Gebruiker:AJW/Godinnen van het witte doek

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Rita Hayworth in Blood and Sand (1941)
Jane Russell in het magazine Yank, the Army Weekly 21-9-1945
Lana Turner in Mr. Imperium (1951)
Gina Lollobrigida rond 1960
Marylin Monroe in Gentlemen Prefer Blondes (1953)
Monroe in Gentlemen Prefer Blondes (1953)
Joan Collins en Sophia Loren in Londen, 2009. Collins was geen groot filmactrice, maar zij slaagde erin een vergelijkbare iconische sterrenstatus te bereiken louter door haar rol van Alexis Colby in de soapserie Dynasty (1981-1989).

Godinnen van het witte doek (Engels: Screen goddesses) is de staande uitdrukking geworden voor een bepaald type vrouwelijke filmsterren.[1] Het gaat hierbij om de werkelijk grote namen, van sterren die internationaal een massaal publiek weten aan te spreken. Vanaf de tijden van de stomme film hebben er zulke grote sterren bestaan. Vanaf de jaren 20 tot met 40 van de 20e eeuw zijn bijvoorbeeld te noemen Mary Pickford, Greta Garbo, Jean Harlow, Marlene Dietrich en Mae West. De laatste vier vertegenwoordigen de jaren 30, meer precies het tijdperk van 1927 tot 1940, dat bekend staat als 'de Gouden Periode' (The Golden Age) van het klassieke Hollywood. Tijdens en nog na de oorlogsjaren schitterden de sterren van Rita Hayworth, Betty Grable en Maureen O'Hara.

Hollywood glamour[bewerken | brontekst bewerken]

Al in het vroege Hollywood werden acteurs en actrices systematisch geglamouriseerd. Zo werden foto's gemaakt in vertrekken die speciaal geverfd waren om de huid van de ster mooier te laten uitkomen, en er werd veel aandacht besteed aan opmaak, haar en kleding. Sterren die op deze wijze zeer succesvol geiconiseerd werden waren onder meer: Marlene Dietrich, Joan Crawford, Grace Kelly, Hedy Lamarr en Marilyn Monroe.[2]

Het verschijnsel beperkte zich niet tot vrouwen. Een vergelijkbare methode van glamourising werd bijvoorbeeld toegepast op Sean Connery.

Blonde Bombshells[bewerken | brontekst bewerken]

Het fenomeen van de pin-up-girl kreeg een snelle populariteit in de oorlogsjaren, toen het Amerikaanse leger overzee verkeerde. Jane Russell was nog een Amerikaanse filmactrice en boezemkoningin met donkere lokken. In de jaren vijftig werd de eveneens donkerharige Bettie Page een uiterst populair fotomodel, geheel buiten de filmwereld om. De film was niettemin een rijker podium. Een speciale dimensie werd aan dit fenomeen toegevoegd in de jaren 50, toen de Amerikaanse filmproducenten met elkaar gingen wedijveren om de grootste publiektreksters aan zich te binden. Hollywood begon films op te nemen in Technicolor. Met name verleidelijke blondines lagen goed in de markt. Dat was al in de tijd van de zwart-wit films zo (Jean Harlow gold als “The Original Blonde Bombshell” door haar film Bombshell uit 1933), omdat blond op het doek mooier contrasteerde. Met Marilyn Monroe kreeg deze ontwikkeling een nieuwe impuls.

De titel van haar succesfilm uit 1953 (Gentlemen Prefer Blondes) droeg aan de beeldvorming bij. Van Monroe is ook bekend dat ze geen blonde medespeelsters op de set duldde. Andere blonde en veelal goedgevormde sterren waren Jayne Mansfield, Mamie Van Doren en Anita Ekberg. Meer gracieus en /of mysterieus acteerden blondines als Grace Kelly en Kim Novak. Groot-Brittannië probeerde aanvankelijk ook een eigen blonde seksbom te promoten, compleet met allitererende artiestennaam (Diana Dors), maar was daarmee over de oceaan althans toch minder succesvol.[3] De "50's blonde bombshell look" , belichaamd door "de drie 'M's'" (Mansfield, Mamie Van Doren en Monroe), bleef toch vooral een Amerikaans handelsmerk.

