Keurmede
Keurmede (keur=keuze, me(i)de=geschenk) is een feodaal recht van de heer om uit een nalatenschap van keurmedigen, in Twente spreekt men van kamerlingen[noot 1], één stuk naar keuze te nemen. Ging het om een stuk vee dan sprak men van 'recht van het beste hoofd'. Ging het om een ander roerend goed dan sprak men van het 'beste kateil (catheyl)'.
Keurmedigen behoorden tot de horigen. Aangenomen wordt dat zij tot de arbeidsklasse behoorden. Bij overlijden bezaten ze weinig.[1] Zij waren, anders dan de gewone horige, vrij in hun huwelijkskeuze behalve met eigenhorigen. In Twente waren de meeste keurmedigen (kamerlingen) horig aan het hof Ootmarsum. Het Twentse hofrecht van 1546 bevatte een speciaal aanhangsel voor keurmedigen.[2]
Keurmedigen werden soms tegen uitruiling bevrijd tot dienstlieden. Zij waren verplicht voor wederwissel te zorgen. In 1438 bevrijdde de bisschop van Utrecht Aelt Janszoon en zijn zuster Stine uit de keurmedigheid om dienstlieden te worden van de hertog van Gelre. Zij werden uitgeruild tegen de Gelderse dienstlieden Dirck Simonszoon en zijn dochter Alijt die daardoor keurmedig werden aan de bisschop van Utrecht.[3]
Het recht van de (lands)heer om uit de nalatenschap van vreemdelingen een stuk naar zijn keuze op te eisen, het zogenaamde droit d'aubaine (fr), werd ook keurmede genoemd.
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- Fockema Andrea, S.J., Bijdragen tot de Nederlandsche rechtgeschiedenis, 3de bundel (1892)
- Maris, A.J. en Gelre: Vereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht, Arnhem (1934) De leen-, keurmedige en tynsgoederen van de Sint Salvator-Abdij te Prüm in Gelderland (Leenkamer van Klarenbeek), (Gouda Quint)
- Winter, J.M. van, Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen Gelre, (Arnhem, 1962)
- Noot
- ↑ Kamerling komt waarschijnlijk van camera, de ruimte in het huis van de hofheer waar de kamerling het stuk af moest geven.
- Referenties
- ↑ Martens van Sevenhoven, A.H., Wissel van horige lieden. in: Bijdragen en mededelingen Gelre, jrg. XXI (1918) p. 132
- ↑ Racer, J.W., Overysselsche gedenkstukken. 7 dl, (Leyden en Campen, 1781-1793) p. 265, 272 en 274
- ↑ Enklaar, D.TH., in Verslagen en mededelingen van de vereniging tot uitgaaf der bronnen van het Oud-vaderlansch Recht, p. 135 (1934)