Naar inhoud springen

Gebruiker:Larixwoud/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Mee bezig Mee bezig
Aan deze pagina of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Toelichting: ...
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.

Cornelia Brinkman (Delft, 21 november 1916Den Haag, 17 juni 1988) was een Nederlandse dichteres, schrijfster, recensente en vertaalster.

Jeugd[bewerken | brontekst bewerken]

Brinkman groeide op in Delft, als derde kind van orthodox-protestantse ouders. Zij had twee oudere zussen, drie jongere zussen en vier jongere broers. Zij was de enige van de zes dochters die naar het – openbare – gymnasium ging en vervolgens ging studeren. In haar eindexamenjaar deed zich een levensbepalende gebeurtenis voor: ze deed pogingen een klasgenoot tot het christendom te bekeren, maar verloor daarbij gaandeweg haar eigen geloof.

Studie en werk[bewerken | brontekst bewerken]

In 1939 slaagde Brinkman aan de universiteit van Leiden voor haar kandidaatsexamen Nederlands (o.a. bij hoogleraar/dichter prof. P.N. van Eyck). Hierna brak zij haar studie om financiële redenen af en vond ze een baan bij Uitgeverij A.W. Sijthoff. Ze beoordeelde er manuscripten, schreef recensies voor het maandblad Nederlandsche Bibliographie, verving enige tijd de redacteur van dit maandblad, en leverde bijdragen aan de Brinkman’s Cumulatieve Catalogus van Boeken (geen familie). Toen ze een jaar later salarisverhoging kreeg, verliet zij het ouderlijk huis in Delft om in Leiden op kamers te gaan wonen. In de oorlogsjaren leerde ze de dichter/scheepsarcheoloog Louis Th. Lehmann kennen, die korte tijd een collega van haar was bij Sijthoff en bovendien in hetzelfde huis op kamers woonde. Hij was het die haar op de hoogte bracht van het bestaan van het clandestiene literaire tijdschrift De Schone Zakdoek van Theo van Baaren en Gertrude Pape.

Debuut[bewerken | brontekst bewerken]

In 1944 debuteerde Brinkman in het voorlaatste dubbelnummer van dit tijdschrift met het surrealistische verhaal ‘Pim en Mien, roman in 1 hoofdstuk’, voorzien van eigen illustraties in de vorm van collages en tekeningen. Het zou het enige surrealistische verhaal zijn dat ze schreef; haar latere verhalen zijn autobiografisch van aard. In het laatste dubbelnummer van De Schone Zakdoek verschenen negen decalcomanieën (‘inktvlekken’ met onderschrift) van haar hand. Brinkman was een van de weinige vrouwen die aan het tijdschrift meewerkten.

Begin 1948 was Brinkman een van de eerste recensenten die een positieve beoordeling schreef van de in 1947 uitgekomen roman De Avonden van Gerard Reve (toen nog Simon van het Reve). Uitgeverij Sijthoff legde deze positieve recensie, samen met een negatieve recensie van de hand van Rico Bulthuis, voor aan Reve, met het verzoek erop te reageren. Beide recensies en de reactie van Reve werden gepubliceerd in de Nederlandsche Bibliographie (februari 1948). Reve noemt Brinkmans recensie ‘informatief’.

In april 1949 debuteerde Brinkman als dichteres in twee tijdschriften tegelijk, namelijk met ‘De kunstenaar’ in Ad Interim (maandblad voor letterkunde) en met ‘In memoriam F.L.B.’ in De Nieuwe Stem (maandblad voor cultuur en politiek). In oktober van dat jaar volgden nog drie gedichten in Ad Interim. Adriaan Roland Holst, met wie zij enkele jaren contact had, was zeer positief over haar gedichten: ‘Vooral “De Waterput” reken ik, zonder voorbehoud, onder het allerbeste van wat ik in lange tijd van onze nieuwe poëzie las’ (A. Roland Holst, brief aan Brinkman, 1-6-1949).

Op aanraden van Roland Holst verhuisde Brinkman eind 1949 naar De Pauwhof, een landhuis in Wassenaar dat destijds een toevluchtsoord was voor kunstenaars die zich daar ongestoord aan hun werk konden wijden. Op De Pauwhof bleef zij tot kort voor haar huwelijk wonen. Ze vertoefde er onder anderen tussen de schrijvers J.C. Bloem, Kees Buddingh’, P.N. van Eyck, Jan Greshoff, A. Marja en Ab Visser. Bovendien ontmoette zij daar de classicus Ton Verburg (oomzegger van P.N. van Eyck), met wie zij in 1953 in het huwelijk trad. Het echtpaar kreeg twee kinderen. Brinkman overleed in 1988 op 71-jarige leeftijd in haar woonplaats Den Haag.

Vertalingen[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf 1950 vertaalde Brinkman een tiental Engelse boeken, waaronder De werken van Hercules (The Labours of Hercules) van Agatha Christie en twee boeken van Daphne du Maurier, te weten de roman Rachel (My Cousin Rachel) en de verhalen­bundel Kus mij nog eens, vreemdeling (The Apple Tree). In de laatstgenoemde staat onder meer het verhaal ‘The birds’, dat de basis zou vormen voor de gelijknamige Hitchcock-film.

Laatste publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

Brinkman publiceerde in september 1960 in De Nieuwe Stem haar verslag van de lezing ‘Leven en Literatuur’ van Martinus Nijhoff, op basis van haar dagboekaantekeningen uit 1938. In februari 1961 volgde, ook in De Nieuwe Stem, haar autobiografische verhaal ‘De bekering’, waarin zij de levensbepalende gebeurtenis van rond haar eindexamentijd beschrijft. Hierna werd het stil rond Brinkman. In 1981 stelde Kees Buddingh’ een bloemlezing samen van De Schone Zakdoek, waarin hij ook Brinkmans verhaal ‘Pim en Mien’ opnam. In 2016, Brinkmans honderdste geboortejaar, publiceerde haar dochter de bundel De Waterput: gedichten en verhalen van Cornelia Brinkman met een selectie van zowel eerder gepubliceerde als niet eerder publiceerde gedichten en autobiografische verhalen. In de toekomst zal nog meer onbekend werk van Brinkman worden gepubliceerd.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Recensies/boekbesprekingen in Nederlandsche Bibliographie en De Bibliotheekhouder (1939-1950)
  • Verhaal (geïll.) en 9 decalcomanieën in De Schone Zakdoek (1944)
  • Gedichten in Ad Interim (4) en De Nieuwe Stem (1) (1949)
  • Verslag van de lezing 'Leven en literatuur' van Martinus Nijhoff, in De Nieuwe Stem (1960)
  • Autobiografisch verhaal 'De bekering', in De Nieuwe Stem (1961)
  • De Waterput: gedichten en verhalen van Cornelia Brinkman (2016).
Vertalingen[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]