Allitererende namen[bewerken | brontekst bewerken]

Een bijkomend kenmerk van vele filmgodinnen is het gebruik van een allitererende artiestennaam, al dan niet ontleend aan de persoonlijke antecedenten van de desbetreffende ster. Met name medeklinkers leenden zich hiervoor goed. Een dergelijke name branching werd zowel in Europa (bij Greta Garbo) als in Amerika (bij Marilyn Monroe) toegepast, maar werd in Europa bijna een traditie met Brigitte Bardot, Claudia Cardinale en Diana Dors. Het fenomeen bleef overigens niet beperkt tot vrouwelijke sterren (vergelijk bijvoorbeeld Charlie Chaplin en Roy Rogers), en het kwam incidenteel ook voor bij vrouwelijke sterren die geen filmgodin genoemd konden worden (als Simone Signoret).[4]

Europa[bewerken | brontekst bewerken]

Uit Europa, met name Italië, kwamen donkergelokte en/of donkerogige schoonheden zoals Gina Lollobrigida, Sophia Loren en Claudia Cardinale.[5] Doorgaans waren zij eerst opgevallen bij schoonheidswedstrijden, om vervolgens voor de film ontdekt en door dat medium beroemd gemaakt te worden. De Franse Brigitte Bardot bracht het type van het blonde stoeipoesje in de spotlights en de donkere, blauwogige Engelse Elizabeth Taylor toonde dat ook minder stereotiepe actrices de status van superster konden verwerven. Anita Ekberg werd pas echt een wereldster toen ze in Fellini's La dolce vita (1960) het proto-type van de blonde filmgodin speelde. Een andere Italiaanse regisseur (Antonioni) maakte van Monica Vitti een vedette.
Brigitte Bardot werd reeds in 1970 verkozen om model te staan voor een befaamd nationaal symbool van Frankrijk, Marianne, symbool van de Franse Republiek, in de gedaante van de vrijheidsgodin. In 1985 viel een andere Franse filmgodin deze eer te beurt, en wel Catherine Deneuve.

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Een Nederlandse actrice, en de enige die althans een beetje in de buurt van deze status is gekomen, was Sylvia Kristel (Utrecht, 1952.[6] Internationale bekendheid kreeg zij in de jaren zeventig door haar rol in de erotische film Emmanuelle (gevolgd door Emmanuelle II, III, IV, V, VI en VII). Meer dan vijftig internationale speelfilms staan op haar naam.[7]

De Nederlandse Famke Janssen werd internationaal bekend door haar rollen in onder meer GoldenEye en X-Men: The Last Stand.[8] Ook de Nederlandse Carice van Houten (onder meer Black Book) is een actrice met een internationale carrière.[9][10] Zo zijn er meer Nederlandse actrices die buiten de landsgrenzen bekendheid kregen / krijgen. Te noemen zijn bijvoorbeeld nog Renée Soutendijk en Monique van der Ven uit de jaren 60 en 70, of bijvoorbeeld ook Thekla Reuten nog zeer recent. Zij zijn allen in meerdere of minder mate internationaal erkend of doorgebroken. Ook zij komen daarmee wellicht een beetje in de buurt van de status van filmgodin, maar dan toch nog slechts zeer gradueel, waardoor dit begrip al behoorlijk opgerekt zou moeten worden. Te bedenken is, dat het begrip 'filmgodin' vooral retrospectief is: het gaat vooral over een voorbije epoche. Het is vooral de geschiedenis die leert wie in ons collectieve geheugen blijft hangen. Een stroom van publicaties en andere blijkgevende grootheden houdt die herinnering verder in stand. Het is in de laatste decennia ook veel minder goed mogelijk om nog een super-sterrenstatus te bereiken als in de hoogtij-dagen van de filmindustrie, omdat de filmwereld en de rol van de film als medium sindsdien sterk zijn veranderd (zie onder).

Media-aandacht en marktwaarde[bewerken | brontekst bewerken]

Kenmerkend voor de status als superster was onder meer, dat deze film-diva's ook de nieuwsmedia beheersten, met name de internationale populaire geïllustreerde pers. Als zij deze publiciteit al niet zelf zochten, gaf hun onstuimige privé-leven daar vaak ook alle aanleiding toe. Dergelijke media-aandacht weerspiegelt en verhoogt tevens hun marktwaarde. De beste graadmeter van hun populariteit is dan weer de relatieve hoogte van de gages die deze sterren kunnen bedingen.

