Van Hees

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Voor personen met de achternaam Van Hees, zie ook Hees (doorverwijspagina).

Van Hees was een uit Wesel afkomstig geslacht waarvan twee leden in 1824 tot de Nederlandse adel gingen behoren en dat in 1830 uitstierf.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De stamreeks begint met Gerrit Cornelisz van Heß (1620-1700) die in 1646 poorter werd van Wesel. Zijn zoon Antonie van Hees (1655-1727) werd wijnkoper te Rotterdam. Twee van diens achterkleinzonen werden bij Koninklijk Besluit van 1 januari 1824 verheven in de Nederlandse adel. Met een van hen stierf het adellijke geslacht in 1830 uit.

Enkele telgen[bewerken | brontekst bewerken]

Antonie van Hees (1655-1727), wijnkoper te Rotterdam

  • Mr. Hendrik van Hees, heer van De Tempel, Berkel en Rodenrijs (1684-1754), schepen en vroedschap van Rotterdam president van de Hoge Raad van Holland en Zeeland, hoofdingeland van Delfland; trouwde in 1716 met Barbara Johanna van der Hoeven, vrouwe van De Tempel, Berkel en Rodenrijs (1695-1757), dochter van mr. Johan van der Hoeven, heer van De Tempel, Berkel en Rodenrijs, lid van de familie Van der Hoeven
    • Mr. Herman van Hees, heer in De Tempel, Berkel en Rodenrijs (1728-1786), raad in het Hof van Holland en Zeeland