Eerst speelden de 12 ploegen in competitieverband. De klassering in de reguliere competitie bepaalde in welke nacompetitie de ploeg belandden.
De kampioenspoule was voor de ploegen die respectievelijk op plek één tot en met vier belandde. In de kampioenspoule speelden de ploegen een halve competitie, waarbij de punten uit de reguliere competitie niet werden meegenomen. De beste twee teams uit de kampioenspoule plaatsten zich voor de Best of Three-serie. Aan de hand van de Best of Three-serie werd bepaald die landskampioen van Nederland werd.
De ploegen die op plek vijf tot en met acht belandde in de middengroep. In de middengroep werd een halve competitie gespeeld, waarbij de punten uit de reguliere competitie niet werden meegenomen.
De vier laagst geklasseerde ploegen streden in de degradatiepoule voor handhaving in de eredivisie. In de degradatiepoule speelden de ploegen een hele competitie, waarbij de punten uit de reguliere competitie werden meegenomen. De twee laagst geklasseerde ploegen in de degradatiepoule degraderen naar de eerste divisie.
Rond de wedstrijden van de supercup-wedstrijden werd de uitslag bekend gemaakt van de door Handbal-Magazine georganiseerde verkiezingen. Journalisten en trainers konden kiezen wie zij de beste handballers en scheidsrechterskoppel vonden.