Naar inhoud springen

Gebruiker:Patrick/bedrag ineens

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Pensioen in Nederland#Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen

De nog niet ingegane

Wet van 14 januari 2021 tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de introductie van de mogelijkheid om een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen of op periodieke uitkeringen van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler op de ingangsdatum daarvan te laten afkopen, de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof (Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen) 35555 nr af


wijzigt de Pensioenwet

https://wetten.overheid.nl/BWBR0020809
https://wetten.overheid.nl/BWBR0020809/2023-01-01/0/informatie#tab-wijzigingenoverzicht

onder meer als volgt:

C

Na artikel 69 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 69a. Afkoop deel aanspraken op ouderdomspensioen
   1. Een pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer over te gaan tot afkoop van een deel van de waarde van diens aanspraken op ouderdomspensioen, indien:
       a. het maximaal 10% van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen betreft;
       b. de afkoop geschiedt op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen;
       c. ingeval de pensioenovereenkomst de mogelijkheid biedt om de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren als bedoeld in artikel 63, de deelnemer of gewezen deelnemer geen gebruik maakt van deze mogelijkheid;
       d. na de afkoop de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis gelijk is aan of meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 66, eerste lid, onderdeel a; en
       e. ingeval door de afkoop de hoogte van het partnerpensioen wordt verlaagd, de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer die begunstigde is voor het partnerpensioen toestemming heeft gegeven voor de afkoop.
   2. In afwijking van het eerste lid is een pensioenuitvoerder verplicht om na een verzoek van een deelnemer of gewezen deelnemer over te gaan tot afkoop van een deel van de waarde van diens recht op ouderdomspensioen in de maand februari volgend op het jaar waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt, met dien verstande dat afkoop op dat moment alleen mogelijk is als dat moment ligt na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Het eerste lid, onderdelen a, c, d en e, zijn van overeenkomstige toepassing. Indien afkoop geschiedt in de maand februari, bedoeld in dit artikellid, wordt het ouderdomspensioen tot het moment van de afkoop vastgesteld alsof geen gebruik wordt gemaakt van het recht op afkoop.
   3. Het verzoek om gebruik te maken van het recht op afkoop, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt voor de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
   4. De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
   5. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.
   6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Aanhangig is:

 36154 nr af - Wet herziening bedrag ineens
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36154-2.html
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36154-3.html

Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens)

1. Het tweede lid van artikel 69a komt te luiden:
   2. De uitbetaling in verband met de afkoop, bedoeld in het eerste lid, wordt op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer door de pensioenuitvoerder uitgesteld tot de maand januari volgend op het jaar waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt, met dien verstande dat dit verzoek voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is gedaan, en uitbetaling op dat uitgestelde moment alleen mogelijk is mits het geen nettopensioen betreft en de deelnemer of gewezen deelnemer in leven is op de eerste dag van die maand en als de ingangsdatum van het ouderdomspensioen:
       a. is gelegen in de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt; of
       b. gelijk is aan de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, wordt bereikt.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met achtste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
   3. Bij overlijden van de pensioengerechtigde na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar voor de eerste dag van de maand januari, bedoeld in het tweede lid, keert de pensioenuitvoerder eenmalig een bedrag uit ten gunste van de nalatenschap van de pensioengerechtigde, indien de pensioengerechtigde overeenkomstig het tweede lid heeft verzocht om uitstel van de betaling.
   4. Het in het derde lid bedoelde bedrag is gelijk aan het verschil tussen de som van de termijnen van het ouderdomspensioen dat zou worden uitgekeerd wanneer geen verzoek tot afkoop was gedaan en de som van de feitelijk uitgekeerde termijnen van het ouderdomspensioen, berekend over de periode vanaf de pensioeningangsdatum tot de overlijdensdatum of de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvindt.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het eerste en tweede lid» vervangen door «bedoeld in het eerste lid».


Geconsolideerde wijziging C van de Pensioenwet[bewerken | brontekst bewerken]

Na artikel 69 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 69a. Afkoop deel aanspraken op ouderdomspensioen
   1. Een pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer over te gaan tot afkoop van een deel van de waarde van diens aanspraken op ouderdomspensioen, indien:
       a. het maximaal 10% van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen betreft;
       b. de afkoop geschiedt op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen;
       c. ingeval de pensioenovereenkomst de mogelijkheid biedt om de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren als bedoeld in artikel 63, de deelnemer of gewezen deelnemer geen gebruik maakt van deze mogelijkheid;
       d. na de afkoop de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis gelijk is aan of meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 66, eerste lid, onderdeel a; en
       e. ingeval door de afkoop de hoogte van het partnerpensioen wordt verlaagd, de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer die begunstigde is voor het partnerpensioen toestemming heeft gegeven voor de afkoop.
   2. De uitbetaling in verband met de afkoop, bedoeld in het eerste lid, wordt op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer door de pensioenuitvoerder uitgesteld tot de maand januari volgend op het jaar waarin de AOW-leeftijd is bereikt, met dien verstande dat dit verzoek voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is gedaan, en uitbetaling op dat uitgestelde moment alleen mogelijk is mits de deelnemer of gewezen deelnemer in leven is op de eerste dag van die maand en als de ingangsdatum van het ouderdomspensioen:
       a. is gelegen in de maand waarin de AOW-leeftijd is bereikt; of
       b. gelijk is aan de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de AOW-leeftijd.
   3. Bij overlijden van de pensioengerechtigde na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar voor de eerste dag van de maand januari, bedoeld in het tweede lid, keert de pensioenuitvoerder eenmalig een bedrag uit ten gunste van de nalatenschap van de pensioengerechtigde, indien de pensioengerechtigde overeenkomstig het tweede lid heeft verzocht om uitstel van de betaling.
   4. Het in het derde lid bedoelde bedrag is gelijk aan het verschil tussen de som van de termijnen van het ouderdomspensioen dat zou worden uitgekeerd wanneer geen verzoek tot afkoop was gedaan en de som van de feitelijk uitgekeerde termijnen van het ouderdomspensioen, berekend over de periode vanaf de pensioeningangsdatum tot de overlijdensdatum of de laatste dag van de maand waarin het overlijden plaatsvindt.
   5. Het verzoek om gebruik te maken van het recht op afkoop, bedoeld in het eerste lid, geschiedt voor de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
   6. De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
   7. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.
   8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
https://www.telegraaf.nl/financieel/274442302/uitstel-dreigt-voor-bedrag-ineens-bij-nieuwe-pensioenstelsel
https://www.accountancyvanmorgen.nl/2023/01/20/invoering-wet-herziening-bedrag-ineens-uitgesteld-tot-1-januari-2024