Naar inhoud springen

Gebruiker:Liface/Lijst

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Dit is een zo volledig mogelijke lijst van alle Nederlandse werkwoorden waarvan de vormen in de onvoltooid verleden tijd en/of het voltooid deelwoord afwijken van de gebruikelijkste manier van vervoegen.

De gebruikelijkste, zwakke, vervoeging is:

Onvoltooid verleden tijd enkelvoud Onvoltooid verleden tijd meervoud Voltooid deelwoord
Stemhebbend stam + de stam + den ge + stam + d
Stemloos stam + te stam + ten ge + stam + t

Nederlandse werkwoorden waarvan de vervoeging van het bovenstaande paradigma afwijkt worden sterk of onregelmatig genoemd. Vaak betekent dit dat de klinker in de stam van het werkwoord verandert, maar bij sommige werkwoorden uit deze laatste categorie treden nog andere veranderingen op.

Het voltooid deelwoord kan gelijk zijn aan ge + infinitief (soms met een andere klinker) en eindigt dan op -en, maar het kan ook bestaan uit ge + iets anders + t. Deze laatste groep werkwoorden kan men daarom ook wel typeren als "onregelmatig zwak", omdat het in dit geval in feite om een zwakke vervoeging inclusief veranderingen in de stam gaat.

Dit moet niet worden verward met de echte onregelmatige werkwoorden: hebben, zijn, wezen, kunnen, zullen, mogen en willen, die ook in de tegenwoordige tijd onregelmatig zijn. Zie Vervoeging van onregelmatige Nederlandse werkwoorden.

Samengestelde werkwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

Van op geheel dezelfde manier vervoegde samengestelde werkwoorden wordt in deze lijst alleen het grondwoord (tweede deel) vermeld, tenzij de manier van vervoegen in de samenstelling afwijkt; afblijven, doorrijden enz. worden daarom niet apart vermeld, bekvechten en stofzuigen wel.

Werkwoorden met een voorvoegsel[bewerken | brontekst bewerken]

Hetzelfde geldt voor de samengestelde werkwoorden met een onbeklemtoond voorvoegsel. De meestvoorkomende Nederlandse voorvoegsels zijn: ge-, be, ver-, onder-, ont-

Opgemerkt moet worden dat het voorvoegsel ge- wegvalt als er een ander (onbeklemtoond) voorvoegsel is. Dit is bijvoorbeeld zo in de vormen verblijvenverbleven, maar niet in vormen van scheidbaar samengestelde werkwoorden als afblijvenafgebleven enz.

Meervoud[bewerken | brontekst bewerken]

Het meervoud van de verleden tijd wordt haast altijd gevormd door middel van het achtervoegsel -en, soms (bij onregelmatig zwakke werkwoorden) ook -den.

Staat er een enkele a in de verleden tijd, dan wordt de eindletter niet verdubbeld: kwam, kwamen. Een uitzondering daarop is: had, hadden.

Meerdere vormen[bewerken | brontekst bewerken]

Sommige werkwoorden hebben zowel een volledig zwakke als een volledig sterke of onregelmatige vervoeging, waarvan er meestal één later is ontstaan door analogie. Meestal is er sprake van een verschil in register, stijl en/of dialect, soms ook in betekenis.

De werkwoorden met ij in de infinitief hebben haast altijd dezelfde sterke verbuiging, zoals blijven, bleef, gebleven. Sommige werkwoorden met ei in de infinitief hebben die verbuiging ook, waarschijnlijk door analogie.

Lijst van sterke of onregelmatige werkwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

Zwakke regelmatige werkwoorden worden in deze lijst niet vermeld, tenzij er ook een sterke vervoeging is of het werkwoord ook in een andere betekenis bestaat. Wanneer een bepaalde vorm wel officieel erkend maar in het huidige Standaardnederlands vrijwel niet meer gangbaar is, is deze tussen haakjes gezet. Hetzelfde is gedaan voor (veelal zwakke) vormen die (nog) niet officieel erkend zijn, maar in de praktijk niettemin geregeld gebruikt worden.

