Naar inhoud springen

Gebruiker:DennisPeeters/Werkpagina Testpagina/Werkpagina10

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Inleiding

Achtergrondinformatie[bewerken | brontekst bewerken]

Uitgangssituaties[bewerken | brontekst bewerken]

Italië[bewerken | brontekst bewerken]

De grote Duitse successen op het Europese vasteland in 1939 en 1940 gaven Mussolini het idee dat zijn troepen Hitlers veroveringen elders konden nadoen en in Afrika een nieuw Romeins Rijk konden vestigen. Sinds zijn machtsovername in 1922 was de facistische leider ervan blijven dromen van een imperium dat het klassieke Romeinse Rijk evenaarde.

Italië mistte echter de economische en militaire middelen om de dromen van Il Duce, zoals Mussolini ook wel werd genoemd, te verwezenlijken. Bovendien was de weerstand in Italië vrij groot. Met de bestaande koloniën, Libië, de Dodenkanesos, Eritrea en Italiaans Somaliland hadden de meer dan genoeg. Toch voegde Mussolini in 1936 daar Abessinië (Ethiopië) aan toe. Drie jaar later werd Albanië bij het Italiaanse rijk gevoegd. Zowel het Abessijnse en het Albanese leger waren niet in staat om zich tegen de Italiaanse legers te verzetten. De de snelle overwinningen sterkte Mussolini in zijn gedachte dat het Italiaanse leger kon wedijveren met die van de grootmachten.

Toen Frankrijk in juni bijna was verslagen, verklaarde Mussolini de oorlog aan Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. De Italiaanse leider deed dit in de hoop nog in de buit mee te kunnen delen, want na de nederlaag van Frankrijk en mogelijk ook het Verenigd Koninkrijk, zouden immers de koloniën van die grootmachten verdeeld worden. Om mee te delen in de buit, viel Mussolini op 11 juni 1940 Frankrijk aan. De Italiaanse veroveringen in Frankrijk stelde echter weinig voor. De geallieerden waren bang geweest dat Mussolini opdracht had gegeven om Malta te veroveren, waardoor de Britse scheepvaartroute in de Middellandse Zee in het geding kwam. Mussolini had echter zijn hoop gevestigd op een wapenstilstandsconferentie met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Hij hoopte daarbij zijn verlangens ten aanzien van de Britse en Franse gebieden rond de Middellandse Zee te kunnen verwezenlijken. Zover kwam het echter niet, want hoewel Frankrijk werd verslagen, kregen de asmogendheden het Verenigd Koninkrijk niet op de knieën. Al snel bleek Il Duce zijn veroveringsdrang niet te kunnen beheersen en liet hij zijn leger het door de Britten bezette Egypte aanvallen.

Militair[bewerken | brontekst bewerken]

Bevelstructuur

Maarschalk Pietro Badoglio was de chef van de generale staf van de strijdkrachten, maar zijn positie als hoogste Italiaanse militair werd ondermijnd door Mussolini, die de ministerpost van de drie strijdmachtonderdelen bezette. Daardoor had de facistische leider een bepalende stem over alle militaire plannen, wat ten koste ging van de efficiëntie, daar de drie onderdelen (landmacht, luchtmacht en marine) onafhankelijk van elkaar functioneerden. Badoglio moest eind 1940 vervangen door generaal Ugo Cavallero, die moest werken aan de communicatie en coördinatie tussen de verschillende militaire takken.

De Italiaanse troepen in Libië waren de verantwoordelijkheid van maarschalk Italo Balbo. Balbo kwam op 28 juni 1940 om het leven door eigen vuur en werd vervangen door maarschalk Rodolfo Graziani, de chefstaf van het leger. In Italiaans Somaliland en Abessinië was de hertog van Aosta de opperbevelhebber. Doordat de afstand tussen Italië en de kolonie groot was, had Mussolini hier minder invloed op de beslissingen van de militaire top.

