Naar inhoud springen

Gebruiker:Lara.delacourt/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Thema's en motieven[bewerken | brontekst bewerken]

Traditioneel analyseren specialisten de novelle aan de hand van drie binaire opposities: zwart-wit, heilige-hoer en burgerman-gevoelsidealist. De eerste tegenstelling heeft betrekking op de spanning tussen westerse en oosterse culturen. In het begin van het verhaal merkt de lezer dat Laarmans er nogal ongelukkig bij loopt; hij voelt zich niet meer op zijn plek in de maatschappij. De ontmoeting met de drie Afghaanse scheepslieden lijkt het begin te vormen van een meer definitieve breuk met zijn huidige leven.[1] Doorheen het verhaal wordt de groep geconfronteerd met racisme en xenofobie tegenover Ali en zijn vrienden.[2] Een markant voorbeeld is de scène in het politiestation, waar een agent Ali aanspreekt met "bloody nigger" en "sit down, zwarte piet".[3] Wanneer blijkt dat Laarmans hem begeleidt, zorgt dit voor een veel positievere reactie bij de andere aanwezige agent. Dit patroon komt meermaals voor in het boek, waarbij de blanke man fungeert als een soort schild.[2] Hoewel de West-Europese protagonist in het begin wordt geponeerd als een alwetende figuur, verdwijnt de ongelijkheid tussen de twee culturen steeds meer doorheen het verhaal. Er groeit een wederzijds respect en de culminatie van de ontmoeting tussen het Christendom en de Islam vindt plaats in het laatste hoofdstuk. De finale conversatie in het Carlton hotel mondt uit op de vraag waar de mens zijn geluk zou moeten beleven: in de materiële wereld of pas in het hiernamaals. Een duidelijk antwoord krijgt de lezer nooit. [4]

Doorheen het verhaal krijgen we wel verschillende opties aangeboden via de zoektocht naar Maria van Dam. In Het dwaallicht gebruikt Elsschot de vrouw om dit streven naar het Ideale te thematiseren.[1] Men kan haar zien als een symbool voor het “Ewigweibliche”, wat zoveel betekent als "het eeuwige vrouwelijke".[5] De auteur toont verder aan dat de zoektocht naar het Ideale onlosmakelijk verbonden is met onbevredigde menselijke verlangens. De lezer merkt op hoe de visie van Laarmans lijnrecht lijkt te staan tegenover die van de Ali en zijn vrienden. Die laatsten ervaren seksualiteit als iets verheven, terwijl Laarmans duidelijk een meer lichamelijke vorm voor ogen heeft.[6] Desondanks zorgt de confrontatie met de schippers ervoor dat Frans zich bewust wordt van zijn materialistisch denken. Wanneer hij de kans krijgt om Maria te gaan opzoeken in de Ridderstraat, kiest hij er uiteindelijk - net zoals de Afghanen - voor om het Ideale in stand te houden.[7] "Want hier is het, mijn hele wezen is er zeker van. Kom, oude sater, het is genoeg. Laat haar in vrede genieten".[8] Elsschot gebruikte Maria van Dam dus ook als evasiemotief: de mannen kunnen door haar even ontsnappen aan de dagelijkse sleur van het leven. Maar Laarmans beseft dat escapisme onmogelijk is en de mens vastzit in een "kringloop van verlangen en mislukken"[7]. De kloof tussen droom en werkelijkheid blijkt onvermijdelijk: de situatie dwingt Frans Laarmans om toch gewoonweg terug te keren naar zijn huidige manier van leven.[6] Het hoofdpersonage wordt zo geconfronteerd met zijn verleden en toekomst, wat gepaard gaat met spijt. Dit gevoel zet zich voort in meerdere werken van Elsschot en kan gezien worden als een reactie tegen de berusting die het verhaal oproept.[9]

