Van Meeuwen (geslacht)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kasteel Vliek gezien over de oprijlaan
Kasteel Zwijnsbergen

Van Meeuwen is een Nederlands geslacht waarvan leden sinds 1834 tot de Nederlandse adel behoren.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De stamreeks begint met Jan Jansz van Meeuwen die voor 13 juni 1609 overleed. Diens zoon wordt vermeld vanaf 1605 en was koperslager en keteleboeter te Megen. Een zoon van de laatste was schepen van Oss, en nazaten zouden daar ook bestuursfuncties vervullen. Telgen werden zowel bestuurders op lokaal, provinciaal als landelijk niveau. Daarnaast vervulden velen rechterlijke functies, zowel bij arrondissementsrechtbanken, gerechtshoven als bij de Hoge Raad der Nederlanden, de meesten na gepromoveerd te zijn in de rechten. Daarnaast hadden twee telgen zitting in de (oude) Ridderschap van Noord-Brabant tot 1850 toen deze nog een staatsrechtelijke taak had, waarover jhr. drs. W.M. van Meeuwen (1934-2020) in 2002 een doctoraalscriptie deed verschijnen, zelf in dat jaar voorzitter van de moderne ridderschap van Noord-Brabant. Telgen trouwden met andere, meest rooms-katholieke, bestuurders en edellieden. Er waren vijf telgen die trouwden met een lid van het bankiers- en verzekeraarsgeslacht Van Lanschot: (1896, 1897, 1903, 1922 en 1946).

Bij Koninklijk Besluit van 23 juli 1834 werd mr. Petrus Andreas van Meeuwen (1772-1848) verheven in de Nederlandse adel. In 1999 leefden er nog dertien mannelijke afstammelingen, de laatste geboren in 1996; enkelen van hen zijn in de jaren daarna overleden, anderen geboren, een laatste, voor zover bekend, in 2017.

Enkele telgen[bewerken | brontekst bewerken]

Adellijke allianties[bewerken | brontekst bewerken]

Juridische proefschriften van telgen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Eduardus Van Meeuwen, Specimen inaugurale juridicum, exponens quæstiones varii argumenti, quod ... Leodi [Luik], 1823.
  • Pieter Maria Frans van Meeuwen, Academisch proefschrift over de wet van 13 aug. 1849 (Staatsbl. no. 39) regelende de toelating en uitzetting van vreemdelingen, en de algemeene voorwaarden op welke, ten aanzien van hunne uitlevering, verdragen met vreemde mogendheden kunnen gesloten worden. Leyden, 1859.
  • Lodewijk Andreas Joseph van Meeuwen, Beschouwingen over de Artikelen 562-564 B.W. Leiden, 1867.
  • Pieter Leon van Meeuwen, Het eigendomsrecht op niet bevaarbare noch vlotbare rivieren. Leiden, 1896.
  • Eduard Anton Eugène van Meeuwen, Het Domicilie naar het Burgerlijk Wetboek. Utrecht, 1902.
  • Pieter Godfried Maria van Meeuwen, Het Haagsche huwelijksverdrag. Leiden, 1924.