Het meervoud van de zwakke regelmatige vorm wordt gevormd door een n toe te voegen. Het meervoud van de andere vormen is gelijk aan de gebruikelijke meervoudsvorming van een zelfstandig naamwoord (dus toevoeging van en), tenzij anders vermeld, maar als er een a in de verleden tijd staat, dan wordt de medeklinker daarachter niet verdubbeld (dus niet nammen maar namen).

  zwak   sterk   onr. zwak
infinitief o.v.t. volt. deelw. v.t. volt. deelw. o.v.t. volt. deelw. opmerking
bakken bakte gebakken
bannen bande gebannen
barsten barstte gebarsten
bederven bedierf bedorven** derven, "missen", is zwak
bedriegen bedroog bedrogen
beginnen begon begonnen* ook ontginnen
behangen behangde behangden
bergen borg geborgen
bersten berstte borst geborsten nevenvorm van barsten, verouderd
bevelen beval bevolen velen "verdragen" is zwak, maar wordt vrijwel alleen in onbepaalde wijs gebruikt. vervelen is ook zwak.
bezwijken bezweek bezweken*
bidden bad gebeden
bieden bood geboden
bijten beet gebeten
binden bond gebonden
blazen blies geblazen
blijken bleek gebleken*
blijven bleef gebleven*
blinken blonk geblonken
braden braadde gebraden
breien breide gebreid bree gebreeën de sterke vormen zijn informeel en vooral spreektaal, vermoedelijk ontstaan door analogie met werkwoorden waarin ij voorkomt.
breken brak gebroken*
brengen bracht gebracht
brouwen brouwde gebrouwen van bier enz.
brouwen brouwde gebrouwd in bet. "met keel-r spreken"
buigen boog gebogen
delven delfde dolf gedolven bedelven is alleen sterk
denken dacht gedacht
dingen dong gedongen
doen deed gedaan
dragen droeg gedragen
drijten dreet gedreten "zijn behoefte doen"
drijven dreef gedreven
dringen drong gedrongen
drinken dronk gedronken
druipen droop gedropen
duiken dook gedoken
dunken docht gedocht verouderd
durven durfde gedurfd dierf dorst dorst is enigszins verouderd, dierf is gewestelijk
dwingen dwong gedwongen
ervaren ervaarde ervoer ervaren zie ook varen
erven erfde geërfd georven een enkele keer komen als verleden tijd de gekunstelde vormen ierf en orf voor
eten at gegeten voltooid deelwoord in samenst. overeten zònder g
fluiten floot gefloten
gaan ging gegaan*
gelden gold gegolden
genezen genas genezen
genieten genoot genoten nieten, "met nietjes bevestigen" is zwak
geven gaf gegeven
gieten goot gegoten
glijden gleed gegleden
glimmen glom geglommen
graven groef gegraven
grijpen greep gegrepen
hangen hing gehangen
hebben had (mv. hadden) gehad
heffen hief geheven
helpen hielp geholpen
heten heette hiet geheten hiet is verouderd
hijsen hees gehesen
hoeven***** hoefde gehoefd gehoeven
houden hield gehouden
houwen hieuw gehouwen eveneens sterk in uithouwen, maar zwak in beeldhouwen
jagen**** jaagde gejaagd joeg jaagde alleen in bet. "de jacht beoefenen", joeg in alle bet.
kerven kerfde gekerfd korf gekorven
kiezen koos gekozen gekoren is verouderd behalve in uitverkiezen
uitverkiezen verkoos uit uitverkoren Zie ook vriezen en verliezen
kijken keek gekeken
kijven keef gekeven
klagen klaagde geklaagd kloeg kloeg vooral gewestelijk of in samenstellingen als zich beklagen
klieven kliefde gekliefd kloof gekloven de sterke vormen zijn vooral Zuid-Nederlands
klimmen klom geklommen
klinken klonk geklonken
kluiven (kluifde) (gekluifd) kloof gekloven
knijpen kneep geknepen
komen kwam gekomen* ook voorkómen, vóórkomen
kopen kocht gekocht
krijgen kreeg gekregen
krijsen krijste gekrijst krees gekresen
krijten kreet gekreten in betekenis: "schreeuwen"
krimpen kromp gekrompen
kruipen kroop gekropen
kunnen kon (mv. konden) gekund blijkens de d in konden en gekund is dit oorspronkelijk een zwak werkwoord, al doet de vorm kon anders vermoeden
kwijten kweet gekweten
lachen lachte (loech) gelachen loech is verouderd of gewestelijk