Legersterkte

In 1940 telde het Italiaanse leger 73 divisies. In totaal waren dit 1,6 miljoen man. De bedoeling was dat het aantal divisies werd uitgebreid naar 126, maar dat is er nooit van gekomen. Niet wegens een gebrek aan manschappen, maar omdat er een gebrek aan materiaal was en men zo'n grote groep rekruten niet kon trainen. Van de 73 divisies was het overgrote deel een infanteriedivisie. Zeventien infanteriedivisies hadden een zekere mate van mobiliteit, vergelijkbaar met de standaard gemotoriseerde Britse infanteriedivisies. De pantsersterkte van Italië was zeer beperkt. Het leger omvatte slechts drie pantserdivisies en had daarnaast de beschikking over twee gemotoriseerde en drie lichte divisies, bewapend met lichte wapens en oude pantservoertuigen. De pantserzwakte zou de Italianen later in de woestijnvlakte zwaar hinderen in de strijd tegen de geallieerden. De Italianen hadden echter ook de beschikking over enkele goed getrainde divisies. De beste eenheden waren de zes Alpendivisies, die geoefend waren in de bergen en in Noord-Italië en de Balkan werden ingezet.

Naast het reguliere leger, waren er nog facistische milities, de zogenaamde zwarthemden, die georganiseerd waren in legioenen bestaande uit twee infanteriebataljons. Iedere infanteriedivisie van het leger werd met een zwarthemdenlegioen versterkt. Dit werd gedaan om zowel de sterkte van de divisie op te voeren alsmede om de facistische denkwijze in het leger te brengen. De zwarthemden kregen ook drie onafhankelijke divisies toebedeeld, die uitsluitend dienst deden in Libië en waren geformeerd naar een koloniale divisie van 8.000 man, terwijl een normale infanteriedivisie circa 13.500 manschappen telde.

De Italiaanse luchtmacht, de Regia Aeronautica, had in de jaren '20 en begin jaren '30 de reputatie opgebouwd als een innovatieve organisatie. Echter aan het begin van de oorlog was de luchtmacht flink in verval geraakt. Doordat de luchtmacht te weinig geld had gekregen om de sterkte op peil te houden, waren de meest vliegtuigen flink verouderd en in beperkte aantallen aanwezig. Met name de jagers, de CR-32 en de CR-42, konden niet opboksen tegen hun Britse tegenstander, de Hawker Hurricane.

De Italiaanse militaire aanwezigheid in Libië was voorafgaand aan de strijd bevonden zich 250.000 man, 1.800 kanonnen, 350 (lichte) tanks en circa 8.000 vrachtwagens. De luchtmacht was beperkt aanwezig, maar de 150 gevechtsvliegtuigen staken positief af bij de sterkte van de Britse luchtmacht, daar de RAF in die dagen de prioriteit had bij de slag om Engeland.

De Italiaanse troepen waren verdeeld over twee leger,. In Tripolitanië lag het 5e Leger onder leiding van generaal Italo Gariboldi. Het 5e Leger had de beschikking over zes infanteriedivisies en twee kleinere divisies zwarthemden. Het 10e Leger onder leiding van generaal Francesco Berti was gelegerd in Cyrenaica en bestond uit drie infanteriedivisies, een Libische divisie en een divisie zwarthemden. Daar kon vlak voor het begin van de aanval nog een tweede Libische divisie bijkomen. De reden dat het 5e Leger meer troepen tot haar beschikking had, kwam doordat de Italianen aanvankelijk Tunesië wilde aanvallen. Echter, nu de prioriteit was de gevestigd op Egypte, werden divisies van het 5e Leger spoedig overgebracht naar de regio van het 10e Leger, dat uiteindelijk uit tien divisies ging bestaan.

Verenigd Koninkrijk[bewerken | brontekst bewerken]

De Britse troepen in Egypte stonden onder leiding van de opperbevelhebber van het Midden-Oosten, generaal Archibald Wavell. Hij had nog geen honderdduizend man voor een gebied dat bestond uit Palestina, Jordanië, Soedan, Irak en Egypte. In dat laatste land waren circa 36.000 man gelegerd. Tegenover de Italiaanse troepen aan de Libische grens lagen twee onderbemande divisies, te weten de 4e Indiase divisie en de Britse 7e Pantserdivisie. Hoewel beide divisies te weinig man en materieel had, behoorden ze tot de best geoefende eenheden van het hele Britse leger.