De spanning tussen overgave en verzet kan ook gevonden worden in de twee tegenstrijdige karakters van Laarmans. Aan de ene kant is hij een prototypische burgerman die luistert naar zijn verstand, want men moet nu eenmaal de sociale conventies volgen om te kunnen participeren in de maatschappij. Aan de andere kant kunnen we zijn alter ego typeren als een “gevoelsidealist”, die zich laat leiden door meer altruïstische impulsen en zo ingaat tegen de burgerlijke normen. Het meest courante voorbeeld is de innerlijke tweestrijd tussen zijn solidariteit met de Afghanen versus zijn egoïstische verlangen om Maria voor zichzelf te houden. Elke keuze van de ene Laarmans wordt later wel tegengewerkt door de andere. J. Weisgerber bevestigt dat dit patroon continu doorwerkt: “De tweeslachtigheid van de drijfveren wordt tot het einde volgehouden." [5] Uiteindelijk leidt zijn vluchtgedrag echter tot een ontgoocheling. De burgerlijke huisvader lijkt dus zijn gelijk te hebben behaald.[6] Het dubbelgangersmotief werkt Elsschot bovendien letterlijk uit in de tekst. Zo noemt de krantenjuffrouw Laarmans al jaren bij de verkeerde naam en uit zijn acties blijkt dat hij tijdelijk zijn andere persoonlijkheid (onder naam van Verbruggen) accepteert.[7] Naastenliefde maakt ten slotte een belangrijk deel uit van zijn karakter: voor zijn medemens is hij bereid "het pad der deugd" te verlaten.[6]

Lara.delacourt (overleg) 21 nov 2018 14:34 (CET)

Extraliteraire werkelijkheid[bewerken | brontekst bewerken]

Intertekstualiteit[bewerken | brontekst bewerken]

Bij het lezen van Het dwaallicht vallen de verwijzingen en parallellen met de Bijbel meteen op. Elsschot worstelde namelijk heel zijn leven met religie en in dit is zichtbaar. Tijdens het schrijfproces voegt hij vele van onderstaande religieuze verwijzingen toe aan de tekst om zo zijn band tegenover het Christendom op een laconieke manier te illustreren.[10]

Allereerst zijn er sporen te vinden van het klassieke kerstverhaal: de drie Afghanen nemen hier de rol op van de drie wijzen, terwijl Laarmans dienstdoet als gids. Zoals de ster de koningen de weg wees naar de heilige maagd Maria en haar zoon Jezus, zo leidt ook Laarmans hen naar de gelijknamige Maria van Dam.[11] Dit vrouwelijke personage is omgeven door religieuze verwijzingen met betrekking tot de Marialegende. Zo zou ze in de Kloosterstraat wonen en zou ze "ieder ogenblik verschijnen, want in Lourdes is het wonder óók gebeurd."[12][13] Hoewel ze haar uiteindelijk niet vinden, eindigt de tocht wel bij een andere Mariafiguur, namelijk de moeder met haar zuigeling in het Carlton hotel.[14] Het is dan ook aan haar dat ze de gekochte bos bloemen uiteindelijk offeren, waarbij een alledaags voorwerp plots een symbolische betekenis krijgt.[15] Daarnaast gebeurt dit proces ook bij de bodem van een sigarettendoosje dat Ali en zijn vrienden hebben gekregen van het naaistertje. Het kartonnetje wordt op dezelfde manier verheven en bijgevolg omschreven als “een talisman, een vaandel en een wapenschild”.[16]

Ten tweede vertoont de figuur van Frans Laarmans overeenkomsten met meerdere Bijbelse individuen. Zijn idealistische kant verbindt Elsschot met Jezus door middel van woorden zoals "kruistocht", "zegen" en de uitspraak "mijn christelijke plicht is volbracht".[17] De lezer kan Laarmans om te beginnen dus zien als een gidsende Jezusfiguur, die zijn volgelingen begeleidt bij hun missie. Wanneer zijn burgerlijk alter ego naar de voorgrond komt, is het echter evengoed mogelijk om hem te analyseren als een Judasfiguur[13]. Zo zien we tijdens de zoektocht dat hij continu wisselt tussen de rollen van helper en verrader. Uitspraken zoals "ik heb den indruk dat ze bereid zijn Maria als koek met mij te deelen" tonen aan dat Frans' innerlijke verlangens niet zo onschuldig zijn als hij zichzelf probeert voor te houden.[10] Die spanning kunnen we linken met het bekeringsmotief: hoewel het hoofdpersonage telkens tracht het goede pad te bewandelen, merkt de lezer dat mislukking telkens om de hoek ligt.[13]

