De middeleeuwen danken hun naam ("middel-eeuwen", tussentijd) aan het feit dat men deze periode tijdens de renaissance als een tussenperiode beschouwde. Met middeleeuwen wordt de periode tussen oudheid en nieuwe tijd aangeduid in de geschiedenis van Europa. Gewoonlijk laat men de middeleeuwen rond 300 na Christus beginnen. Ten aanzien van het einde van de middeleeuwen bestaat grotere consensus. De meeste historici laten de nieuwe tijd kort voor 1500 beginnen.
De middeleeuwse maatschappij en beschaving zijn ontstaan uit drie duidelijk te onderscheiden bronnen: de Grieks-Romeinse beschaving, het christelijk geloof, die op het grondgebied van het Romeinse Rijk ontstonden of verder ontwikkelden en Germaanse tradities, die door later het Rijk binnenvallende volkeren zijn meegebracht. Daarnaast hebben ook de Kelten invloed gehad op de middeleeuwse cultuur, maar het is vaak moeilijk deze aan te tonen. Deze invloeden kunnen zich op allerlei terreinen uiten: in landbouwmethoden, rechtsgewoonten of bijgeloof.
De middeleeuwen kunnen onderverdeeld worden in drie periodes, te weten de vroege, de hoge en de late middeleeuwen.
Met Vikingschip worden verschillende types van houtenschepen en boten aangeduid die door de Vikingen werden gebruikt gedurende de periode van circa 789 tot 1100 na Chr. Het Vikingschip speelde een cruciale rol in de maatschappij en economie van de Vikingen. Het werd gebruikt voor transport, handel, oorlogsmissies, plunderingen en ontdekkingsreizen. Ook in de kunst en cultuur van de Vikingen speelde het schip een belangrijke rol.
Een ridder (afgeleid van ruiter) was in de Middeleeuwen oorspronkelijk een bereden en bepantserde soldaat (ruiter) die de ridderslag ontvangen had. Dit gebeurde meestal door de koning. Allengs werd de naam echter geassocieerd met adel en sociale status, vermoedelijk omdat de kosten van de uitrusting voor het ridderschap het slechts voor de toenmalige elite mogelijk maakten een dergelijke status te verwerven.