Voorafgaand aan de Italiaanse inval voerde de Britse 7e Pantserdivisies, gelegerd aan de grens met Libië, diverse aanvallen in vijandelijk gebied. De Italianen kregen hierdoor de indruk dat de Britse strijdmacht sterker was dan werkelijk het geval was. Waar de bevelhebber van de Italianen, Rodolfo Graziani, tijdens zijn tijd in Italië nog aandrong om actie te ondernemen tegen de Britten, was hij bij zijn aankomst in Libië een stuk voorzichtiger. Mussolini beval echter dat er een aanval moest plaatsvinden en de datum daarvoor werd vastgesteld op 13 september. Terwijl de Italiaanse militaire top dus verdeeld was, nam het Britse oorlogskabinet enkele belangrijke besluiten. Het thuisland werd de hele zomer van 1940 bedreigd door een Duitse invasie en het leger had, zeker na de evacuatie uit Duinkerke, een nijpend tekort aan materieel. Maar ook de kabinetsleden waren zich ervan bewust dat als de Britten Egypte en de verbindingsweg met de andere koloniën wilde verdedigen, er dringend versterkingen nodig waren. Wavell had vooral tanks, artillerie en voertuigen nodig. Op 15 augustus besloot het oorlogskabinet om de troepen in Egypte te versterken met drie tankbataljons (154 tanks), 48 antitankkanonnen, 48 25-pondshouwitsers en veel infanteriewapens en munitie. Via Kaap de Goede Hoop werd het materieel aangeleverd en op 19 september kwam het aan bij het Suezkanaal in Egypte.

Duitsland[bewerken | brontekst bewerken]

Italiaans-Britse oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Italiaanse aanval[bewerken | brontekst bewerken]

Op 13 september 1940 trokken vier divisies en acht tankbataljons van het Italiaanse tiende leger bij Sollum de grens met Egypte over. De Britten waren ter plaatse sterk in de minderheid. Op het moment van de Italiaanse aanval waren in de regio drie infanteriebataljons, één tankbataljon, drie afdelingen artillerie en enkele squadrons panservoertuigen aanwezig.

De opmars van de Italiaanse troepen ondanks de numerieke overmacht langzaam, zowel door de zware omstandigheden - de temperatuur kon oplopen tot boven de vijftig graden en er staken geregeld zandstormen op - alsook door de slecht begaanbare wegen, veel antitankmijn en een behoudend commandante, te weten maarschalk Rudolfo Graziani. Ook wist de Britse artillerie de oprukkende troepen gevoelige verliezen toe te brengen. Doordat de Italianen ook naar het zuiden oprukten, waren de Britten bang dat ze van plan waren een tangbeweging uit te voeren om de Britse troepen in te sluiten. Hun vrees bleek ongegrond, daar Graziani geen risico's wilde nemen en langs de kust bleef optrekken. Na vier dagen waren de Italianen iets meer dan honderd kilometer opgerukt en hadden ze de stad Sidi Barrani bezet. Bij die stad liet Graziani de opmars stoppen. De aanval had de Italianen honderdtwintig doden en vierhonderdtien gewonden gekost, terwijl de terugtrekkende Britse 7e Pantserdivisie vijftig man verloor.

De bevelhebber van de Britten, Archibald Wavell, dacht dat de Italiaanse troepen naar Mersa Matruh zouden oprukken en hij had daar een verdedigingslinie gevormd. Graziani besloot echter voorlopig niet verder te gaan met de aanval en liet zijn mannen zich ingraven. Hij besloot dat eerst de aanleg van de Via Balbia, de hoofdweg door Libië, door te trekken naar Sidi Barrani, waar die dan aansloot op de Britse weg naar Alexandrië. De Italianen lieten veel voorraden en munitie overkomen naar Sidi Barrani en begonnen met de aanleg van een pijpleiding voor drinkwater.

Terwijl de Britten zich sedert begin oktober in Noord-Afrika bezig waren zich flink te versterken, bleven de Italianen in hun posities bij Sidi Barrani. Graziani liet door zijn behoedzame tactiek de mogelijkheid liggen om op te rukken naar Alexandrië, waar een belangrijke Britse marinebasis lag, en het Suezkanaal, dat een belangrijke doorgang was voor de verbinding met Brits-Indië. Hij dacht namelijk in september en oktober 1940 dat de Britten grote aantallen manschappen in Egypte hadden gestationeerd, maar dit was niet het geval. Graziani wilde wachten met de hervatting van zijn aanval tot hij drie gemotoriseerde bataljons met tanks en waterwagens erbij had gekregen. De maarschalk wist namelijk dat zijn leger niet voldoende was gemotoriseerd om grote stukken te overbruggen en indien het dat wel deed, er een risico bestond dat ze werden ingesloten na een Britse tegenaanval. Mussolini dreigde Graziani te ontslaan als deze niet zou oprukken naar Mersa Matruh, maar de maarschalk weigerde en bleef desondanks op zijn post.

