Naar inhoud springen

Kurt Münchau

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kurt Münchau
Geboren 15 januari 1887
Krasne, Oost-Pruisen, Koninkrijk Pruisen, Duitse Keizerrijk
Overleden 27 mei 1938
Berlijn, Nazi-Duitsland
Religie Christelijk[1]
Land/zijde Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Vlag van Duitsland tijdens de Weimarrepubliek Weimarrepubliek
Vlag van nazi-Duitsland nazi-Duitsland
Onderdeel Pruisische leger
Deutsches Heer
Ordnungspolizei
Dienstjaren 1907 - 1934
1934 - 1937
Rang
Generalmajor der Schutzpolizei
Eenheid 4. Niederschlesische Infanterie-Regiment Nr 51
25 maart 1907 - 1912[2]
Bevel Orpo Hamburg
1 februari 1934 -
31 augustus 1934[3][4]
Landespolizei Hamburg[3]
1 september 1934 -
31 maart 1935[4]
Landespolizei-Inspektion Hansa
1 april 1935 -
31 maart 1936[4][3]
IdO/Oberpräsidenten d. Provinzen Brandenburg u. Grenzmark Posen-Westpreussen
1 september 1936 -
31 maart 1937[3][5]
Slagen/oorlogen Eerste Wereldoorlog
Onderscheidingen zie onderscheidingen
Ander werk Landrat Kreis Melsungen
december 1937 -
27 mei 1938[3][1]

Kurt Münchau (Krasne, 15 januari 1887 - Berlijn, 27 mei 1938) was een Duits officier en Generalmajor der Schutzpolizei tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Leven[bewerken | brontekst bewerken]

Op 15 januari 1887 werd Kurt Münchau geboren in Krasne wat in Oost-Pruisen lag. Na zijn schoolgang en studie, streefde hij een carrière als officier in het Pruisische leger na. Op 25 maart 1907 ging Münchau als Fahnenjunker (aspirant-officier) in dienst van het 4. Niederschlesische Infanterie-Regiment Nr 51 in Breslau. In 1908 volgde zijn bevordering tot Leutnant (tweede luitenant). Hij werd naar het Telegraphen-Bataillon Nr. 2 (vrije vertaling: 2e Telegraafbataljon) geplaatst, wat gestationeerd in Frankfort aan de Oder was. Münchau werd nog meerdere keren overgeplaatst.

Op 1 oktober 1921 volgde zijn plaatsing in het Reichswehrministerium (Rijksministerie van Defensie) en werd ingezet in de Fahrabteilung 3 (vrije vertaling: 3e motorvoertuigen afdeling). In het ministerie volgde nog een overplaatsing naar de Nachrichtenbetriebsabteilung. Tijdens Münchau zijn dienst in ministerie promoveerde hij in rechten en staatswetenschap aan de Maarten Luther-Universiteit.

Na zijn promotie volgde zijn plaatsing in de staf van de 1. (Preuß.) Nachrichten-Abteilung in Koningsbergen. Daar werd Münchau commandant van de 1e compagnie. Hierna volgde nog een overplaatsing naar het 5e Infanterieregiment.

Op 1 april 1931 volgde zijn benoeming tot commandant van het instructiebataljon in het 6e Infanterieregiment in Ratzeburg. Drie jaar later begin 1934 nam Münchau ontslag uit de Reichswehr. En werd in februari 1934 aangenomen in de Hamburgse staatsdienst (Ordnungspolizei). Daar volgde zijn benoeming tot chef van de Ordnungspolizei in Hamburg. Aansluitend was Münchau commandant van de Landespolizei (staatspolitie) van Hamburg.

Op 1 april 1935 volgde zijn benoeming tot commandant van de inspectie Hansa (Hamburg). Door een verordening van het Rijksministerie van Binnenlandse Zaken werd Münchau van 1 april 1936 met de voorlopige leiding over de Schutzpolizei van Berlijn belast. Tegelijk werd met ingang van 15 september 1936 belast met de waarneming van inspecteur in de Ordepolitie bij de eerste president van de provincie Brandenburg en Grensmark Posen-West-Pruisen.

Op 23 oktober 1936 deelde de Pruisische minister-president Göring het hoofd van de Ordnungspolizei Daluege mee dat hij met de Berlijnse hoofdcommissaris Helldorf in overleg ermee ingestemd had dat Münschau niet langer in de Schutzpolizei werd ingezet. En dat de Reichsführer-SS en hoofd van de Duitse politie werd gevraagd zijn ontslagverzoek in te dienen.[1]

Op 31 maart 1937 werd Münschau uit de Schutzpolizei gezet en moest met pensioen. Hij werd aansluitend onder huisarrest geplaatst en door de Gestapo bewaakt.

Hij verwierp de Rassenwetten van Neurenberg en was al jaren bevriend met Joden. Münschau gaf uiting aan zijn mening:

Niemals werde ich die Kirche verlassen und meinen Glauben verleugnen.[1]

Ik zal nooit de kerk verlaten en mijn geloof verloochenen.

Eind 1937 ging Münschau als plaatsvervangend Landrat in het bestuur van de Landraad Melsungen werken. Op 26 mei 1938 kreeg Münschau bezoek van twee Gestapo beambte. Die stelde hem een keuze:

Op 27 mei 1938 pleegde Münschau zelfdmoord.

Familie[bewerken | brontekst bewerken]

In 1929 trouwde Münchau met Käthe Münchau (geboortenaam Haack).[6] Münchau zijn eerste vrouw stierf tijdens bevalling van hun tweede zoon. In mijn tweede huwelijk, werden er nog eens een dochter en een zoon geboren. Zijn dochter werd spontaan Hitlers petekind.[4][6]

Carrière[bewerken | brontekst bewerken]

Münchau bekleedde verschillende rangen in zowel de Pruisische leger als Politie. De volgende tabel laat zien dat de bevorderingen niet synchroon liepen.

Datums Pruisische leger Reichswehr Politie
25 maart 1907[7][3] Fahnenjunker
(aspirant-officier)
8 mei[6] 1908[7][3]
(met Patent
van 17 september 1906[7])
Leutnant
28 november 1914[7][3] Oberleutnant
18 april 1916[7][3] Hauptmann
1922[7] RDA van
18 april 1916 verkregen
1 maart 1929[7][3][6] Major
1 augustus 1933[7][3][6] Oberstleutnant
31 januari 1934[7][3][6] Oberst
1 februari 1934[7][3] Polizeigeneral[6]
1 september 1934[7][3] General der Landespolizei
(later Generalmajor)
1 april 1936[7][3][6] Generalmajor der Schutzpolizei

Onderscheidingen[bewerken | brontekst bewerken]

Selectie:

Publicatie[bewerken | brontekst bewerken]

  • (de) Bedeutung der Kapitalskonzentration in der deutschen Baumwollindustrie, staatswissenschaftliche Dissertation Halle/Saale 1922
  • (de) Jugend und Glaube. 1938 (ongepubliceerd manuscript)

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]