laden laadde geladen
laten liet gelaten
leggen legde gelegd lei (mv. leiden) lei is hoofdzakelijk spreektaal; blijkens de d in leiden, legden en gelegd is dit werkwoord zwak
lezen las gelezen
liegen loog gelogen
liggen lag gelegen
lijden leed geleden
lijken leek geleken
lopen liep gelopen*
luiken look geloken*
melken melkte gemelkt molk gemolken vooral in niet-letterlijke bet. zoals "langzaam en moeilijk uitvragen" zwak vervoegd
meten meette mat gemeten
miegen meeg gemegen "urineren"
mijden meed gemeden
moeten moest gemoeten** ontmoeten is zwak, maar hangt hier vermoedelijk niet mee samen
mogen mocht gemogen in literaire taal is het voltooid deelwoord ook gemoogd/gemocht)
nemen nam genomen
nijgen neeg genegen maar neigen is zwak
nijpen neep genepen
plegen placht geplacht in bet. "de gewoonte hebben"
plegen pleegde gepleegd in bet. "begaan"
pluizen ploos geplozen vooral in samenst. uitpluizen ofwel "navorsen"
pluizen pluisde gepluisd in bet. "pluisjes afgeven"
prijzen prees geprezen in bet. "loven"
prijzen prijsde geprijsd in bet. "van een prijsetiket voorzien"
raden raadde ried geraden vooral nog sterk in samenstellingen zoals aan-/afraden
raken raakte geraakt (rocht) (gerocht) in de standaardtaal uitsluitend regelmatig; blijkens de t in rocht, gerocht is dit werkwoord zwak
rieken riekte rook geroken nevenvorm van ruiken
rijden reed gereden
rijgen reeg geregen
rijten reet gereten
rijven reef gereven "harken"
rijzen rees gerezen*
rinnen ron geronnen
roepen riep geroepen
ruiken rook geroken nevenvorm van rieken
scheiden scheidde gescheiden
schelden schold gescholden
schenden schond geschonden
schenken schonk geschonken
scheppen schiep geschapen in bet. "creëren"
scheppen schepte geschept in bet. "putten, naar boven halen"
scheren schoor geschoren in bet. "ontharen"
scheren scheerde gescheerd in bet. "langsstrijken"
schieten schoot geschoten
schijnen scheen geschenen**
schijten scheet gescheten
schrijden schreed geschreden
schrijven schreef geschreven
schrikken schrikte schrok geschrokken in bet. "plotseling angstig worden"; de zwakke vorm is literair
schrikken schrikte geschrikt in bet. "laten/doen schrikken" of "plotseling doen afkoelen"
schuilen schuilde geschuild school gescholen
schuiven schoof geschoven
slaan sloeg geslagen
slapen sliep geslapen
slijpen sleep geslepen
slijten sleet gesleten
slinken slonk geslonken*
sluipen sloop geslopen
sluiten sloot gesloten
smelten smolt gesmolten
smijten smeet gesmeten
snijden sneed gesneden
snuiten snoot gesnoten
snuiven snoof gesnoven
spannen spande gespannen
spijten speet gespeten
spinnen spon gesponnen
splijten spleet gespleten
spreken sprak gesproken
springen sprong gesprongen*
spruiten sproot gesproten*
spugen
spuwen
spuugde
spuwde
gespuugd
gespuwd
spoog gespogen oorspronkelijk: spuwen, spoog, gespogen
spuiten spoot gespoten
staan stond gestaan
steken stak gestoken
stelen stal gestolen
sterven stierf gestorven*
stijgen steeg gestegen*
stijven steef gesteven* in bet. "met stijfsel behandelen"
stijven stijfde gestijfd andere bet. waaronder verstijven
stinken stonk gestonken
stoten stootte gestoten stiet stiet is enigszins archaïsch
strijden streed gestreden
strijken streek gestreken
stuiven stoof gestoven
tijgen toog getogen
treden trad getreden
treffen trof getroffen
trekken trok getrokken
uitscheien schee uit uitgescheeën* in bet. "ophouden"; vrijwel uitsluitend spreektaal, vermoedelijk ontstaan door analogie met werkwoorden waarin ij voorkomt.
"uitscheiden van een vloeistof" is zwak en wordt vervoegd met hebben
vallen viel gevallen*
vangen ving gevangen
varen (vaarde) voer gevaren de vorm vaarde wordt gebruikt naast voer in de betekenis "zich over water voortbewegen".
vechten vocht gevochten bekvechten is zwak