Lara.delacourt (overleg) 21 nov 2018 14:34 (CET)

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

  • Alphen, E. van (1991) ‘Ideologie als dwaallicht en “Het dwaallicht” als ideologiekritiek’, in: Alphen, E. van en Meijer, M. (red.), De canon onder vuur, Amsterdam: Van Gennep, p. 180-194, geeft een onderbouwde tegenkritiek op de klassiek geponeerde binaire opposities in de thematiek van Het dwaallicht.
  1. a b Surmont, Jean. (1994). Willem Elsschot : tussen droom een daad. Tirion, Baarn, pp. 210-211. ISBN 9051213794.
  2. a b Rinckhout, Eric. (cop. 2006). Dwaalspoor : op zoek naar de waarheid achter Het dwaallicht van Willem Elsschot. Meulenhoff, Amsterdam, pp. 105. ISBN 9085420474.
  3. Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960., Bruijn, P.G. de (Peter Guido), 1965-, Ouariachi, Jamal, 1978- ([2018]). Het dwaallicht : roman. Polis, Kalmthout, pp. 47. ISBN 9789463102582.
  4. Vliet, H.T.M. (2001). 'There is a Tavern in the Town'. De tekstgeschiedenis van Het dwaallicht. De parelduiker 6: 89-103
  5. a b Weisgerber, J., Kets-Vree, A. (red.) (1982). Willem Elsschot: Het Dwaallicht (1946), in: Over Willem Elsschot. BZZTôH, pp. 257-263.
  6. a b c d Vermeulen, Erik, 1957-, Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960. (cop. 1986). Willem Elsschot, Het dwaallicht. Walva-Boek/Van Walraven, Apeldoorn, pp. 25-29. ISBN 906675057X.
  7. a b c Vervliet, Raymond (1977). Het dwaallicht achterna: theorie en model voor een synthetische interpretatie van het literaire werk. Story-Scientia, pp. 57-58.
  8. Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960., Bruijn, P.G. de (Peter Guido), 1965-, Ouariachi, Jamal, 1978- ([2018]). Het dwaallicht : roman. Polis, Kalmthout, pp. 86. ISBN 9789463102582.
  9. Villerius, J., Kets-Vree, A. (red) (1982). Elsschots Dwaallicht is een tocht naar Bethlehem, in: Over Willem Elsschot. BZZTôH, pp. 250-255.
  10. a b Rinckhout, Eric. (cop. 2006). Dwaalspoor : op zoek naar de waarheid achter Het dwaallicht van Willem Elsschot. Meulenhoff, Amsterdam, pp. 81-85. ISBN 9085420474.
  11. Vervliet, Raymond (1977). Het dwaallicht achterna: theorie en model voor een synthetische interpretatie van het literaire werk. Story-Scientia, pp. 57-58.
  12. Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960., Bruijn, P.G. de (Peter Guido), 1965-, Ouariachi, Jamal, 1978- ([2018]). Het dwaallicht : roman. Polis, Kalmthout, pp. 31. ISBN 9789463102582.
  13. a b c Vermeulen, Erik, 1957-, Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960. (cop. 1986). Willem Elsschot, Het dwaallicht. Walva-Boek/Van Walraven, Apeldoorn, pp. 25-29. ISBN 906675057X.
  14. Villerius, J., Kets-Vree, A. (red) (1982). Elsschots Dwaallicht is een tocht naar Bethlehem, in: Over Willem Elsschot. BZZTôH, pp. 250-255.
  15. Vliet, H.T.M. (2001). 'There is a Tavern in the Town'. De tekstgeschiedenis van Het dwaallicht. De parelduiker 6: 89-103
  16. Weisgerber, J., Kets-Vree, A. (red.) (1982). Willem Elsschot: Het Dwaallicht (1946), in: Over Willem Elsschot. BZZTôH, pp. 257-263.
  17. Elsschot, Willem, pseud. van Alfons De Ridder, 1882-1960., Bruijn, P.G. de (Peter Guido), 1965-, Ouariachi, Jamal, 1978- ([2018]). Het dwaallicht : roman. Polis, Kalmthout, 22, 27. ISBN 9789463102582.