Britse tegenaanval[bewerken | brontekst bewerken]

Wavells probleem was de vraag welke troepen hij voor de aanval kon gebruiken, want tijdens de planning eisten ontwikkelingen buiten Egypte eveneens zijn aandacht en trokken hulpmiddelen weg.

Italiaans offensief tegen Griekenland[bewerken | brontekst bewerken]

Op 28 oktober 1940 vielen Italiaanse troepen vanuit Albanië Griekenland binnen. Aanvankelijk verliep de opmars volgens plan en daarop besloot het Britse opperbevel dat Wavell de Grieken militair moest bijstaan. Op 10 november 1940 werd er een gevoelige nederlaag geleden door de Italianen. De divisie Julia werd door Griekse troepen teruggedreven en plots kwam het initiatief in geallieerde handen te liggen. Op 14 november lanceerden de Grieken een aanval, hetgeen tot gevolg had dat het Italiaanse opperbevel besloot de beloofde versterkingen voor Noord-Afrika nu over te brengen naar het Griekse front. Dit had tot gevolg dat de Italiaanse opmars in Noord-Afrika voor onbepaalde tijd werd uitgesteld.

Italiaanse schepen aangevallen[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Italiaanse invasie in Griekenland hadden de Britten een plan uitgewerkt om Italië een gevoelige slag toe te brengen. De Britten besloten een aanval uit te voeren op de grote Italiaanse slagschepen die in de haven van Tarente lagen. In de avond van 11 november 1940 stegen een aantal met torpedo's uitgeruste Swordfish-vliegtuigen op vanaf het vliegdekschip Illustrious. De piloten waren vooraf goed ingelicht en wisten de exacte locaties van ieder schip. Naast de aanval vanuit de lucht, werd ook vanaf zee de aangevallen. Een aantal Britse oorlogsschepen lag klaar om het vuur te openen. De Britse aanval kwam voor de Italianen zeer onverwachts. De slagschepen Cavour, Caio Duillo en Littorio werden geraakt. Nadat de Britse vliegtuigen hun torpedo's hadden afgeworpen, openden vier Britse kruisers het vuur. De Cavour werd tot zinken gebracht en de Caio Duillo en Littorio werden zwaar beschadigd en waren ongeveer zes maanden uit de strijd.

De Britse aanval was een groot succes, maar bracht grote gevolgen teweeg. Hitler, die zich tot dat moment niet met de oorlog in het Middellandse Zeegebied wilde bemoeien, zag gevaar in de Britse aanval. Hij besloot om vijfhonderd vliegtuigen naar Italië te sturen en op 10 januari 1941 werd het vliegdekschip Illustrious zwaar beschadigd en moest het voor reparatie terug naar Malta. Dit was de eerste bemoeienis van Duitsland met de oorlog in het gebied rond de Middellandse Zee.

Einde van Italiaans Afrika[bewerken | brontekst bewerken]

Duitse interventie[bewerken | brontekst bewerken]

Plannen[bewerken | brontekst bewerken]

Aankomst Duitse troepen in Tripoli[bewerken | brontekst bewerken]

Stabilisatie front[bewerken | brontekst bewerken]

Misleidingsacties[bewerken | brontekst bewerken]

Geallieerden[bewerken | brontekst bewerken]

  • Misleiding groter leger dan werkelijk; paarden met houten planken, neptanks en sporen van tanks namaken
  • Misleiden Alexandrie --> lichtjes in het water ernaast. Bij aanvliegende bommenwerpers havenlichten uit, lichtjes water aan.
  • Misleiden Suezkanaal --> Zoeklichten ombouwen tot een zoeklicht met 24 aparte lichtrichtingen; 14 km hoogte. Cockpit verblind.

Asmogendheden[bewerken | brontekst bewerken]