verdrieten verdroot verdroten
verdwijnen verdween verdwenen*
vergeten vergat vergeten** zie ook eten
verhelen verheelde verholen
verliezen verloor verloren**
verslinden verslond verslonden
verzwelgen verzwolg verzwolgen* echter zwelgen is ook zwak
vinden vond gevonden*
vlechten vlocht gevlochten
vlieden vlood gevloden "vluchten", verouderd
vliegen vloog gevlogen zwak in samenst. zweefvliegen
vlieten vloot gevloten "stromen", verouderd
vouwen***** vouwde gevouwen ontvouwen is geheel zwak
vragen**** (vraagde) gevraagd vroeg vraagde is alleen nog archaïsch of gewestelijk
vreten vrat gevreten
vriezen vroor gevroren
vrijen vrijde gevrijd vree gevreeën de sterke vormen zijn vooral spreektaal en waarschijnlijk ontstaan door analogie
waaien waaide gewaaid woei
wassen waste (wies) gewassen "schoonmaken" (voorheen met ch: wasschen, wiesch, gewasschen)
wassen wies gewassen* "groeien" (nooit met ch)
wassen waste gewast in bet. "met was bekleden" is uitsluitend zwak
wegen woog gewogen
werken werkte gewerkt (wrocht) (gewrocht) de onregelmatige vormen zijn verouderd of gewestelijk. Ze bestaan nog wel in het Zeeuws, maar in het huidige Standaardnederlands vrijwel alleen in de uitdrukking doorwrocht. In het Engels is work/wrought/wrought ook verouderd. Blijkens de t in wrocht, werkte, gewrocht en gewerkt is dit werkwoord van oudsher zwak.
werpen wierp geworpen
werven wierf geworven
weten wist geweten de t in de verleden tijd maakt geen deel uit van de stam, maar van de gedeeltelijk weggevallen uitgang -te(n); vgl. de Duitse vormen wissen - wusste(n)
weven weefde geweven
wezen was (mv. waren) geweest* gewezen was oorspronkelijk het volt. deelw.; thans nog slechts attributief gebruikt: "mijn gewezen echtgenoot". enz. De spelling geweest is vreemd, consequent zou geweesd zijn.
wijken week geweken*
wijten weet geweten
wijzen wees gewezen
willen wilde gewild wou (mv. wouden) onregelmatig; in de spreektaal is het meervoud ook wouwen; blijkens de d in wouden, wilden en gewild is dit werkwoord zwak
winden wond gewonden
winnen won gewonnen**
worden werd geworden*
wreken wreekte (wrak) gewroken wrak is verouderd maar komt nog een heel enkele keer voor
wrijven wreef gewreven
wringen wrong gewrongen
wuiven wuifde gewuifd woof gewoven
zeggen zegde gezegd zei (mv. zeiden) meestal onregelmatig, maar in samenstellingen als afzeggen regelmatig; blijkens de d in zeiden en gezegd een zwak werkwoord
zeiken zeikte gezeikt zeek gezeken vermoedelijk ontstaan door analogie met werkwoorden waarin ij voorkomt
zenden zond gezonden
zieden ziedde zood gezoden
zien zag gezien
zijgen zeeg gezegen*
zijn was (mv. waren) geweest zie ook wezen; deze twee synonieme werkwoorden zijn in de loop van de geschiedenis gemengd (zie ook suppletie)*
zingen zong gezongen
zinken zonk gezonken* de afleiding verzinken is sterk in betekenis "laten wegzakken", zwak in de niet daarmee verwante betekenis "galvaniseren"
zinnen zon gezonnen
zitten zat gezeten
zoeken zocht gezocht blijkens de t in zocht en gezocht is dit werkwoord zwak
zouten zoutte gezouten
zuigen zoog gezogen in samenst. stofzuigen meestal zwak
zuipen zoop gezopen
zullen zou (mv. zouden) -- de vorm gezuld staat in Van Dale met de annotatie 'weinig gebruikt'. In het Groene Boekje is deze vorm niet opgenomen. Hij komt dan ook vrijwel nooit voor, aangezien zullen alleen maar als hulpwerkwoord dienst kan doen. Blijkens de d in zouden is dit een zwak werkwoord.
zwellen zwol gezwollen
zwemmen zwom gezwommen
zweren zweerde gezweerd zwoor gezworen in bet. "etteren"
zweren zwoer gezworen in bet. "eed of trouw zweren"
zwerven zwierf gezworven
zweten***** zweette gezweet gezweten
zwijgen zweeg gezwegen
verzwinden verzwond verzwonden verouderd