Overleg:Parel

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Onderwerp toevoegen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Laatste reactie: 17 jaar geleden door PalaeoMal

"Na drie jaar wordt in de dan volwassen oester een parelmoerkorreltje ingebracht, waarna het nog twee tot drie duurt voordat te zien is of er een parel gevormd wordt. " Twee tot drie ??? dagen, maanden, jaren?

De informatie over het ontstaan van parels is onjuist. Elke tweekleppige en slakkensoort kan nl parels vormen (dus niet 'voornamelijk' oesters etc.). Elke soort uit deze twee groepen die met een dode of levende binnendringer te maken krijgt, zal proberen die te verwijderen. Lukt dat niet dan wordt de binnendringer in kalk ingekapseld. Het object wat dan ontstaat is een parel. Parels hebben dezelfde (kristal)structuur als de binnenkant van de schelp van de betreffende soort. Er zijn schelpdiersoorten met een 'parelmoer' binnenkant, Dit is aragonitische calciumcarbonaat met een speciale kristalstructuur die een irriserende terugkaatsing van het licht geeft. De meeste soorten hebben niet zo'n parelmoerlaag, althans niet zo'n opvallende, maar hebben een binnenkant met een wit (dof of glanzend) niet irriserend oppervlak. Hoe de parel er uit gaat zien, hangt dus af van deze binnenkant. Dit betekent dat de meeste parels een melkwitte kleur hebben en niet irriseren. Ze zijn meestal niet (perfect) rond en liggen niet los in het schelpdier maar zijn vaak vastgegroeid aan de schelp.
Of een parel door mensen interessant gevonden wordt (interessant in de betekenissen van esthetiek en economie), hangt dus af van het feit of het betreffende schelpdier vaak losse parels produceert, of zij een parelmoerglans hebben, de rondheid van de parel, de grootte, enz. Er zijn maar weinig schelpdiersoorten die dat leveren, en van die soorten zijn er weer weinig die zich industrieel 'laten gebruiken'.
Het feit dat parels 'verouderen' kan aan de parel zelf liggen (door welke soort schelpdier is de parel gemaakt en onder welke omstandigheden), maar ik denk dat het menselijke gebruik de hoofdoorzaak is. Parels bestaan uit gewone kalk en kalk lost op in zuur. Zuren die in het zweet van mensen aanwezig zijn zullen mogelijk de hoofdboosdoener zijn.
De voorbeelden die op de pagina gegeven worden (vondsten in archaeologische context) illustreren al dat parels, mits niet gebruikt door mensen of anderszins in een zure omgeving bewaard, erg lang kunnen overleven. Dit zijn echter nog betrekkelijk jonge vondsten. Losse fossiele parels zijn uit mariene holocene afzettingen in de Nederlandse ondergrond bekend. Het gaat in deze gevallen bijna altijd om mosselparels (Oesters komen in afzettingen uit deze periode in onze ondergrond nl nauwelijks voor). Dit zijn dan vondsten van max. c. 5000 jaar oud. Oudere vondsten zijn gedaan in lagen uit het Eemien (ongeveer 115.000 jaar) , het Tiglien (ongeveer 1.9 miljoen jaar) en ook nog uit véél oudere perioden. Ze zijn eigenlijk bekend uit de hele periode dat er schelpdieren bestaan.
Ik voel me niet geroepen om deze opmerkingen in de tekst te plaatsen. Daarvoor zou de tekst gedeeltelijk moeten worden herschreven en daar heb ik geen tijd voor. Wie wel? --Tom Meijer 4 mrt 2007 12:22 (CET)Reageren