Naar inhoud springen

Gebruiker:Giorgio Michel/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Voor België, zie Architectenschool.

De Academies van Bouwkunst bieden masteropleidingen, opgezet als voortgezette of tweede fase opleiding in deeltijd van het hoger beroepsonderwijs tot architect, stedenbouwkundige, of landschapsarchitect. Zij leiden architecten, stedenbouwkundigen respectievelijk landschapsarchitecten op met een academisch denk- en werkniveau. Dat houdt in dat afgestudeerden in staat zullen zijn om zelfstandig de opgaven in het totaalpakket van de hedendaagse en toekomstige architectuur- en stedenbouwpraktijk te herkennen, te benoemen en te bewerken. Na hun studie mogen zij de titel Master of Architecture (MArch), Master of Urban Design (MUD) of Master of Landscape Architecture (MLA) voeren. Het diploma geeft bovendien recht op inschrijving in het Register (SBA) als architect, stedenbouwkundige dan wel als landschapsarchitect.

Waar in onderstaande tekst de term 'architect' of een afgeleide daarvan wordt gebruikt, kan ook 'stedenbouwkundige' en 'tuin- en landschapsarchitect' ingevuld worden.

Naam en geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

WHW en NVAO accreditaties[bewerken | brontekst bewerken]

WAT en Architectenregister[bewerken | brontekst bewerken]

EU Notificatie[bewerken | brontekst bewerken]

Concurrent onderwijs[bewerken | brontekst bewerken]

Archiprix NL en International[bewerken | brontekst bewerken]

Locaties[bewerken | brontekst bewerken]

[[:Bestand:140629 Zuiderkuipen 19 (Academie van Bouwkunst) Groningen NL.jpg|De Academie van Bouwkunst in Groningen (2014)]] In Nederland is in zes plaatsen een Academie van Bouwkunst te vinden:

Al deze onderwijsinstellingen leiden op tot architect, in Amsterdam, Rotterdam en Tilburg is ook de opleiding tot Stedenbouwkundige aanwezig. Daarnaast kent de Academie van Bouwkunst in Amsterdam nog de opleiding Landschapsarchitectuur.

Toelating[bewerken | brontekst bewerken]

Toelating tot de masteropleiding architectuur of stedenbouw aan de Academie is mogelijk op basis van een tweetal componenten: de formele toelatingseisen en de inhoudelijke toelatingseisen.

Formele toelatingseisen[bewerken | brontekst bewerken]

Vooropleidingen[bewerken | brontekst bewerken]

Formeel toelaatbaar tot de Academie zijn studenten met:

  • een eerste fase HBO-diploma (bachelor) van de studiedifferentiaties architectuur, stedenbouw, bouwtechniek en restauratie van de opleidingen Bouwkunde, Civiele Techniek of Ruimtelijke Ordening en Planologie van het Hoger Technisch Onderwijs (HTO)
  • een eerste fase HTO-diploma Bouwkunde, studiedifferentiatie volkshuisvesting, van de Fontyshogeschool.
  • een bachelor-diploma architectuur of stedenbouw van de Technische Universiteiten Delft of Eindhoven.

De complete lijst met vooropleidingen op basis waarvan toelating kan volgen wordt gepubliceerd door het Landelijk Overleg Bouwkunst Onderwijs (LOBO).

Voor buitenlandse studenten geldt dat hun vooropleiding ten minste gelijkwaardig dient te zijn aan bovengenoemde Nederlandse vooropleidingen. Bij de Nuffic te Den Haag zal dit worden nagegaan.

Inhoudelijke toelatingseisen[bewerken | brontekst bewerken]

De inhoudelijke toelatingseisen voor de masteropleidingen aan de Academie (de begintermen) sluiten aan op de inhoudelijke eindtermen van de vooropleidingen. De inhoudelijke toetsing vindt, bovenop de formele toelatingseisen, plaats door een individuele en selectieve toelatingsprocedure (het toelatingsgesprek).



Concurrency-onderwijs[bewerken | brontekst bewerken]

De Academies van Bouwkunst in Nederland hebben allen hetzelfde systeem aan onderwijs, het zogenaamde concurrency-onderwijs. Dit houdt in dat werken en leren samenop gaan en zowel het werk als de ateliers en colleges studiepunten opleveren. De helft van het totaal aantal studiepunten aan de opleiding wordt behaald door de praktijkervaring. Daarom worden er bepaalde eisen aan de werkplek van de studenten gesteld, zodat in elk geval de relevantie van de werkplek voldoende is om daadwerkelijk een wisselwerking tussen werk en studie plaats te laten hebben. Van studenten wordt verwacht dat zij werken op bijvoorbeeld een architectenbureau of stedenbouwkundig bureau (afhankelijk van de opleiding binnen de Academie van Bouwkunst).

Door middel van een praktijkcoördinator toetst de school de beroepssituatie van de studenten. Door deze begeleiding komen ook wensen vanuit de beroepspraktijk over het onderwijs naar voren en kunnen de Academies van Bouwkunst inspelen op de actuele stand van zaken in het uiteindelijke beroepsveld van de studenten.

Studenten dienen zelf voor hun werkplek zorg te dragen, waarbij de relevantie daarvan in relatie met de studie een kernpunt is bij het zoeken van een baan. In principe gaat een student namelijk een 'normale' werkplek vervullen, hij/zij is immers al afgestudeerd Ingenieur. Meestal is de gang van zaken dat een student bij een architectenbureau of stedenbouwkundig bureau start als tekenaar en zich vervolgens binnen het bedrijf opwerkt tot assistent-ontwerper en vervolgens ontwerper. Deze ontwikkeling dient ongeveer synchroon te lopen met de ontwikkeling van de studie (anders is de werkplek niet relevant genoeg en dient de student daaraan iets te veranderen).


Afstuderen[bewerken | brontekst bewerken]

Het vierde studiejaar aan de Academie van Bouwkunst wordt geheel in beslag genomen door het afstuderen. De student kiest zelf zijn/haar afstudeeronderwerp en ook de afstudeermentor wordt door de student gekozen. De formulering van het onderwerp is voor het afstuderen heel belangrijk en wordt in de voorbereiding getoetst op groeipotentie tijdens de verschillende fasen van het afstudeertraject.

Elk afstudeerproject wordt afgesloten met een openbare presentatie. Uit de afstudeerprojecten die in een jaar op een onderwijsinstelling aanwezig zijn wordt door de school een selectie gemaakt ter nominatie voor de Archiprix.

Diploma[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

[[Categorie:Bouwkundig onderwijs]]