Naar inhoud springen

Gebruiker:Je-brandsma/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Definitie[bewerken | brontekst bewerken]

Netwerkeconomie is een term voor 'de economische orde welke ontstaat door een verregaande virtualisering van economische uitwisselingen middels netwerken op grote of zelfs wereldschaal'.

Onderbouwing[bewerken | brontekst bewerken]

Dankzij nieuwe technologieën zijn de communicatiemiddelen de laatste jaren sterk verbeterd. Dankzij ICT en Internet verandert de economie wereldwijd. De vraag is echter of de economie nu fundamenteel of stapsgewijs verandert. Door de snelheid waarmee nieuwe vindingen en toepassingen worden geïntroduceerd is de neiging groot om te zeggen dat de economie fundamenteel verandert, maar de werkelijke dynamiek vindt nog steeds uitsluitend plaats op microniveau. De economie ontwikkelt zich daarmee gestaag tot een netwerkeconomie. De ontwikkeling tot een netwerkeconomie werd reeds in werking gesteld door de uitvinding van de telegrafie en de telefonie. Internet en daaraan verbonden netwerken bieden daarbij de mogelijkheid om telefonie, televisie en computer logisch te combineren tot een allesomvattend netwerk.

In het boek Information rules: A strategic guide to the networkeconomy van de economen Shapiro en Varian wordt duidelijk gesteld dat er geen sprake is van een nieuwe economie maar dat de regels binnen de netwerkeconomie wel anders zijn dan die in de traditionele economie. De kernbegrippen in de netwerkeconomie zijn informatie en communicatie. De informatie heeft economische waarde voor de gebruikers. De netwerkeconomie is een naar buiten gerichte economie, terwijl de traditionele economie meer naar binnen is gericht. In plaats van 'nieuwe economie' dekt daarmee de term 'netwerkeconomie' de lading beter. Een netwerkeconomie die zich continue ontwikkelt, met ruimte voor dynamiek en innovatie op microniveau. De economische wetmatigheden op macroniveau gelden nog steeds, maar sluiten de netwerkeconomie daarmee niet uit.

Netwerkeconomie is dus een adquate term om de opkomende economische orde in de informatiemaatschappij te benoemen. Dit vloeit voort uit een belangrijk kenmerk: producten en diensten worden gecreëerd en de waarde wordt toegevoegd door middel van sociale netwerken (zie sociaal netwerk) op grote of wereldwijde schaal. Dit is in scherp contrast met de industriële-tijdperk economieën, waarbij het eigendom van de fysieke of intellectuele eigendom voortvloeit uit de ontwikkeling van een enkele onderneming. Bedrijfsmodellen voor het vastleggen van eigendomsrechten voor ingebedde waarde in producten en diensten die door sociale netwerken worden verkend.

De netwerkeconomie kan vanuit een aantal perspectieven worden bezien: de overgang van de industriële economie, digitale-en-informatie-infrastructuur, wereldwijde schaal, de waarde-netwerken, en de intellectuele eigendomsrechten.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

Vanuit het oogpunt van verandering geven Malone en Laubacher (1998) aan dat de informatie-revolutie de aard van de bedrijfsactiviteiten heeft veranderd. Omdat de informatie direct en goedkoop kan worden gedeeld op een wereldwijde schaal, is de waarde van gecentraliseerde besluitvorming en dure bureaucratie sterk afgenomen. Brand (1999) wijst erop dat de handel wordt versneld door de digitale revolutie en het netwerk, en dat het de rol van de handel is om beide te benutten en deze schokken te absorberen. De inspanningen moeten zich daarbij deels toespitsen op de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur, terwijl andere activiteit het bestuur en de veranderende cultuur dient te benadrukken. Rifkin (2000) merkt op dat onroerend goed een zakelijke belasting is op het gebied van netwerk-gebaseerde markten.

Vanuit het perspectief van infrastructuur, vergelijkt Tapscott (1996) informatienetten van de nieuwe economie met snelwegen en het elektriciteitsnet van de industriële economie. Hij stelt dat geen enkel land kan slagen zonder de 'state-of-the-art' elektronische infrastructuur. Schwartz (1999) schrijft dat in de toekomst, grote bedrijven het beheer van hun inkoop, facturering, het uitwisselen van documenten, en logistiek zullen doen via het wereldwijde netwerk dat in verbinding staat met een miljard computerapparatuur.

Tapscott (1996) geeft aan, dat bedrijven op wereldwijde schaal 24-uurs service kunnen bieden als klantverzoeken worden overgedragen van de ene tijdzone naar de andere zonder dat de klanten merken dat het werk aan de andere kant van de wereld wordt gedaan. Boyett en Boyett (2001) wijzen erop dat, hoe groter het netwerk, hoe groter de waarde en de wenselijkheid ervan zijn. In een genetwerkte economie, leidt succes tot meer succes.

Kelley (1998) stelt dat in een netwerkeconomie de waarde wordt gecreëerd en gedeeld door alle leden van een netwerk in plaats van door individuele bedrijven en dat schaalvoordelen voortvloeien uit de omvang van het netwerk in plaats van die van de onderneming. Tegelijkertijd, omdat de waarde uit connectiviteit voortkomt, wijzen Boyett en Boyett (2001) erop dat een open systeem is te prefereren boven een gesloten systeem, omdat daarbij logischerwijze meer aansluitingen zijn. Zij geven tevens aan dat zulke netwerken de grenzen tussen een bedrijf en zijn omgeving doen vervagen.

Negatief gevolg[bewerken | brontekst bewerken]

Een netwerkeconomie veroorzaakt belangrijke problemen met betrekking tot intellectueel eigendom. Shapiro en Varian (1999) leggen uit dat, als een eerste kopie van de informatie is gemaakt, de productie van extra kopieën vrijwel niets kost. Rifkin (2000) stelt dat, als de markten ruimte maken voor netwerken, het eigendom wordt vervangen door het omgangsrecht omdat eigendom steeds marginaler wordt naar zakelijk succes en economische vooruitgang.

[[Categorie:Economie]]