een standbeeld in Heerhugowaard, waar ook een straat naar haar vernoemd is: M. Zegwaart-de Korte erf.


Bronnen: Oorlogsbronnen en Noord-Hollands Archief: lijst van vrouwen in verzet. Noord-Hollands Archief, archief 358.46, reg.nr.21914, Huwelijksaktenummer 273 en Bevolkingsregister Haarlem.

+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++


Jongeren twistend in Berlijn anno 1964


De twist is een partnerdans en sociale dans die is ontstaan in de jaren in het begin van de jaren 1960.

ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Hank Ballard bracht al in 1959 met zijn band Hank Ballard and the Midnighters een single uit die The Twist heette. Danskampioen Jan Daniëls volgde zijn voorbeeld en gaf in 1962 de lessingle uit, met op de achterzijde nadere dans-instructies voor de uitvoering van deze dans.

dansuitvoering[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de twist (van het Engels: draaien) wordt door het bovenlichaam een draaiende beweging gemaakt, waarbij de gebogen armen worden opgetild. Ondertussen maakt het onderlichaam een tegengestelde beweging. Men dient daarbij tegelijk de benen iets gebogen te houden (alsof men een beetje hurkt). Ieder danst individueel; de dansers raken elkaar niet aan.

Rage[bewerken | brontekst bewerken]

Toen Chubby Checker het nummer coverde en er ook een specifieke dans bij ontwikkelde, groeide de twist uit tot een rage. Verschillende zangers brachten hun eigen twistnummers uit, waaronder Checker zelf met Let's Twist Again, Sam Cooke met Twistin' the Night Away en The Isley Brothers met Twist and shout.


+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++


Hulp voor onbehuisden

In 1904 werd de vereniging Hulp voor onbehuisden opgericht. Voor die tijd richtte een groeiend aantal instellingen zich op de opvang van dak- en thuisloze mannen, vrouwen en kinderen, maar die waren dan in de regel uitgesproken christelijk, zoals het Leger des Heils.

moet wel iets langer, ga zo door. Item is nog steeds ROOD. Bron GAA is ook voldoende foto gebouw erbij

bronnen: Basisboek geschiedenis sociaal werk in Nederland door Maarten van der Linde, 2010, uitgave SWP te Amsterdam; Canon Maatschappelijke opvang


DGA beschrijven, zie ook visit Aalsmeer