Top tien[bewerken | brontekst bewerken]

Het American Film Institute stelde in 1999 een ranglijst op van de vijftig grootste vrouwelijke sterren van de Amerikaanse film.[11] De top tien was:

  1. Katharine Hepburn
  2. Bette Davis
  3. Audrey Hepburn
  4. Ingrid Bergman
  5. Greta Garbo
  6. Marilyn Monroe
  7. Elizabeth Taylor
  8. Judy Garland
  9. Marlene Dietrich
  10. Joan Crawford

Hoewel de hier gemaakte selectie zeker representatief is voor de sterrenstatus die deze actrices in de gouden jaren van de filmindustrie genoten, berustte hun populariteit veelal maar zeer ten dele op hun zuivere acteerprestaties. Zou men de beste of belangrijkste actrices willen selecteren, dan kan de lijst er heel anders uit komen te zien. Het hangt dus van de gehanteerde maatstaven af welke selectie men maakt. Die kan ook gebaseerd zijn op een mix van factoren, zoals naamsbekendheid en populariteit bij het grote publiek en waardering van de critici en andere professionals.

Het einde van een tijdperk[bewerken | brontekst bewerken]

Penélope Cruz met haar regisseur Pedro Almodovar op het festival van Cannes 2006

Het fenomeen van de filmgodinnen ontstond in het tijdperk waarin de televisie nog niet bestond en de bioscoop het visuele massa-medium werd. Het tijdperk van de grote koninginnen van Hollywood lijkt met Elizabeth Taylor inmiddels afgesloten te zijn. Zij zijn veelal het object geworden van nostalgische herinnering, die soms—dit geldt met name Marilyn Monroe—gevoed wordt door schier eindeloze reeksen boekpublicaties. Daaronder zijn soms ook journalistiek of literair meer interessante publicaties, zoals in het Nederlands taalgebied door Ab van Ieperen[12] en Rinus Ferdinandusse.[13] Recensent Frank Jansen karakteriseert de sterren in deze bundel als volgt: ze hadden allen hun hoogtijdagen in de periode 1925-1965, ze waren allemaal van het blanke ras, waren vaak afkomstig uit een gebroken gezin, trouwden gemiddeld drie keer en zochten nogal eens troost of afleiding bij de fles. Sommigen van hen (zoals Ingrid Bergman, Liz Taylor en Bette Davis) wonnen een of meer Oscars, de overigen zijn vooral bekend vanwege hun fraaie uiterlijk en hun onstuimige privé-leven (Jayne Mansfield, Lana Turner, Rita Hayworth).[14]

Dat er heden ten dage toch nog wel eens actrices in de buurt van de internationale sterrenstatus lijken te komen, toont de carrière van Penélope Cruz, die opvallend vaak als 'filmdiva' wordt aangeduid. Dat ook het type van de blonde bombshell nog wel opgang kan maken toonde Pamela Anderson, die met haar boezem wereldfaam verwierf in de Amerikaanse serie Baywatch. Daarmee is zij uiteraard nog geenszins een klassieke diva.

Een late nagalm[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren 90 van de 20e eeuw deed de Texaanse Anna Nicole Smith nog een tamelijk vergeefse gooi naar de sterrenstatus van de vroegere Blonde bombshells. In haar gooi naar een bijpassende materiële erfenis[15] was zij evenmin geheel succesvol. Anna Nicole Smith overleed op 39-jarige leeftijd. Haar vroege dood en de oorzaak daarvan riepen sterk het tragisch einde van Marilyn Monroe in de herinnering. Smith overleed door een overdosis medicijnen (een combinatie van pijnstillers en antidepressiva), terwijl Monroe door een overdosis aan slaapmiddelen (barbituraten) was overleden. Over het leven van Smith werd al snel een film gemaakt (met Willa Ford in de hoofdrol), en in februari 2011 is een opera Anna Nicole (door Mark-Anthony Turnage) in première gegaan in het Londense Royal Opera House met de Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek in de hoofdrol.[16] Anders was het twijfelachtig geweest of deze glamour girl met haar zeer beperkte acteerkwaliteiten nog lang in de herinnering zou voortleven.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Daniel Cohen & Susan Chen: Screen Goddesses, 1984.
  • Jessica Hope Jordan: The Sex Goddess in American Film, 1930-1965: Jean Harlow, Mae West, Lana Turner, and Jayne Mansfield Cambria Press, 2009. ISBN 1604976632. Gedeeltelijk online beschikbaar
  • Tom Lisanti: Glamour Girls of Sixties Hollywood: Seventy-Five Profiles, 2007.
  • Stephanie Ann Smith: Household Words: Bloomers, Sucker, Bombshell, Scab, Nigger, Cyber University of Minnesota Press, 2006. ISBN 978-0-8166-4553-4. Gedeeltelijk online beschikbaar
  • Steve Sullivan: Bombshells: Glamour Girls of a Lifetime, 1998.

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

  • (de) Die Legende Marilyn Monroe
  • (de) Sexbombe (originele titel: Bombshell, film met Jean Harlow)

[[Categorie:Film]] [[Categorie:Sociologie]]